Als ik aan het eind van de ochtend bij hem langs ga, zit de 39-jarige Driss Ksikes in zijn pyjama achter de computer. Geïnspireerd door wat hier de Nichane-affaire is gaan heten, is hij een paar dagen geleden aan een korte roman begonnen. De eerste twaalf pagina’s zijn inmiddels geschreven, en ook de titel heeft hij al: Quand le rire fait peur, letterlijk: Als de lach bang maakt.
Ksikes is wel de juiste auteur voor een dergelijk boek, niet alleen omdat hij met vier theaterstukken en een roman op zijn naam bewezen heeft te kunnen schrijven, maar meer nog omdat hij hoofdredacteur was van het Arabischtalige weekblad Nichane, en tot over zijn oren in de bewuste affaire zat.
Recapitulerend: Nichane, toen pas een paar maanden op de markt, publiceerde in december een artikel over de moppen die Marokkanen elkaar graag vertellen, over het koningshuis, over seks, over religie. Islamisten begonnen stampij te maken – over de profeet en de islam maak je immers geen grappen – en de regering verbood Nichane. De rechter legde het blad een verschijningsverbod op van twee maanden, en de hoofdredacteur kreeg een boete en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaar. Nichane ligt sinds kort weer in de kiosk, maar Ksikes heeft er niets meer mee te maken. De hoofdredacteur nam ontslag. Hij wil zijn beroep niet uitoefenen met een zwaard van Damocles – drie jaar gevangenisstraf – boven zijn hoofd.
En dus zit hij nu in pyjama aan een boek te werken. De affaire-Nichane heeft voor hem wel iets van een blessing in disguise: na dit boek, zegt Ksikes handenwrijvend, wil hij beginnen aan de ‘grote roman’ die hem al jaren voor ogen staat. ‘Eerlijk gezegd verveelde de journalistiek me af en toe.’ Mij verbaast dat niet voor iemand die zichzelf als melancholiek omschrijft, en graag praat over de stiltes in het werk van Samuel Beckett. Ksikes, opgeleid als vertaler, is veel meer de zachtmoedige intellectueel dan de harde nieuwsjager.
Zijn kleine gezin – vrouw, dochter van zes – hoeft niet te verhongeren. Ksikes is als ‘cultural counsellor’ verbonden aan een privé-ingenieursopleiding te Rabat, heeft opdrachten voor het theater en gaat boekrecensies schrijven voor Le nouvel observateur. Zijn vrouw werkt trouwens ook.
De Nichane-affaire heeft hem pessimistisch gemaakt. Ksikes zegt dat hij maar weinig steunbetuigingen heeft gekregen, ‘van geen enkele politieke partij, ja alleen van de PSU’, een extreem-linkse oppositiepartij. Van maatschappelijke organisaties, waarvan Marokko er toch veel telt, heeft hij weinig gehoord. Het gaf hem het gevoel dat niemand zich interesseert voor zaken als vrijheid van meningsuiting en persvrijheid: ‘Voor wie stak ik mijn nek nog uit? Marokko is conservatiever aan het worden.’
En dat was kortgeleden toch wel anders. Met het aantreden van de jonge koning Mohammed VI in 1999 werden volgens Ksikes ‘alle ramen opengezet’. Veel kranten braken taboes met publicaties over het koningshuis, over hachelijke kwesties als de (in 1975 bezette) Westelijke Sahara, over religie. ‘We waren ons ervan bewust dat we risico liepen, dat alles kon gebeuren, maar we dachten dat we de grenzen definitief konden verleggen. Nu blijkt dat dat geen onomkeerbaar proces is geweest.’
Ksikes bestempelt het huidige tijdperk als ‘een periode van regressie’. Botte censuur, als in andere Arabische landen, is uit Marokko verdwenen, maar daar is volgens Ksikes een subtieler soort censuur voor in de plaats gekomen: ‘Uitgevers, drukkers en redacties censureren tegenwoordig zichzelf. Iedereen kent de grenzen en houdt zich daaraan.’ Niet alleen heeft de nieuwe staat onder Mohammed VI zich de afgelopen jaren gestabiliseerd, de censuur ook.
Speerpunt van die censuur is de islam. Marokko telt nog altijd een aantal ‘heilige waarden’, waar niemand te dichtbij mag komen: het vaderland (en daarmee een symbool als de nationale vlag, of een gebied dat men daartoe rekent, als de Westelijke Sahara), de koning, en de islam. Op al deze onderwerpen liepen journalisten de afgelopen jaren stuk. Maar de islam is van die drie terreinen het gevaarlijkste, vanwege het islamisme. Ksikes heeft het ondergaan: ongewild speelde Nichane de islamisten in de kaart. Ze gingen aan de haal met de moppen (over de islam) die men had gepubliceerd, dit kon niet! Om te voorkomen dat ze er een soort cartoonaffaire van zouden maken, nam de staat de fakkel over en bestrafte het weekblad en zijn hoofdredacteur.
Ksikes noemt het een fnuikend mechanisme. Omdat het groeiend aantal islamisten niet de kans mag worden gegeven zich het terrein van de religie, ja het morele gezag, toe te eigenen, haalt de staat fel uit naar wie de islamisten tegen zich in het harnas jaagt. Het verklaart, aldus Ksikes, waarom tijdens de Nichane-affaire ‘een hele maatschappij stil bleef’. Het verklaart ook waarom de ex-hoofdredacteur het huidige tijdsgewricht karakteriseert als ‘een balans van terreur’.