Met Kerst ben ik helemaal alleen, de kleine man is met zijn moeder naar familie in België en aangezien ik ‘van huis uit’ niets met de kersttraditie heb, besteed ik die periode in m’n eentje.
Het betekent dat ik een paar dagen voor mezelf heb, die ik na een drukke periode van harte welkom heet. Een echte kerstvakantie, dat is al weer een tijdje geleden. Ik som voor mezelf op wat ik de komende dagen allemaal wil gaan doen: de eerste twee Die Hard-films (de beste kerstfilms ooit, maar dat is mijn bescheiden mening) ga ik sowieso kijken.
Uit de kerk schuin achter mijn huis klinkt het zingen van een klein koor. Er wordt gerepeteerd voor de mis en ik heb de deur op een kier gezet. Het gezang begeleidt me tijdens het doen van de afwas. Wanneer die klaar is, gooi ik de deur helemaal open en leun ik naar buiten. Een sigaret en een kop koffie zijn mijn beloning voor het karwei dat ik zojuist heb verricht (die afwas stond al een tijdje op me te wachten).
Ik woon aan een autovrije straat en kijk recht tegen de zijkant van de eerder genoemde kerk. Kennelijk hebben vandalen onlangs hun slag geslagen: met blauwe spuitbus heeft iemand ‘Insjallah’ op de buitenmuur gespoten en ergens (naast dat ik dit soort vernieling van monumenten ergerlijk vind) raakt het me ook. Insjallah, ‘als God het wil’, op een kerk, ergens past het ook.
Belachelijk, corrigeer ik mezelf, je hoort niks op wat voor gebedshuis dan ook te kalken.
De dag erna is het koor nog steeds aan het repeteren, ik herken een stuk van Händel en hoe langer ik luister, hoe harmonieuzer het koor klinkt. Lekker bezig, mompel ik in mezelf, dat komt vast goed.
Op kerstavond word ik door een goede vriendin meegenomen naar de Alternatieve Kerstmis in de Stadsschouwburg. Zij moet daar spreken en heeft een vrijkaartje voor me. Ik probeer dit met de kerstgedachte te rijmen: kaartjes kopen voor een mis.
Een van de sprekers die avond sluit haar verhaal af met de oproep om de onbekende persoon in de stoel naast je vier minuten recht in de ogen te kijken. Ik huiver en bedwing de neiging mijn ogen uit hun kassen te krabben. Mijn buurman zit mij strak aan te staren, naarstig op zoek naar contact, of weet ik veel, iets.
Uiteindelijk red ik mezelf door te doen alsof ik oogcontact maak met een denkbeeldig persoon op het balkon aan de overkant.
De volgende dag zit ik me thuis te vervelen. Het koor is niet langer aan het repeteren en de stilte begint zijn tol te eisen. Uiteindelijk kan ik me niet langer bedwingen en open ik mijn internetbrowser: één journaaltje, of even op Blendle iets lezen, dat mag toch zeker wel?
Ik blader wat rond en kom een bericht tegen over een nieuwe trend in kerstdienst-land: in een groot aantal kerken worden met de kerstdagen geen psalmen maar nummers uit de Top 2000 ten gehore gebracht.
Ik frons bij het lezen van de kop. Is er dan werkelijk niets meer heilig? Elkaar tot tranen toe in de ogen staren, popmuziek om de geboorte van het kindeke Jezus te vieren?
Maar dan, tijdens het lezen van het bijbehorende artikel, begin ik onbedaarlijk te giechelen:
Stairway to Heaven van Led Zeppelin en Morning Has Broken van Cat Stevens worden genoemd als voorbeelden.
Ik som voor mezelf op: een rocknummer dat volgens kenners van het occulte satanische boodschappen zou bevatten en het bekendste lied van een latere moslimbekeerling.
Geweldig, dit kan alleen maar in Nederland, grinnik ik, nieuwe rituelen uitvinden om oude tradities in ere te houden. En heel even vind ik ons landje weer het allerbeste land ter wereld.
Ik klik op de link die doorverwijst naar een lijst van deelnemende kerkgemeenten en noteer alvast in mijn agenda, op 24 december van komend jaar: Popkerst.
Dan zit ik hopelijk in een kerkbankje, met mijn ogen dicht, te luisteren naar een hit uit de Top 2000. Insjallah.