Jonathan Israel

Rob Hartmans verzuimt in zijn gesprek met Jonathan Israel (in De Groene Amsterdammer van 17 december 2004) te focussen op de tekortkomingen van de sociale en geesteswetenschappen zelf binnen de hedendaagse samenleving. Israel neemt de beleidsmakers in Nederland terecht kwalijk dat zij de humaniora en de klassieken van de westerse beschaving verkwanselen, bijvoorbeeld in het onderwijs. Maar hij gaat er daarbij ten onrechte van uit dat Verlichte denkers als Spinoza, Bayle en Diderot hier te lande in het onderwijs ooit wel volwaardig tot de klassieken werden gerekend. Waarmee ik maar wil zeggen dat er inzake de «multiculturele crisis» waarin ons land momenteel verkeert meer aan de hand is dan hij ons wil doen geloven: die crisis grijpt veel dieper. En daarvoor mogen niet alleen beleidsmakers maar ook intellectuelen en uitgevers verantwoordelijk gesteld worden. Zo werd Jonathan Israels eigen boek over Spinoza, Bayle en Diderot (Radical Enlightenment) tot op heden niet in het Nederlands vertaald. Hoe moet zulke historische kennis tot het onderwijs doordringen als ’s lands intellectuelen er niet de revolutionaire kracht van inzien? Het erfgoed van die Radical Enlightenment – tegenhanger van de semi-christelijke Verlichting van onder anderen Locke – zou ons immers niets minder dan een nieuwe «grammatica van de schepping» (George Steiner) kunnen leveren, een grammatica waar onze post-christelijke samenleving zo om lijkt te schreeuwen. Hoe ingrijpend daardoor met name de sociale wetenschappen zouden (moeten) veranderen, willen sociale wetenschappers echter niet weten. En in hun kielzog ook anderen niet, zoals journalisten en docenten. Verwacht Jonathan Israel niet erg veel van discussies in kranten, terwijl hier te lande titels als Het onbeschreven blad van Steven Pinker en Het gelijk van Spinoza van neurobioloog Antonio Damasio door de papiermolen worden gehaald? Ruim driehonderd jaar geleden wisten overheid en kerk in Nederland het gedachtegoed van de «Radical Enlightenment» van de maatschappelijke agenda te halen, tot op heden weten intellectuelen het er niet opnieuw op te krijgen.

PAUL OPHEY, Arnhem

Fatsoen aan de onderkant

Prima hoe in de reportage en het gesprek met Paul Speet (De Groene Amsterdammer van 17 december) de aandacht op de toestand van daklozen wordt gevestigd. Het had nog harder en rauwer gekund. Over de gang van zaken bij werkelijk alle instanties. Over administratieve chaos en dossiers die zoek raken. Onaangekondigd stopzetten van uitbetalingen, niet beginnen van toegezegde uitbetalingen, terugkomen op reeds gedane beschikkingen. Zelfs als een probleem na een jaar of langer met terugwerkende kracht wordt opgelost, zijn schulden aan ziekenfonds, woningcorporatie en energiebedrijf inmiddels verdubbeld. Klachten worden soms gegrond verklaard (na maanden), maar daar kan men in de tussentijd niet van eten en nergens van slapen. Is een cliënt ergens een dag te laat mee, dan vervallen zijn rechten; instanties overschrijden termijnen straffeloos met maanden. Bij hulpverleningsinstanties is, zoals Speet zegt, het aanbod geprotocolliseerd: kleine loketjes voor kleine deelproblemen. Een integrale aanpak bestaat vrijwel nergens meer. Wie als ontwikkelde, niet-verslaafde burger in zo’n Kafka-achtige situatie komt, kan zich soms nog enigszins weren; een bijna of geheel dakloze niet.

G.M. DIKKENBERG, Amsterdam, voormalig arts Jellinek en Hulp voor Onbehuisden