Het leek de Spaanse koning Juan Carlos een goed idee om Ceuta en Melilla eens te bezoeken, de twee Spaanse enclaves in Noord-Marokko. Dat had hij nog nooit gedaan. De laatste Spaanse koning die de enclaves bezocht, was zijn grootvader Alfons XIII in 1927. Het werd hoog tijd.

Gevolg: de Marokkaanse koning Mohammed VI ontsteekt in woede en roept zijn ambassadeur terug uit Madrid. De regering van premier Abbas al Fassi laat weten dit koninklijk bezoek, dat ‘zonder precedent’ is, ‘met kracht te veroordelen en te verwerpen’. Het bezoek ondertussen gaat gewoon door. Op 5 november landt de koninklijke helikopter te Ceuta, en op 6 november bezoekt Juan Carlos Melilla. In beide enclaves wordt de langverwachte koning door een enthousiaste menigte toegejuicht – buiten beide enclaves protesteren honderden Marokkanen tegen wat zij zien als een ongehoorde provocatie.

Je hoeft maar één blik op de kaart te werpen om te zien dat Marokko een punt heeft als het beweert dat Ceuta en Melilla zich op Marokkaans grondgebied bevinden. Anderzijds zijn de enclaves al vijfhonderd jaar in Spaanse handen. Dat weerhoudt Marokko er niet van de enclaves op te eisen – zoals Spanje de rots Gibraltar terug wil van de Engelsen. Koning Hassan II, vader van Mohammed VI, liet geen gelegenheid voorbijgaan om te benadrukken dat Ceuta en Melilla Marokkaans zijn, maar Hassan II was dan ook een voorstander van wat je Groot Marokko zou kunnen noemen. Zijn zoon Mohammed VI is ook van mening dat de enclaves Marokko toebehoren, maar hij maakt er geen probleem van. Dat bekent ook weer niet dat hij de Spaanse koning daar graag ziet komen.

Maar hoe boos is Marokko eigenlijk? En waarom moest Juan Carlos de enclaves zo nodig bezoeken na dat zo lang níet gedaan te hebben? En dan nog wel op de symbolische dag van 6 november, de dag van de Groene Mars, de dag dat Marokko zich in 1975 de Westelijke Sahara toe-eigende, toen een nog Spaanse kolonie en nog altijd betwist gebied, zij het niet voor Marokko. 6 november is kortom een feestdag waarop de Marokkanen de integriteit van hun grondgebied vieren – de dag, zou je kunnen zeggen, waarop Marokko Groot Marokko werd, of bijna dan, want die verdoemde enclaves zijn er nog. En dan wil de Spaanse koning juist die dag…

Dit incident biedt mij de gelegenheid eens over deze enclaves te schrijven, niet alleen rijk aan geschiedenis maar in deze tijd ook interessant, vooral omdat het transitzones zijn, schemergebieden tussen Spanje en Marokko. En aan dergelijke transitzones kleven vele voordelen – belastingvoordelen. Tienduizenden mensen in en om de enclaves leven van de handel, of liever gezegd, van de smokkel tussen Ceuta en Melilla en het Marokkaanse achterland. Vanuit de enclaves wordt van alles, van schoenen tot dvd-spelers, Marokko in gesmokkeld en via een stad als Nador weer verkocht in de oude medina’s van de grote steden en op traditionele wekelijkse markten overal in het land. In Rabat gestationeerde diplomaten hebben het er ook graag voor over aan het begin van hun ambtsperiode in de Toyota Landcruiser naar Melilla te rijden om daar de benodigde schotelantenne, breedbeeldtelevisie en stereotoren te kopen, en, als men er dan toch is, voor de tweede of derde baby tegelijk maar honderd pakken Pampers mee te nemen. Verder zijn er drugsbazen die hun hasjgelden in Ceuta of Melilla witwassen, of daar gewoon op de bank zetten, en dat laatste doen de migranten, de Europese Marokkanen, ook graag. Economisch gaat het de beide transitzones dan ook voor de wind. Het zal duidelijk zijn dat de inwoners van Ceuta en Melilla, in meerderheid Spaans, helemaal niet op aansluiting bij Marokko zitten te wachten: vandaar hun enthousiasme voor dit koninklijk bezoek. Ook de Marokkaanse minderheden in de beide enclaves vinden het wel best zo: van hen was het protest buiten de poorten van de steden niet afkomstig.

Omdat piraten uit Ceuta de Middellandse Zee onveilig maakten, werd het in 1415 door Portugal bezet. Het kwam in Spaanse handen toen Spanje en Portugal in 1578 werden verenigd. Inmiddels, in 1497, was ook Melilla door de Spanjaarden ingenomen, en vijfhonderd jaar bezetting werd in 1997 groots gevierd. Anders dan de rest van het land werd Noord-Marokko in de koloniale tijd niet door Fransen geregeerd maar was het een Spaans protectoraat. In 1956 verkreeg Marokko zijn onafhankelijkheid, trok zowel Frankrijk als Spanje zich terug, maar Ceuta en Melilla gaf Spanje niet op, noch een paar minuscule eilandjes voor de kust. Marokko gaat er vanuit dat de presidios ooit wel ‘teruggegeven’ zullen worden, bijvoorbeeld als de Engelsen Gibraltar aan Spanje zullen teruggeven. Maar dat men er geen probleem van maakt betekent niet dat provocaties welkom zijn. Daarover volgende week.

v