Te biecht in de Sint-Christoffelkathedraal van Roermond © Maarten Hartman / HH

‘Heeft het zin om te biechten als ik geen spijt heb?’ vraagt een oude Michael Corleone – de Godfather, gespeeld door Al Pacino – in het laatste deel van de filmtrilogie. De maffioos staat met een priester in een binnentuin van het Vaticaan. We spieden mee van achter een rozenstruik. ‘Wat heb je te verliezen?’ vraagt de priester met een lachje.

Eerst biecht Michael zijn ontrouw op. ‘Ga door mijn zoon’, moedigt de priester hem aan. Dan vertelt hij over het doden van zijn vijanden. ‘Ga door mijn zoon.’ Dan biecht Michael de moord op zijn broer op. Een onvergeeflijke daad, zou je zeggen, en de cruciale gebeurtenis uit de tweede film. De priester draait zich om. De camera draait met hem mee en wij, de kijkers, komen plotseling te voorschijn uit de rozenstruik. Nu heeft de priester het ook tegen ons – wij, die urenlang hebben meegenoten van al het geweld en de intrige, en die dus in gedachten ook schuldig zijn.

‘Je zonden zijn verschrikkelijk’, zegt de priester. ‘Het is terecht dat je lijdt. Je ziel kán worden gered, maar ik weet dat je dat zelf niet gelooft. Je zult nooit veranderen.’ De camera zoomt in op het sombere gezicht van de priester, die alsnog woorden van vergeving uitspreekt. Michael is nu volledig buiten beeld. Heeft hij het misschien tegen ons? ‘Ego te absolvo a peccatis tuis in nomine Patris et Filii et Spiritus Sancti. Amen.’

We biechten tegenwoordig van alles aan elkaar op. Échte vrienden en geliefden hebben geen geheimen voor elkaar – dat lezen we althans in zelfhulpboekjes en weekendbijlagen van de krant – op televisie worden familievetes gretig geëtaleerd en op internet vertellen mensen hun diepste wensen aan wildvreemden. We leven in een biechtcultuur.

Maar wie denkt aan dé biecht denkt aan het boetesacrament. De rooms-katholieke biecht spreekt nog altijd tot de verbeelding. Twee mensen in een donker hokje: een man in een jurk en een gelovige op zijn of haar knieën. De biechteling vertelt over zijn misstappen en de priester vergeeft ze in naam van Jezus. Het is een sterk beeld. Mysterieus. En het voelt als iets van vroeger. Doen mensen dat nog – biechten?

‘Ik heb een spreekuur’, vertelt Pierre Valkering, pastor van de Vredeskerk in Amsterdam, aan de telefoon. Hij spreekt zacht en weegt zijn woorden zorgvuldig. ‘In dat kader kan worden gebiecht. Het spreekuur vindt plaats in een biechtstoel. Dat is een beetje verbouwd: het schotje tussen mij en de biechteling is weggehaald. In plaats daarvan is een soort balietje gebouwd. Mensen komen met allerlei vraagstukken bij mij. Het is ingebed in een bredere pastorale praktijk van gesprekken met mensen in allerlei omstandigheden. Die gesprekken kunnen soms een biechtkarakter krijgen. We moeten het niet te zwaar maken.’

Dat is makkelijker gezegd dan gedaan. De biecht is één van de zeven sacramenten van de katholieke kerk. Een sacrament is een symbolische handeling waardoor God tot de mens komt. Daarmee staat het tegenover het gebed, waarbij de gelovige juist toenadering zoekt tot God. Andere sacramenten zijn de doop, het vormsel, de heilige communie, ziekenzalving, priesterwijding en het huwelijk. De term sacrament is afgeleid van het Latijnse woord sacramentum – geheim. De biecht is dus een geheimzinnige handeling waardoor God onze zonden vergeeft.

Volgens Valkering moeten we dat heel letterlijk begrijpen: ‘Jezus leent tijdens de biecht mijn oren en mond. Om dat te benadrukken, draag ik tijdens de biecht een priesterstola. Dan weten mensen dat ze het tegen Jezus hebben, niet tegen mij.’ Traditioneel biechten katholieken tenminste eens per jaar – met Pasen. ‘In Nederland is die traditie sterk verwaterd’, zegt Valkering. ‘Vroeger was het allemaal veel strenger. Toen biechtte men zelfs één keer per week. In het buitenland gebeurt dat nog. In Rome staan er nog altijd lange rijen voor de biechthokjes.’

