Eddo Hartmann, The Chollima Line, metro Pyongyang, 2014 © Eddo Hartmann / Huis Marseille

Noord-Korea is voor elke kunstenaar een vacuüm, een nulpunt, The Upside Down, Wonderland, Eastasia. Een land waar persoonlijke expressie niet schijnt te bestaan en de partij in volmaakte wijsheid regeert. Fotograaf Eddo Hartmann (1973) wilde uitgerekend daarheen om, naar eigen zeggen, ver af te raken van zijn vorige project (een nogal persoonlijke familiegeschiedenis). Hij was er viermaal, in 2014 en 2017, en presenteert een keuze van het werk in Huis Marseille.

Je mág daar fotograferen, natuurlijk, als je het lang van tevoren aanvraagt, en dan natuurlijk onder leiding van een gids, die je langs vooraf opgegeven locaties leidt. Je eigen weg gaan is niet mogelijk, alleen al omdat je weet dat jouw brave gids daar hard voor gestraft zal worden. En dus voegde Hartmann zich naar zijn aanwijzingen en stootte maar af en toe zijn hoofd tegen het onbreekbare plexiglas van de bureaucratie.

Hij levert prachtig werk. Grote kalme beelden van stille avenues, lege metroperrons, absurde tentoonstellingsgebouwen, monumenten, schaarse voorbijgangers, en overal de glimlachende tronies van de heren Leiders. Het menselijk element is minimaal. De metro lijkt ontvolkt, in het enorme zwembad zit maar één mevrouw, op de duikplank, de stad is verstild. De burgers die er zijn gaan op in de ruimte, verzwolgen door de zielloze architectuur die na de oorlog nieuw is opgebouwd als het volmaakte decor van een volmaakte ideologie waarin ‘het individuele’ onbelangrijk is. Alles is groot. De maat is nooit menselijk.

Die botsing met dat absurde landschap, die grijs-roze utopie, is natuurlijk navrant, en gruwelijk, maar ook wel komisch. In vergelijkbare documentaires over Noord-Korea leven de makers zich vaak in arren moede maar uit op het absurde gedrag van de bureaucraten. Je zag het in de film Liberation Day van Morten Traavik en Ugis Olte, over een concert dat de Sloveense groep Laibach in Pyongyang gaf, of in de reisreportage van de Vlaming Tom Waes, die zijn geduld verliest met de geharnaste onwil van zijn gastheren. Hartmann heeft (zegt hij tegen Wilfried de Jong) ‘gewoon’ gefotografeerd ‘wat ik daar aantrof’, al zette hij soms zijn statiefje op onverwachte plekken neer, náást het monument, niet ervoor. Er zijn fotografen en filmmakers die meer risico namen. Vitaly Mansky in Under the Sun, bijvoorbeeld, nam een geluidsman mee die Noord-Koreaans verstond, maakte interviews met ‘gewone’ burgers, en bewaarde stiekem een tweede geheugenkaart met zijn materiaal, dat dus de censor ontkwam.

Dat had Hartmann zich allemaal niet voorgenomen. Een politicus is hij niet, en dat hoeft ook niet, maar dat betekent wel dat zijn reportage, hoe fraai ook, bijna niets zegt. ‘Binnen het collectieve karakter van Noord-Korea is het individu maar een pixel. Ik ben juist op zoek gegaan naar die pixel en zijn betekenis binnen die stad’, laat Hartmann weten. Eerlijkheid gebiedt te zeggen dat dat vrijwel helemaal is mislukt: het blijft bij de buitenkant. Je ziet de volmaakte wereld, brandschone metrostations, straten zonder reclame, flats in zachte kleuren, ’s nachts nog ouderwets duister. Geen onvertogen woord, geen barst, geen fout: die gids zal een pluim gekregen hebben.

Eddo Hartmann / Setting the Stage: Pyongyang, North Korea, Part 2. Amsterdam, Huis Marseille, t/m 4 maart