Als sluitstuk sprak de burgemeester: Frits Bolkestein. Daar was vooraf wat commotie over ontstaan. Naar achteraf bleek, volkomen ten onrechte. De burgemeester had wat aan zijn boekenkast gerammeld en zijn leesportefeuille geplunderd, hetgeen resulteerde in volstrekt overbodig gebazel over postmodernisme en evenwicht tussen traditie en vernieuwing. Bolkesteins patjepeeerspopulisme zat in de staart van de toespraak:{ 1. Er is door paars niet bezuinigd op de kunst, de VVD heeft er dertig miljoen bij gevochten. Bolkestein: ‘Aan de bezuinigingstaakstelling wordt voor een groot deel langs een andere weg tegemoetgekomen.’ Dat is Haags voor: we geven ze aan de voordeur een envelop met inhoud, en roven ondertussen van achteren de keuken leeg.{ 2. Die extra dertig miljoen voor de kunsten moeten onder meer besteed worden aan twaalf voorstellingen van klassieke Nederlandse stukken. Bolkestein: ‘Iedereen zegt dat “De Min in ’t Lazarushuys” van Fockenbroch in de regie van Ton Lutz een leuke voorstelling was.’ (Dat was dus eind jaren vijftig!){ 3. De kunst van de migranten (staatssecretaris Nuis wil die extra ondersteunen, Bolkestein heeft het niet zo op migranten) moet aan dezelfde kwaliteitscriteria worden getoetst als de projecten van Nederlandse theatermakers. Bolkestein: ‘Criteria voor kwalitatief hoogwaardige kunst zijn universeel.’ O ja? Waar staat dat? Is dat de ‘wet van Bolkestein’? Wie heeft trouwens ooit bedacht dat die man een verstandig intellectueel is?
De leraar Frans (Arthur Sonnen) was overigens erg in zijn nopjes. Hij had burgemeester Bolkestein binnengehaald omdat-ie dingen zegt die niemand durft te zeggen (over Marokkanen en zo). Daarna was hij geschrokken van het verzet tegen het optreden van burgemeester Bolkestein. En nu was hij als een kind zo blij dat burgemeester Bolkestein geen onvertogen woord over Marokkanen (en zo) had gesproken. Soms is die leraar Frans zeldzaam laf.
Bolkestein hield zichzelf zorgvuldig buiten schot. Zijn persoonlijke stellingen waren vertoningen van matte casuistiek: ‘Indringend theater schokt, en verreweg de meeste mensen houden er niet van geschokt te worden.’ Op de avond na zijn troosteloze toespraakje, vroeg ik me af wat hij van Als jij de bloemen vertrapt zal ik jou vertrappen (tekst: Lodewijk de Boer, regie: Jules Terlingen, gezien in Frascati, Amsterdam, door de groep Wurz) gevonden zou hebben. Ik denk: niks. Het is een typische jaren-zeventigtekst (en toen zat de liberale voorman voor Shell in verre oorden). Het is een stuk over identiteit en inzicht. Een tekst met statements. En een voorstelling voor zwoegers.
Als stuk is Als jij de bloemen… hermetisch, opgesloten achter de gecapitonneerde deur van een gekkenhuis. Een vrouw, Maria S. Stone, woont samen met een persoon die over drie identiteiten blijkt te beschikken: ex-man, man-minaar, huisknecht-minnaar. Een van die identiteiten stuurt twee huurmoordenaars op Maria af. Zij blijken tevens de zoons te zijn van een van die drie identiteiten. De thriller eindigt met een dubbele moord. En met een hoofd vol macaroni, bij mij en bij nog wat toeschouwers.
De opening van het Theaterfestival had me depressief gemaakt. De voorstelling van Wurz tilde me een paar uur later ouderwets op. Wat een mooie avond! De ambitie om dit NRC-cryptogram-in-spiegelschrift op te lossen of te begrijpen, gaf ik na een minuut of tien op. Wat bleef was: de gefascineerde blik op zes personages die verwoed in de weer waren iets met elkaar te maken te krijgen. In het epicentrum van deze aardbeving stonden - met alle respect voor de overige medewerkers - twee acteurs: de krankjoreme kanarie van Adri Verberne (alleen al om hem de hele avond te bekijken is een extra bezoek aan de voorstelling aan te raden). En Cornelis Schenk als Maria S. Stone. Wat die acteur op een avond aanricht! Dat eindeloze schakelen, van krankzinnige woede- uitvallen tot absurdistische orgasmen, van eindeloze lachbuien tot geposeerd verdriet - je gelooft je ogen niet.
Voorlopig is de voorstelling helaas niet meer te zien. Wurz had zo'n laf serietje gekregen in Frascati - een week. En dat is opnieuw niet de kans die Jules Terlingen en zijn groep verdienen. Programmeurs, grijp de telefoon! (02290-62855)
Rubriek
‘indringend theater…’
De opening van het Theaterfestival leek op een eindexamencabaret op mijn middelbare school. Eerst een kort voorwoord van de rectrix (Cox Habbema). Daarna een kort voorwoord van de adjunct (cultuurwethouder Ernst Bakker). De leraar Frans (Arthur Sonnen) hield een grappig bedoelde inleiding (gevoel voor humor uit het vorige fin de siecle). Daarna verhaspelde de toneelgroep van VWO-4B (Toneelgroep Amsterdam) via chips, bier en een exemplaar van de Gele Gids enkele Goethe-scenes.
www.groene.nl/1995/36