Wie van plan is naar Rusland te reizen wordt vanuit Europa uitgezwaaid met vage waarschuwingen (‘Wees voorzichtig!’) en grimmige constateringen (‘Je keert terug naar het Duitsland van de jaren dertig’).
Het was dus met een bezwaard gemoed dat ik mij aansloot bij de rij voor de gate in Istanbul met Moskou als bestemming. Sinds Rusland als antwoord op een Europees vliegverbod ook het eigen vliegruim sloot voor westerse vliegmaatschappijen is het alleen te bereiken met een tussenstop in een welwillend land. Een enkele reis vanuit Turkije kost je zo duizend euro, twee keer het loon van de gemiddelde arbeider in de Russische provincie. De mensen voor mij in de rij behoorden derhalve tot een minderheid: zij die toegang hadden tot een alternatief leven in het buitenland en daarmee ook tot een andere blik op de oorlog dan die die hun in eigen land werd voorgeschoteld. Vanuit dat privilege kozen zij ervoor om terug te gaan naar Rusland. Ondanks de sancties en Poetins mobilisatie; de rij bestond voor een derde uit mannen.
Als groep straalden ze een zekere zelfverzekerdheid uit; ze waren, zeg maar, chill. De gemanicuurde nagels en nepwimpers van het vrouwelijk contingent spraken de taal van zelfrespect. Terwijl beroepsmilitairen en tienduizenden gemobiliseerden, veelal geronseld in gehuchten en provinciesteden, kaarsrecht in militaire formatie staan of juist neergehurkt in de loopgraven van Donbas, keek dit deel van de Russische bevolking achterover geleund naar de laatste blockbusters uit Hollywood.
Buitenlandse journalisten die naar Rusland terugkeren worden stelselmatig bij aankomst verhoord door de FSB. Ze krijgen vragen als: ‘Wat vindt u van de speciale operatie en/of onze president?’ (Beproefde antwoorden zijn: ‘Ik ben voor de wereldvrede en/of het moet een moeilijke taak zijn om het grootste land op aarde te besturen.’) Mij vroeg de douanier enkel: ‘Met welk doeleinde bent u in Rusland?’ ‘Werk’, zei ik. Maar dat wist hij al.
De relaxte passagiers waren al lang weg, toen na een uur mijn koffer nog steeds niet op de bagageband lag. Het verhaal van mijn Deense collega flitste door mijn hoofd. Zij was bij de bagageband opgepakt en gedeporteerd met een inreisverbod op zak van tien jaar. Kort daarvoor had ze een reportage gemaakt vanuit Mykolaiv.
Mij kwam niemand halen. Het leven binnen Poetins citadel houdt een eindeloos geschommel in tussen grootheidswaanzin (‘Elke beweging van mij wordt in de gaten gehouden’) en een minderwaardigheidscomplex (‘Wie ben ik dat men zich om mij, een nul, zou bekommeren?’). Bij de servicebalie kreeg ik twee formulieren te ondertekenen en werd beloofd dat de ontbrekende koffer de volgende dag zou worden thuisbezorgd.
Een slimmer iemand dan ik zou hebben geweten dat er een derde formulier was. En dat ik vanwege deze misser de volgende dag weer naar het vliegveld zou moeten terugkeren om het alsnog te signeren, alsmede een geschreven verklaring over waarom dat de dag ervoor niet was gebeurd. ‘Zeg maar dat je het vergeten was’, zal een jonge douanebeambte genereus dicteren.
Hoelang ik buiten Rusland ben geweest, vraagt de knappe winkelbediende, want mijn oude Russische simkaart geeft geen gehoor. Ik zeg sinds begin maart. Te lang in ieder geval, want na een aantal maanden wordt een nummer afgesloten en weer beschikbaar gesteld voor de verkoop. Of ik het dan kon terugkopen? Nee, want het nummer was nog niet in roulatie. Mijn telefoonnummer zweefde in limbo, net zoals Rusland zelf. Een weg terug is er niet. De weg voorwaarts is gehuld in mist. En in de tussentijd is men afgesloten van de buitenwereld.
Op weg naar huis, vertelt de taxichauffeur, een zakenman, mij uitgebreid over zijn app waarmee gebruikers binnen twee kliks een woning kunnen aanschaffen. Dat de woningmarkt is ingestort, de vooruitgang aan een zijden draadje hangt, en om wille van wat eigenlijk, zit hem niet dwars. ‘De huidige aanpak van onze leiding is misschien niet ideaal. Maar elke app-ontwikkelaar weet dat bij een lancering het niet meer dan normaal is dat er fouten insluipen. Daarom werk je ook met bèta-versies, dat is dit ook.’
Hij zet mij af bij mijn appartement waar tot voor kort een jong gezin woonde totdat werd bepaald dat Rusland, meer dan vaders, soldaten behoeft. De kindertekeningen hangen nog aan de muur. Maar het is er heerlijk warm, warmer dan ik het de afgelopen negen maanden heb gehad.
In Oekraïne is het een ijzige winter, in Europa wordt de thermostaat naar beneden gedraaid, maar ook in de bèta-versie van Rusland staat de centrale verwarming altijd aan.