De zaak Peter Koelewijn versus A.F.Th. van der Heijden kent wat mij betreft alleen maar winnaars, hoe de uitspraak op 15 november ook gaat luiden. Ergens hoop ik dat Koelewijn gelijk krijgt. Dan moet er namelijk een inlegvel gedrukt worden met een rectificatie. Alleen die pagina zou het boek al de moeite waard maken. Het kan immers niet anders of de zinnen daarop vormen een verbluffende virtuoze figuur die zowel rectificeert als tussen de regels door alsnog venijnig naar Koelewijn uithaalt. Het zou een gemis zijn als die tekst ongeschreven bleef.
Trouwens: de zaak levert al genoeg verbaal vuurwerk op, nu de heren wekelijks een pagina krijgen in een zaterdagkatern. Ook dat is winst: Van der Heijden krijgt de gelegenheid om nog eens zo scherp mogelijk te formuleren waaruit voor hem de vrijheid van de romanschrijver bestaat, en Koelewijn die close readend opkomt voor de eer van zijn familie. We zijn getuige van twee botsende vormen van eergevoel: de beroepseer van de schrijvers versus de familie-eer van de zingende vishandelaarszoon. Vanzelfsprekend is de zaak voor Van der Heijden op zichzelf al winst. Rechtszaken en beroering kunnen krachtige stuwraketten zijn in de bestseller top-zestig, en het lijkt me niet overdreven om te stellen dat die tienduizend euro die Koelewijn eist voor de geleden ‘immateriële schade’ inmiddels al zijn verdiend met de extra verkoop van De helleveeg.
De belangrijkste winst blijft hoe dan ook dat er nu jurisprudentie komt. Hoeveel mag je uit de werkelijkheid plukken en schikken in een vaas vol fictieve fleurs du mal als clandestiene abortuskamertjes? In het geval van Joris van Casterens Lelystad, waarin sommige personages zich meenden te herkennen en aandrongen op een veroordeling voor belediging, heeft de rechter nooit een uitspraak kunnen doen, omdat het openbaar ministerie de zaak seponeerde. Met deze civiele procedure komt er naar mijn weten voor het eerst een principiële uitspraak.
Ik heb ook wel eens iemand woedend tegenover me gehad om een verhaal: ik had een vroegere wiskundeleraar niet al te gunstig geportretteerd. Een collega-docent stond briesend tegenover me: ik had zijn echte naam gebruikt, én het was nu juist zo’n nobele en geweldige man!
Wás inderdaad: een paar jaar eerder kreeg hij midden in de klas een beroerte. Misschien is de dood hierin een niet onbelangrijk detail. Koelewijn komt in zijn aanklacht ook steeds terug op zijn ‘hardwerkende en lieve moeder’ en noemt ook terloops zijn ‘onlangs overleden zus Josephine’. Hier wordt het interessant. Ik las over die zaak kort na de plotselinge dood van mijn 35-jarige vriend en collega Thomas Blondeau. Daardoor verschrompelde die viswinkel-fittie tot wat luchtige afleiding. En toch herkende ik meteen iets in de neiging van Koelewijn om zich in te spannen voor de beeldvorming van iemand die alleen nog maar uit beeldvorming bestaat.
Op een spontaan geïmproviseerde herdenkingsavond in café De Pels in Amsterdam trokken vrienden foto’s uit hun binnenzak en lieten ze hun telefoons zien met zijn teksten en beelden, net als tijdens en na de uitvaartdienst in het West-Vlaamse Poperinge. Ik kreeg het pijnlijk heldere besef dat hij nu alleen nog zou bestaan in verhalen en op foto’s waarop hij nooit ouder dan 35 is. Wij, degenen die achter zijn gebleven, voelen zich nu verantwoordelijk voor die beelden. Dus was er afgelopen dinsdagavond een hommage-avond aan Thomas gewijd, en ik twijfelde of ik dat ene YouTube-filmpje moest tonen waarop wij, jonge debutanten in 2006, lallend van café A naar café B fietsen. Ieder beeld waarop hij voorkomt heeft ineens veel meer gewicht, en het voelt alsof ik daarover moet hoeden. Door de selectie van beelden en verhalen die je over de doden doorgeeft heb je invloed op hun voortleven. Je bent toch een soort suppoost van de dood.
Met zijn requiemromans is dat bij uitstek een thema waar A.F.Th. in gespecialiseerd is geraakt, tegen wil en dank. In zijn verdediging erkent de schrijver dit ook, en dat geeft deze zaak meer reliëf. Van der Heijden betreurde het dat het niet, zoals destijds bij Reve en Hermans, om godslastering ging of belediging van een religie. Dat ben ik geloof ik niet met hem eens. Over God kun je alles zeggen, zeker in een roman. Die jurisprudentie is er.
De uitspraak van volgende week is lang niet zo zeker, en zou nog best eens ten gunste van Koelewijn kunnen uitpakken. Ik sluit er geen weddenschap op af, maar ik zou wel een goede fles wijn overhebben voor een gesigneerd exemplaar van dat inlegvel.