‘Toen ik vijf jaar was moest ik voor het eerst biechten’, vertelt Magdalena Smee, een Australische vriendin die streng katholiek werd opgevoed. ‘Met de hele klas. Iedereen kreeg vijf minuten alleen met de priester. De leraar zei: als je niks weet om te zeggen, verzin dan maar wat. We verzonnen allerlei spannende dingen, zoals: ik heb de sigaretten van mijn vader opgerookt, of zo. Ik ben benieuwd of de priester het zelf allemaal geloofde. Maar het was wel meteen mijn eerste zonde – een leugen!’

‘Het is goed om woorden te geven aan wat je verkeerd hebt gedaan. Een collega zei ooit: de mens is het grootst als hij knielt’

De priester is gehouden aan een streng biechtgeheim. Wat de gelovige hem vertelt, mag hij onder geen beding doorvertellen, zelfs niet aan de politie. Schending van het geheim kan door de kerk worden bestraft. Wel kan de priester proberen om, als er een zware misdaad wordt opgebiecht, de biechteling te overtuigen zich aan te geven. Ook wordt soms een zogenaamde penitentie opgelegd: een boetedoening in de vorm van bijvoorbeeld gebeden of een pelgrimage. ‘Ik stel meestal voor om samen een gebed te zeggen’, zegt Valkering. ‘Daarin probeer ik samen te vatten wat de biechteling mij heeft verteld. Zo voelt hij of zij zich persoonlijk aangesproken.’

Magdalena zegt: ‘Wij kwamen meestal weg met drie “wees gegroetjes”.’

Het boetesacrament is gebaseerd op woorden die Jezus zei tegen zijn Apostelen op de dag van zijn verrijzenis. In de nieuwe bijbelvertaling: ‘“Ik wens jullie vrede! Zoals de Vader mij heeft uitgezonden, zo zend ik jullie uit.” Na deze woorden blies hij over [de Apostelen] heen en zei: “Ontvang de heilige Geest. Als jullie iemands zonden vergeven, dan zijn ze vergeven; vergeven jullie ze niet, dan zijn ze niet vergeven.”’ Klare taal. Jezus gaf zijn Apostelen de macht om zondaars te vergeven.

Maar wat zijn zonden precies? De bijbel leert dat we allemaal zondaars zijn, maar wat betekent dat? Hoe ga je om met de schuld die daarbij komt kijken? Over zulke vraagstukken lopen de meningen ver uiteen. Zelfs binnen de verschillende christelijke stromingen en tradities is er weinig overeenstemming. ‘Je kunt in de catechismus opzoeken wat de katholieke kerk als zondig beschouwt’, zegt Valkering. ‘Het bestuderen van zulke teksten is natuurlijk nuttig. Maar volgens mij moet het altijd consonant zijn met het hart. In het hart weet iedereen wanneer hij iets slechts gedaan heeft. Dat kan een strijd zijn – om voor jezelf te formuleren wat je als zondig beschouwt. Maar iedereen weet het.’

Historici zijn het erover eens dat gelovigen in het vroege christendom werden gedwongen om hun zonden in het openbaar te verkondigen. Geestelijken bedachten ter plekke een straf die werd uitgevoerd voor het toeziend oog van een menigte. De straf diende tegelijk als waarschuwing voor potentiële zondaars. Als de biechteling de penitentie overleefde – het ging er vaak hardhandig aan toe – werd hij of zij weer opgenomen in de gemeenschap. Dat gebeurde meestal niet vaker dan één keer. De biecht had toen dus meerdere functies: het afschrikken van zondaars én het ritueel reinigen van schuinsmarcheerders, zodat die weer konden meedraaien in de maatschappij. Naast een spirituele had de biecht dus ook een sociologische functie.

