Even leek Parijs in de eerste dagen van het nieuwe millennium het toneel van een wederopstanding. «Sartre revient» schreef Le nouvel observateur in januari 2000 op zijn voorpagina, en die aankondiging verspreidde zich door de hele stad. Twintig jaar eerder was de filosoof er groots ten grave gedragen. Er was een kleine hausse van postume manuscripten en herdenkings boeken op gevolgd, met de biografie van Annie Cohen-Solal als hoog tepunt.
Het leek een laatste stuiptrekking voor de intreding van de definitieve dood. Wanneer stierf Sartre? Op 15 april 1980, toen zijn uitgewoonde lichaam het begaf? Zes jaar later, toen de laatste memorabilia uit de etalages van de boekhandels verdwenen? Of eerder al, in de vroege jaren zeventig, toen Sartre bij een forumgesprek op zijn stoel een briefje aantrof met het dringende verzoek: «Sartre, houd het kort»?
De melancholie van de massale rouwstoet die Sartres lijkbaar volgde, gold niet alleen een man die verleden tijd geworden was, maar ook die verleden tijd zelf. Sartre belichaamde de twee decennia waarin de filosofie, volgend op de Bevrijding, tot haar meest Franse hoogtepunt kwam. Ze gistte niet alleen in Parijs, maar deed dat ook op een zichtbare en voor het dagelijks leven betekenisvolle manier. Ze mengde zich, in de beste traditie van de philosophes, onvervaard in het maatschappelijk debat, waarin ze moest tonen wat ze waard was.
Haar merites zijn niet vlekkeloos, evenmin als Sartres overheersende rol daarin. Nadat in de tweede helft van de jaren zeventig het politieke tij gekeerd was, werden zijn fouten breed uitgemeten en zij verdienden dat. Zijn verdiensten raakten er van de weeromstuit door in het vergeetboek, en dat verdienden zij niet. Want Sartres houding tegenover de Algerijnse bevrijdingsoorlog was onberispelijk, vooral in zijn aanklacht tegen de daarin gangbare martel methoden. Een demonstrerende menigte wilde hem ervoor gefusilleerd zien; tweemaal ontsnapte hij aan een bomaanslag op zijn huis. Dat bracht hem niet tot zwijgen en hij vluchtte niet in slachtofferschap. Er stond iets op het spel en dat werd hoog gespeeld.
Sartre aanvaardde dat een intellectueel ook een straatvechter moet zijn en getuigde daarin van grote moed. Van effectieve politiebescherming had hij, gehaat door alles wat in Frankrijk gezag droeg, weinig te verwachten. Er was vermoedelijk maar één politicus van een vergelijkbare statuur die hem werkelijk achtte en dat was tegelijk zijn grootste tegenstander. Charles de Gaulle zou Sartre jaren later, na een onbezonnen inhechtenisneming, onverwijld in vrijheid laten stellen met de onthullende woorden: «Een Voltaire arresteer je niet.»
Dat was al in hun beider nadagen, maar het tekende de één als staatsman, de ander als intellectueel. En vooral kenmerkte het hen beiden als de intieme vijanden die het zonder elkaar niet kunnen stellen. Het gevecht om ideeën, om een natie, een toekomst en zelfs de mensheid vraagt ruimte en vooral de hoogte waarin zowel de politiek als de filosofie pas tot haar recht komt en beiden bezaten die in overmaat.
In 2000 riep Bernard-Henri Lévy de twintigste eeuw daarom alsnog uit tot De eeuw van Sartre. Zijn boek is nu vertaald (Bert Bakker) en verschijnt drie jaar na dato en één jaar voor het eeuwfeest van Sartres geboorte. Geen filosoof die Sartres politieke denkbeelden in de jaren zeventig zo mediageniek bestreed als Lévy. Maar ook geen denker die zich zozeer heeft bekommerd over de teloorgang van de publieke intellectueel, zonder wie een samenleving politiek afsterft, als Lévy.
Niet omdat de intellectueel per se gelijk heeft; Sartres voorbeeld bewijst veeleer het tegendeel. Maar omdat hij verwoordt wat de burger kan wikken en wegen, en verwerpen als hij wil. En omdat het hem om ideeën gaat, zonder welke ieder beleid stuurloos is. Het was diens deemstering die Sartres begrafenis even melancholisch kleurde als die van De Gaulle. Beiden waren vooral in de kracht van het denken aan elkaar gewaagd. Maar zij waren anachronismen geworden in een wereld die, mede dankzij hen, de strijd moe was en politiek inwisselde voor management, ideeën voor beheer.
Correctie: de juiste naam van de vorige week in deze rubriek genoemde socioloog is Bas van Stokkom.