Het Concertgebouworkest speelt weer. In staat van beleg. In de Grote Zaal van het Concertgebouw is een deel van de bankrijen verwijderd. Drie stoelen afstand tussen de bezoekers, stellen uitgezonderd. In een zaal met tweeduizend stoelen kunnen binnen de covid-veiligheidsmarges 350 bezoekers een toporkest beluisteren dat vertrouwd is met zaalbezettingen van negentig procent. Het regime: korte concerten zonder pauze, drankjes nuttigen in de zaal, na afloop zittend applaudisseren. Die restricties zijn niet morgen van de baan. Je hart breekt als je denkt aan de perspectieven voor een kunstinstelling in een gefrustreerd land waar het draagvlak voor cultuur per dag meer afbrokkelt. De musicus is in het dieventaaltje van de rechterkant allang gedegradeerd tot takspoetzuigende elite. Wij zullen uw steun hard nodig hebben, zegt algemeen directeur a.i. David Bazen met nauw verholen defaitisme in zijn welkomstwoord. Maar het Concertgebouworkest speelt. Nieuw werk van Jacob ter Veldhuis en Beethovens Eroica onder leiding van de Franse dirigent met uitstekende papieren voor het chefdirigentschap, François-Xavier Roth.
De akoestiek in de halflege zaal is surrealistisch anders. Het Concertgebouworkest zweeft in de ruimte als een sterk, elastisch lichaam in een toestand van gewichtloosheid. Het vertoont soms merkwaardige balans- en evenwichtsproblemen, wellicht versterkt door de verplichte afstand tussen de musici of de orkestopstelling met de eerste en tweede violen links en rechts van de dirigent en de bassen achterin.
Ter Veldhuis, artiestennaam Jacob TV, schreef het opdrachtwerk Who, What, When, Where, Why?, volgens de componist ‘de verklanking van een tijdsbeeld anno 2020, een momentopname van een snel veranderende wereld’. Een lyrische, pontificaal tonale inleiding met de melancholie van het oude normaal – denk Aaron Copland – stuit op een covid-kantelpunt van ontwrichtende ketelmuziek, gevolgd door een ontmoedigd, door naschokken belegerd terug naar af. Dertig jaar geleden werd je voor zo’n stuk verhangen, maar het gebrek aan valse schaamte voor welluidendheid pleit in de context van het meegedeelde voor de maker. Die spreekt recht uit het hart, zonder conceptuele verdedigingslinie, over de ontwrichting van de tijd en Roth lijkt er oprecht het beste van te willen maken. Geweldige, geweldig veelzijdige dirigent. Maar over zijn Beethoven heb ik zorgen. Zijn gebrek is een geperverteerde deugd; overexpressie. De articulatie is gekmakend gedetailleerd; elke noot blaakt van dramaturgisch enthousiasme, in het finalethema al helemaal adhd vóór Beethovens unieke variatiekunst het stapsgewijs, zoals bedoeld, tot leven wekt. Roth zit permanent als een bok op de haverkist en dat houdt de boel op, ondanks het hoge tempo. Het onderscheid tussen hoofd- en bijzaken vervaagt, de grote vorm verzuipt in de details, de expressie wordt verscheurd door de expressie. De treurmars is het ergst. Dat is een uitgeleide, een herinnering. De rouw ziet er de dood met grauwe, zware tred zijn prooien wegdragen. Daar horen onbezielde, uitgebluste tonen bij, met af en toe een geweldige pijnscheut van bedroefde opstandigheid. Op die verschroeide aarde laat de retoricus Roth duizend stijlbloemen bloeien. Hij begraaft een kerngezonde held die in het aansluitende scherzo weer swingend in het volle leven duikt, alsof er niets gebeurd is. Liet Roth het drama zich maar iets meer overkomen.
De video-opname van dit concert is tot 30 augustus te zien via de site van het Koninklijk Concertgebouworkest