De Nationale Opera, Jenufa. Jana (Sophia Burgos) confronteert Jenufa (Annette Dasch) met haar dode kindje © Ruth Walz

‘Waarom is Jenůfa in godsnaam voor haar bruiloft uitgedost als een ingetogen weduwe?’ Dat vraagt de burgemeestersvrouw vals in het derde bedrijf van de opera: ‘Ik zou nooit en te nímmer zonder kransen en linten naar het altaar zijn gegaan…’

Die zinnen zouden het uitgangspunt kunnen zijn geweest van regisseur Katie Mitchell voor de enscenering van de beroemde opera van de Tsjechische componist Leoš Janáček uit 1904. Voor haar Jenůfa bij De Nationale Opera zien we inderdaad geen kransen, linten of andere folkloristische attributen, geen rustiek dorpsleven, geen verlaten molen, geen devote Maria-aanbidding. Zij plaatst de handeling in het kantoor van een modern landbouwbedrijf en verderop in een enorme stacaravan. De drie belangrijke vrouwen – grootmoeder, stiefmoeder en het meisje Jenůfa – hebben er de leiding en lijken nauwelijks in leeftijd te verschillen

Het zijn vrouwen van nu, en de nadruk ligt op problemen van nu. De mannen zijn weliswaar niet meer automatisch de baas, maar ze pakken op een grove manier wie ze krijgen kunnen en de vrouwen weten niet of dat uit liefde is, voor de seks, of louter uit verveling. Misschien maak je dan de verkeerde keuze en geef je je hart aan een knappe losbol, want die aardige halfbroer van hem die zegt zoveel van je te houden, overvalt je al net zo brutaal.

Tijdens de ouverture zit Jenůfa op de wc, midden op het toneel. Zij braakt, dus kan je snappen dat zij in verwachting is. Maar in de loop van de opera nemen alle vrouwen wanneer zij wanhopig zijn hun toevlucht tot een wc. Het is hyperrealistisch, maar het is vooral herkenbaar menselijk. De personages maken foute keuzes, doen verkeerde dingen, tot kindermoord aan toe, en toch kunnen we met ze meeleven.

Dat dit naturalisme zo goed werkt komt vooral door de muziek, die Janáček wel op Moravische volksmuziek heeft gebaseerd, maar die hier toch vooral de psychologische onrust en verwarring onderstreept. Die muziek wordt bovendien prachtig, hartstochtelijk en genuanceerd, uitgevoerd door het Nederlands Philharmonisch Orkest onder de jonge Tsjechische dirigent Tomáš Netopil. Ook de zangers zijn over de hele linie erg goed en spelen volkomen overtuigend, vooral de drie vrouwen: de oma die kiest voor de verkeerde kleinzoon (mezzo Hanna Schwarz); de stiefmoeder die haar rechtschapenheid als kosteres aflegt (sopraan Evelyn Herlitzius); de jonge Jenůfa die haar fiere onafhankelijkheid moet opgeven (sopraan Annette Dasch).

Er is in deze versie ook een nog jonger meisje, Jana (oorspronkelijk een herdersjongetje Jano – sopraan Sophia Burgos). Zij is Jenůfa dankbaar, omdat zij van haar lezen en schrijven heeft geleerd. Toch is zij het die aan het einde haar weldoenster ruw confronteert met haar dode kindje en in de menigte om haar steniging roept. Als zij beseft wat dat betekent, sluit ook zij zich op in de wc, wanhopig over wat zij heeft gedaan. In deze voorstelling is zij symbool voor iedereen, vrouw of man, die fouten maakt, spijt heeft, maar meestal niets meer goed kan maken. Een ontroerend mooie voorstelling.

Jenůfa, t/m 25 oktober in Nationale Opera & Ballet, Amsterdam, operaballet.nl