Pas in de Middeleeuwen ontstond de traditie om eens per jaar in alle vertrouwelijkheid je misstappen op te biechten tegen een priester. In 1215, om precies te zijn, tijdens het Vierde Lateraans Concilie in Rome. Het moet een groot spektakel zijn geweest: in de aanwezigheid van meer dan duizend bisschoppen en abten vanuit de hele wereld, zelfs uit Syrië en Constantinopel, werd bepaald dat iedere gelovige een jaarlijkse biecht- en communieplicht had. Daarnaast werd een aantal repressieve maatregelen tegen joden en moslims verordonneerd en werd een kruistocht aangekondigd. Dit alles gebeurde onder auspiciën van paus Innocentius III. Hij ontwierp de biecht als een remedie tegen het dreigende spirituele verval. Het bleek daarnaast ook een handige manier om ketters mee op te sporen. Geleerden beweren dat Innocentius het niet zo nauw nam met het biechtgeheim: hij gebruikte de praktijk mogelijk als een soort enorm afluisternetwerk, waarbij priesters als informant optraden. Hoe het ook zij, in de volgende eeuwen werd het ritueel geprofessionaliseerd en kreeg het zijn herkenbare vorm. In de zestiende eeuw werd het biechthokje geïntroduceerd.

Ook werden talloze handleidingen geschreven waarin priesters werd verteld hoe je het best een bekentenis kon ontfutselen. Zo raadde Jean Charlier de Gerson, een Franse theoloog uit de vijftiende eeuw, priesters aan om op listige wijze te vragen: ‘Vriend, kun je je nog herinneren dat je lid voor het eerst rechtop stond?’ en daarna: ‘Vriend, weet je nog hoe je hem destijds weer omlaag kreeg?’ Seks, in al haar verboden vormen, is een terugkerend thema in zulke teksten. Lange tijd werd bijvoorbeeld masturbatie gezien als een van de meest ernstige zonden. Erger nog dan verkrachting, aangezien daarbij geen zaad ‘verloren’ zou gaan.

De ongezonde obsessie van de kerk met seks duurde nog lange tijd voort. Tot diep in de twintigste eeuw moesten de zogenaamde ‘doodzonden’ worden opgebiecht tijdens het boetesacrament. Volgens orthodoxe christenen zijn doodzonden niet alleen moord en overspel, maar ook: seks buiten het huwelijk, homoseksueel contact, echtscheiding, masturbatie en het hebben van ‘onreine’ gedachten.

In de jaren zestig en zeventig werd door progressieve katholieken in de Verenigde Staten en Europa geëxperimenteerd met communale vergeving, waarbij gelovigen in een veilige omgeving met elkaar konden spreken over hun gevoelens en geaardheid. Maar zulke softe praktijken werden in de jaren tachtig door conservatieve priesters weer verboden. Inmiddels zijn de teugels – onder invloed van de huidige paus Franciscus – wat losser gelaten.

‘Mensen zijn in ons land bijzonder openhartig. In reality-televisieprogramma’s worden vaak dezelfde thema’s aangesneden als tijdens de biecht’

Het idee dat we ons voor vergeving zouden moeten richten tot een autoriteitsfiguur, iemand die boven ons staat, is waarschijnlijk zo oud als de mens zelf. Het is in elk geval niet voorbehouden aan het katholicisme. Boeddhistische monniken biechten bij hun meerderen en in de orthodoxe kerk wordt ook gebiecht. Pas in het protestantisme ontstond het idee dat het vragen om vergeving een aangelegenheid is tussen de gelovige en God zelf, zonder menselijke bemiddeling. Maar ook voor protestanten komt vergeving van boven – uit de hemel. In De koopman van Venetië schreef Shakespeare daarover: ‘Het wezen van vergeving duldt geen dwang;/ ze drupt als zachte regen van omhoog/ op wat omlaag is; tweemaal zegent zij –/ wie haar geeft en wie haar krijgt’.

Het is de vraag of je iemand kunt vergeven zonder jezelf boven diegene te plaatsen. Psychologen beschouwen het naar boven kijken voor vergeving als een restant uit de tijd dat we als kind nog afhankelijk zijn van onze ouders. En in onze seculiere maatschappij wordt een vorm van de biecht voortgezet in de therapeutische praktijk, waarin het uitspreken van conflicterende verlangens tegen een psycholoog of psychiater wordt gezien als louterend.

‘Als je je bewust bent van iets wat je verkeerd hebt gedaan, is het goed om daar woorden aan te geven’, meent Pierre Valkering. ‘Een collega zei ooit: de mens is het grootst als hij knielt. Daar zit het allebei in – zowel het groter als het kleiner zijn. Stel je je dan beneden iemand op? Misschien wel. Je vraagt iets wat alleen een ander kan geven. En als diegene geen vergeving wil of kan geven, dan is dat natuurlijk heel jammer. Je hebt gedaan wat je kon.’

