Twee jaar geleden, toen ik hier net was, verbaasde ik me erover dat een kennis met wie ik op een terras zat, een Marokkaanse van in de dertig, niet op dat terras wilde roken, want dat was buiten en iedereen kon het dan zien, en de mensen zouden haar als een hoer beschouwen. Ik heb inmiddels geleerd dat de publieke opinie hier iets is om rekening mee te houden. Sommigen vinden nu dat het de spuigaten uit begint te lopen. Een honderdtal intellectuelen, kunstenaars, journalisten, universitair docenten, regisseurs en muzikanten plaatste vorige week in verschillende kranten een oproep ‘ter verdediging van de individuele vrijheid’. Wie weigert zich te onderwerpen aan een steeds geborneerdere publieke moraal, stellen zij, loopt een steeds groter risico bedreigd of gemolesteerd te worden. Met de oproep hoopt men, kort gezegd, het tij te keren.

Of dat met een dergelijk appèl ook lukt, is een tweede, maar de bezorgdheid lijkt me terecht. Marokko begint enge trekjes te vertonen. Voorbeelden te over. Ik heb er hier al een paar genoemd. De ‘homojacht’ te Ksar el Kbir is het recentste voorbeeld. Het verontrustende van deze hele affaire is niet de verontwaardiging van de meute over het ‘homohuwelijk’ dat daar zou hebben plaatsgevonden, maar het aanwenden van dat zogenaamde schandaal door islamisten, imams en populistische kranten ten eigen bate. Het resultaat is dat de personen in kwestie, die – in de privé-sfeer – een betrekkelijk los feestje vierden, bijna werden gelyncht en inmiddels achter de tralies zitten, terwijl degenen die hun huizen hebben vernield en geplunderd, en die aanvankelijk werden gearresteerd, zijn vrijgelaten. Het verontrustende is ook dat de staat – de rechtspraak – achter de verontwaardiging van de meute aanhobbelt en de van homoseksualiteit beschuldigde feestvierders zonder een spoor van bewijs heeft opgesloten.

Het is altijd de islam waarop een beroep wordt gedaan, wat misschien niet verwonderlijk is in een land waar de meerderheid zichzelf eerst als moslim ziet en pas daarna als Marokkaan. Telkens weer is het de islam die kennelijk geweld aan wordt gedaan, of anders zijn het de ‘publieke waarden’ – die eveneens aan de religie zijn ontleend – die worden ‘aangevallen’. Wie zich heden ten dage in het openbaar uitspreekt voor scheiding van kerk en staat, kan erop rekenen door islamisten te worden uitgemaakt voor ‘atheïst’, waarmee hij of zij effectief vogelvrij wordt verklaard.

Deze benauwende moraal, die voor sommigen een regelrechte bedreiging vormt, manifesteert zich op vele terreinen. Een paar maanden geleden vermoordde een inwoner van de bekende badplaats Agadir zijn moeder, die hij van overspel verdacht, door haar te stenigen. Ook op de campussen van universiteiten is homoseksualiteit een graag gebruikt wapen. In de zomer van 2006 werd een van homoseksualiteit beschuldigde student in Fes na een schijnproces van een paar uur, dat gehouden werd in een collegezaal, ‘veroordeeld’ tot het verlaten van de universiteit. Sommigen hadden ervoor gepleit hem ook nog twintig zweepslagen toe te dienen, anderen hadden hem ook graag verboden zich ooit nog in Fes op te houden.

Marokkanen houden van YouTube, ze zetten er massaal filmpjes op en bekijken ze even massaal. Maar als die filmpjes meisjes laten zien die korte rokjes dragen, roepen ze een stroom van beledigingen en verwensingen op, al dan niet in de vorm van koranteksten. In mei 2007 trad de populaire rockband Hoba Hoba Spirit op in de provinciestad Settat, halverwege Casablanca en Marrakech. Een islamistenkrant beklaagde zich erover dat tijdens het optreden ‘inwoners van Settat’ het bidden verstoorden. Diezelfde inwoners zouden zelfs hebben geprobeerd naakt een minaret te beklimmen. Niks van waar, maar islamisten houden nu eenmaal niet van popmuziek. Het jaarlijks terugkerende muziekfestival L’Boulevard, waar ook altijd heavy-metalbands optreden, is in diezelfde islamistenkrant ook altijd weer goed voor scheldkanonnades tegen ‘aanbidders van Satan’. Inmiddels hebben sommige rappers, traditioneel toch muzikanten die het van het protest moeten hebben, zich bekeerd tot het vijandelijke kamp en rappen nu verontwaardigd over ‘meisjes die op straat rondhangen’.

Ook films ontkomen uiteraard niet aan beledigingen en doodsbedreigingen afkomstig van de hoeders van de goede zeden (zoals de film Marock, over rijke, losbandige jeugd), tijdschriften evenmin (zoals het blad Nichane, dat moppen over de islam publiceerde). In hun in verschillende kranten gepubliceerde oproep vóór de ‘individuele vrijheid’ herinneren de ondertekenaars eraan dat religie een ‘algemeen goed’ is dat niet gebruikt mag worden om Marokkanen tegen elkaar op te zetten. Dat niet gebruikt mag worden om Marokkanen te terroriseren, hadden ze ook kunnen schrijven.