Ik kende Jan van Keulen lang voordat ik hem in werkelijkheid leerde kennen. Ik kende zijn ontwerpen, zijn pagina’s, zijn tekeningen en grafische spielereien in dit weekblad. Nu ik opnieuw door de leggers van De Groene blader, weet ik het zeker: Jan van Keulen heeft mij leren kijken, kijken naar krantepagina’s, naar foto’s, naar kunst, maar vooral naar de schoonheid van de allergewoonste dingen.
Hij was al tijdens de Tweede Wereldoorlog betrokken bij de besprekingen over de heruitgave van De Groene na de oorlog en hij werkte er al direct als ontwerper en tekenaar. De prachtige, oorspronkelijk constructivistische kop van De Groene is van hem, en hij tekende bij het door Sem Davids geschreven Journaal een filmstrook met kleine, simpele, maar heel pregnante beeldjes. In een kolommetje werd de hele wereldpolitiek doorgenomen.
Die Groene leek nog sterk op het vooroorlogse blad, maar vanaf 1947 en met een groter formaat kreeg De Groene steeds meer een eigen, door Jan van Keulen ontworpen gezicht, een combinatie van eenvoud, ernst, esthetische zuiverheid en kleine onderbrekingen en verluchtigingen. Kleine tekeningetjes werden zijn handelsmerk. Een venster, een stokbrood, een opschrift, allemaal in miniatuur. Later werden het de vogeltjes, die samen piepkleine levensavontuurtjes beleefden.
Intussen had Jan van Keulen de opmaak van De Groene overgegeven aan zijn leerlinge, later zijn vrouw Joke Reynders, die op veel gebieden met hem heeft samengewerkt en zijn werk heeft voortgezet. Hijzelf was nu ook gaan schrijven op fraaie, door hem ontworpen pagina’s, over kunstenaars, maar ook bijvoorbeeld over politieke affiches: ‘Zoals elk volk de regering en politieke partijen heeft die het waard is, zo heeft ook elke partij het gezicht dat er bij past; het weinig sprankelende uiterlijk dat onze partijen siert, zal dan wel conform ons politiek gehalte zijn.’ Of over een stil dorpje in de Provence: ‘De Rue de la Gare voert in dit goede dorp tussen struiken en heggen naar een door onkruid overwoekerd miniatuur spoorweg-emplacement, sinds jaar en dag buiten dienst, met als enig teken van leven wat wasgoed aan een lijn langs de lijn.’
Intussen was de lijntekenaar bij uitstek vanaf de jaren zestig vooral docent geworden, op de Koninklijke Academie in Den Haag en op de Rijksacademie in Amsterdam, waar hij een afdeling Visuele Communicatie opbouwde. Zijn werk leeft nu voort in dat van zijn vele, vele leerlingen.
Tekeningen: Jan van Keulen