Maar zo’n asymmetrische relatie is niet zonder gevaar. In het boek The Dark Box (2014) beschrijft de gelovige Britse historicus en journalist John Cornwell hoe het ritueel van de biecht in de twintigste eeuw door een aantal priesters werd ingezet om kinderen te manipuleren voor seksueel misbruik. In een poging om het katholicisme te beschermen tegen de groeiende secularisering besloot paus Pius X in 1910 dat niet alleen volwassenen, maar ook kinderen regelmatig moesten biechten. In die ontwikkeling – samen met het omstreden celibaat voor priesters – ziet Cornwell de oorzaak van de vele misbruikschandalen waardoor de katholieke kerk in de laatste decennia werd geplaagd.

Op basis van verklaringen van ex-gelovigen schetst Cornwell een gitzwart beeld: een aanzienlijk aantal priesters misbruikte de bijzondere relatie tussen de biechteling en biechtvader, waarin van oudsher openlijk werd gesproken over verboden verlangens, om te toetsen of jonge mensen vatbaar waren voor seksuele suggesties. De kerk wist lange tijd van het misbruik en de kwetsbare positie van kinderen tijdens de biecht, maar deed niets en dekte het misbruik waar mogelijk toe. Met zijn boek legt Cornwell de hypocrisie bloot die al te gemakkelijk in een fenomeen als de biecht kruipt.

Kan Jezus alles vergeven? Pierre Valkering gelooft van wel. ‘Dat mogen we wel geloven. Dat móeten we zelfs geloven. Maar alleen als het wérkelijk gevraagd wordt. Op een authentieke wijze. Als degene die vraagt om vergeving écht inziet wat hij verkeerd heeft gedaan en daarvoor vergeving vraagt. Er wordt wel eens lacherig gedaan over het katholieke vergeven: even de biechtstoel in en je bent er vanaf. Maar het is geen spelletje. De intentie moet oprecht en authentiek zijn.’

Er is in onze maatschappij duidelijk behoefte aan een fenomeen als de biecht. ‘Er wordt in zekere zin heel veel gebiecht’, zegt Valkering. ‘Mensen zijn in ons land bijzonder openhartig, laten veel van zichzelf zien. Tot op tv aan toe. In reality-televisieprogramma’s worden vaak dezelfde thema’s aangesneden als tijdens de biecht.’

Maar hoe ziet een moderne biecht eruit? Is er wellicht zelfs ruimte voor een seculiere biecht? Een moderne biecht vertrekt volgens Valkering vanuit een idee van horizontale vergeving. In essentie ziet hij dan ook weinig verschil tussen de vergeving tussen mensen en de vergeving die God biedt: ‘Misschien moet je zelfs zeggen: als je het met een concrete ander kunt goedmaken, dan verdient dat eigenlijk de voorkeur boven een biecht. Daar kan dan best een biecht op aansluiten, maar in dat geval is vergeving tussen mensen misschien belangrijker. Veel mensen die bij mij komen om te biechten, doen dat omdat het te laat is om het nog goed te maken met de persoon in kwestie. Ik zie hoeveel pijn dat mensen kan doen.’

Wat er gebeurt tijdens de biecht noemt Valkering een vorm van mentale hygiëne: ‘Wij beginnen de eucharistieviering altijd met een kort gebed om vergeving. Dan worden we ons bewust van onze beperkingen en de dingen die we verkeerd hebben gedaan. We vragen dan samen om vergeving: aan onszelf, aan elkaar en aan God. Ik zie dat als niveaus. En misschien is het niveau van God de diepste dimensie, maar het hangt allemaal samen. Ik zie daar geen tegenstelling. Denk maar aan het Onze Vader. Daarin richten we ons tot God en zeggen: “Vergeef ons onze schuld, zoals wij ook aan anderen de schuld vergeven.” In die woorden zie je mooi de verwantschap tussen de vergeving van God en de vergeving tussen mensen.’

Ondertussen woedt op religieuze internetfora nog steeds een felle theologische discussie over de vraag of Michael Corleone in The Godfather III na zijn biecht nu vergeven is of niet. Sommige mensen geloven van wel – voor hen zijn de woorden van de priester voldoende. Maar de meeste mensen zijn het erover eens dat er toch niet zoiets kan bestaan als vergeving zonder oprechte spijt.