Al vaker gezegd: de beleidsregimes voor Oekraïners en niet-Europese vluchtelingen in Nederland zijn totaal verschillend. Oekraïners hoeven niet naar Ter Apel maar kunnen zich in iedere gemeente aanmelden; Oekraïners krijgen geen asielprocedure en mogen meteen onderwijs genieten en de arbeidsmarkt op; Oekraïners hebben geen inburgeringsplicht. Momenteel richten media en politiek zich vooral – en niet onterecht – op de aanhoudende opvangcrisis voor niet-Europese asielzoekers. Maar ook de verschillen bij de inburgering verdienen onze aandacht, zeker op de langere termijn. Er ontstaat nu namelijk een natuurlijk experiment, met een groep nieuwkomers die een inburgeringsplicht heeft (niet-Europese vluchtelingen) en een groep die die plicht níet heeft (Oekraïners). En binnen dit experiment staat het bestaansrecht van de inburgering op het spel.

Wat betekent het dat de Oekraïners geen inburgeringsplicht hebben? Dat de inburgeringswet niet op hen van toepassing is. Dat is opvallend. Ten eerste omdat de wet recent is ingegaan, op 1 januari dit jaar. Ten tweede omdat inmiddels al zestigduizend Oekraïners in Nederland zijn gearriveerd. Een mogelijke conclusie zou daarom kunnen zijn dat het nieuwe inburgeringsstelsel achterhaald is voordat het effectief is ingevoerd. Maar dat is volgens mij niet het hele verhaal. Op een meer fundamenteel niveau zet de tweedeling tussen Oekraïners en niet-Europeanen de vraag op scherp: is de volledige afschaffing van de huidige verplichte inburgering niet beter voor iedereen?

Even tussendoor, wat een lelijk woord toch, ‘inburgeringsplicht’. In een scherpe en geestige lezing uit 2017 voor De Groene over taal, macht en de asielcrisis – nog te vinden op YouTube – vertelt Marjolijn van Heemstra over een Syrische schrijver die even volstrekt gedemoraliseerd raakte toen hij het woord ‘inburgeringsplicht’ leerde. Het trof hem als een totaal gebrek aan vertrouwen en menselijkheid. Alsof zijn intrinsieke enthousiasme en inzet er helemaal niet toe deden. ‘Sometimes a word just kills you’, zei hij tegen Van Heemstra. Dit geldt eigenlijk voor het leeuwendeel van het lexicon rond de inburgering. Kamerstukken en memories van toelichting, waarin ironisch genoeg steevast gehamerd wordt op het belang van taal, zijn een brij van weinig inspirerende termen als ‘maatwerk’, ‘ontzorgen’ en ‘zelfredzaamheid’. Tja. Onze taal toont ons ‘innerlijk behang’ (Lodeizen) en daarmee, in dit geval, de rigide vernauwing in ons denken over migratie en ontvangst.

Uit alle onderzoeken blijkt dat de motivatie van nieuwkomers niet het probleem is

Hoe dan ook, je kunt je afvragen of het wel in het voordeel is van Oekraïners dat zij niet onder de inburgeringswet vallen. Het suggereert dat zij slechts tijdelijk welkom zijn, niet uitgenodigd om zich écht te vestigen. Bovendien: onderwijs over Nederland en zijn taal zou voor hen waardevol kunnen zijn. Zo schrijft de Vlaamse filosoof Patrick Loobuyck dat de inburgering idealiter geen motie van wantrouwen is maar een kwestie van ‘elementaire beleefdheid’ en een ‘welkomstgeschenk’. Hij pleit voor afgestemd, kosteloos en laagdrempelig inburgeringsbeleid, zodat het een ‘win-winsituatie’ is voor zowel migrant als ontvangend land. Maar het is zeer de vraag, ook na de wijzigingen begin dit jaar, of de huidige Nederlandse inburgering zo’n welkomstgeschenk is. Ik vraag me af hoeveel migranten die verplicht moeten inburgeren dit ervaren als iets wat zij krijgen in plaats van iets wat ze moeten doen.

Hiermee bedoel ik niet dat nieuwkomers in Nederland zich niet willen inzetten. Uit alle kritische onderzoeken naar de inburgering afgelopen jaren, onder meer van de Nationale Ombudsman, het Verwey-Jonker Instituut en de wetsevaluatie, blijkt dat de motivatie van nieuwkomers niet het probleem is. Problemen ontstaan door de wettelijke opzet en starheid van de inburgering, vaak genoeg het gevolg van een overdreven beleidsfocus op het opsporen en sanctioneren van de vermeend ‘ongemotiveerde inburgeraar’. Ook als gestelde termijnen, vereiste examens of verplichte trajecten op individueel niveau duidelijk hun doel – het ondersteunen van een zo goed mogelijke start in Nederland – voorbij schieten, worden zij toch gehandhaafd. Gij zult aan uw inburgeringsplicht voldoen.

Van die starheid hebben Oekraïners nu minder last. Zij kunnen een pad kiezen dat bij hen past, zonder boetes te vrezen. Bovendien krijgen zij direct veel meer mogelijkheden tot werk en onderwijs. Dit is des te interessanter omdat het ministerie van Sociale Zaken stelt dat de nieuwe inburgeringswet moet leiden tot een ‘lerend stelsel’. Na een kwart eeuw inburgeringsbeleid met averechtse effecten is de belofte nu dat ‘knelpunten in de praktijk’ zo snel mogelijk worden opgemerkt en opgelost in plaats van jarenlang dooretteren. Het lijkt mij dat, als deze ambitie – van een lerend stelsel – oprecht en integer is, het ministerie moet openstaan voor de mogelijkheid dat de huidige inburgering algeheel van tafel gaat.

De tijdlijn van het experiment loopt. Stel, over een paar jaar blijkt dat Oekraïners opvallend goed Nederlands hebben geleerd op de werkvloer of via gratis aangeboden gemeentelijke initiatieven of burgerinitiatieven. Of dat zij overwegend Engels spreken maar zich prima redden. Of zich gewoonweg veel beter voelen omdat ze zonder wantrouwen en lang wachten ontvangen werden. Is de huidige inburgering voor niet-Europese vluchtelingen dan nog houdbaar? De vraag stellen is hem beantwoorden.