De Marokkaanse cultuur heet een schaamtecultuur te zijn, en toch geldt bescheidenheid er niet als deugd. Men houdt van uiterlijk vertoon, men doet zich graag groot voor. Zo rijdt mijn huisbaas in een BMW SUV. Het is een klein mannetje maar hij is arts, hij is dus groot. Dat mag iedereen weten.
Misschien is de Marokkaan in dit opzicht gewoon eerlijker dan de Nederlander, voor wie een zekere mate van valse bescheidenheid geboden is. Valse, ja. Lees maar wat de psychiater erover zegt: ‘Hoewel meestal heimelijk, willen we allemaal groots zijn, bijzonder zijn, succes hebben, aantrekkelijk zijn en gewaardeerd of bewonderd worden. Het erkennen van deze heimelijke grootheidsfantasieën is voor velen een opgave, omdat het zo met schaamte is verbonden.’ De psychiater in kwestie heet Ton van Strien. Ik haal het citaat uit de bundel Psychoanalyse anno nu.
Men kan zich afvragen waarom we eigenlijk zo graag bijzonder willen zijn, waarom koesteren we die – heimelijke – grootheidsfantasieën? Het antwoord is eenvoudig: om onze ‘kleinheid’ niet te voelen. Waarbij we kleinheid moeten lezen, aldus Ton van Strien, als nietigheid, betekenisloosheid, waardeloosheid, machteloosheid en overbodigheid. In het artikel van Van Strien gaat het over narcisme.
Het gaat ook over alledaags narcisme, waar iedereen wel wat mee heeft. Een interessant voorbeeld van dat alledaagse narcisme is ‘het narcisme van de kleine verschillen’. Die vervolgens, schrijft Van Strien, als essentieel, principieel en onoverbrugbaar worden uitvergroot. Denk aan de protestantse kerken die er na honderden jaren in zijn geslaagd hun eenheid te herstellen, hoewel een kleine minderheid zich alsnog meende te moeten afscheiden. Van Strien: ‘De buitenstaander die het waagt de motieven van een dergelijk verschijnsel te interpreteren in termen van macht, exclusiviteit en grootheid, wordt met alle kracht weersproken. Het narcisme van de kleine verschillen moet als dekmantel dienen om vermeende exclusiviteit te continueren.’
Alledaagse narcistische uitingen worden door verschillende culturen verschillend gewaardeerd, merkt Van Strien op. Hij geeft als voorbeeld dat Amerikanen er minder moeite mee hebben zich op hun kwaliteiten of prestaties te laten voorstaan dan Nederlanders. Maar hij had de Marokkanen ook kunnen noemen.
In dezelfde bundel wijdt psychotherapeut Frans Schalkwijk een even boeiend artikel aan schaamte. Schaamte heeft doorgaans te maken met een negatief zelfbeeld. Je schaamt je voor hoe je bent. Een schuldgevoel, dat er dichtbij kan liggen, heeft meer te maken met iets wat je gedaan hebt. Schaamte is de fnuikender emotie.
Schalkwijk heeft het ook over de Marokkaanse schaamtecultuur (de Nederlandse zou eerder een schuldcultuur zijn), en hoe daarmee om te gaan. Zo wordt wel eens geopperd Marokkaanse rotjochies hun taakstraf – plantsoenen wieden – in felgekleurde hesjes te laten uitvoeren. Ook zou het goed voor ze zijn hun laakbare gedrag te bespreken in groepsbijeenkomsten met familie en vrienden. De redenering is deze: schaamte leidt tot terughoudend gedrag. Misschien moeten die kut-Marokkaantjes zich maar eens kapot schamen. Daar zijn ze toch zo gevoelig voor? Raak ze in hun zwakke plek.
Schalkwijk denkt er anders over: ‘Dergelijke redeneringen zijn ongenuanceerd (…) of soms zelfs helemaal verkeerd. Schaamte, opgeroepen door publieke vernedering, werkt nauwelijks genezend of afschrikwekkend, sterker, wie zeer neigt tot schaamtegevoelens, zal er eerder agressief door worden.’ Kan dit meespelen in het soms buitensporig agressieve gedrag van Marokkaanse jongens?
Schalkwijk legt verder een interessant verband tussen schaamte en racisme. Racisme ontstaat, zegt hij in navolging van Sartre, ‘als je een individu terugbrengt tot één kenmerk en daarmee zijn hele identiteit verklaart’. Iemand is een jood, of een Marokkaan, of een moslim. Volgens Schalkwijk wordt de Marokkaan of moslim zich ‘door de confrontatie met de ander’ van zijn anders-zijn bewust: hij bekijkt zichzelf door de ogen van die ander, en schaamt zich. Want die ander ziet hem als Marokkaan. Dat is wat hij is. Hij is niet meer ‘gewoon’. Hij is ook geen individu meer. Hij is even alleen nog maar Marokkaan.
Daar kan de Marokkaan dan op verschillende manieren op reageren: trots, Marokkaan-als-geuzennaam, of zich schamen en zich terugtrekken. Een derde categorie, ‘sterk schaamtegevoelige mensen’, aldus Schalkwijk, reageert agressief: ‘Veronachtzaming van het schaamtemechanisme werkt agressieversterkend en buitensluitend, en verhindert integratie.’
Is Nederland een racistisch land aan het worden? Valt dat überhaupt vast te stellen? Als Nederlandse Marokkanen ‘in de confrontatie met de ander’ zich eerst en vooral Marokkaan voelen, en niet ‘gewoon’ meer, is dat misschien een graadmeter.