Den Haag, 2012, Samantha de Jong (Barbie) en Michael van der Plas in gelukkiger tijden. Barbie is inmiddels helemaal klaar met tv © Guus Schoonewille / HH

1.

‘Eigenlijk is Thierry Baudet een kunstenaar’, zei een vriend van me, in het café. ‘Hij wil zichzelf botvieren, en hij gebruikt de politiek daarvoor.’

Daarna moest die vriend een rondje geven, want dat zijn de regels. Wie ongevraagd en unilateraal over Thierry Baudet begint moet voor straf naar de bar.

In een interview over het kunstenaarschap zei David Hockney eens op de vraag waar het kunstenaarschap vandaan kwam dat je als mens bepaalde talenten en bepaalde ervaringen hebt, en die wil je eruit laten: ‘You want to apply yourself.’

To apply yourself laat zich het best vertalen als ‘jezelf willen toepassen’, jezelf gebruiken. Botvieren is een mooier woord, omdat het agressiever klinkt. Wie iets botviert past zichzelf niet alleen toe, maar gaat iets te lijf. Aardewerk sneuvelt, kantooruren worden overschreden. Die bepaalde talenten, bepaalde ervaringen, of bepaalde obsessies, bepaalde driften en lusten worden, in freudiaanse termen, gesublimeerd en omgezet in schilderijen, romans, toneelstukken, films.

Kunst is zo net als seks, in de zin dat je uiteindelijk – hoe impliciet dan ook – wordt blootgesteld aan de obsessies en ervaringen van de ander. Je hebt onvermijdelijk het gevoel dat je iets hebt gezien dat anders verborgen was gebleven.

Wat Thierry Baudet niet wil, werd in het café geopperd, is het opstellen en ratificeren van wijze, intelligente wetten die ons allemaal vooruit helpen. De Eerste Kamer interesseert hem niet. Hij zit niet in Den Haag om de handen ineen te slaan, zijn ideologie is niet consistent, bij allerlei stemmingen en debatten blijft zijn tweemansfractie weg. Maar Baudet ontdekte dat hij best goed is in praten op camera, dat hij het spelletje met de media begrijpt en dat er mensen zijn die op een figuur als hij zitten te wachten. Als romancier mislukte hij al eens, maar als mediapersoonlijkheid vond hij een andere vorm van kunstenaarschap. Politiek werd zijn doek, en dat doek wil hij onderwerpen aan zijn ervaringen, zijn obsessies – aan zijn persoonlijkheid.

2.

Wie wil weten hoe het was toen het hebben van een persoonlijkheid nog niet door de media op prijs werd gesteld, kan nu naar het nieuwe seizoen van TheCrown kijken, op Netflix.

Dit tweede seizoen over het Britse koningshuis bestrijkt de late jaren vijftig en de vroege jaren zestig, toen de glans van de jonge koningin Elizabeth begon te vervagen, het Britse Empire met de Suez-crisis nog meer grandeur verloor, en de democratiserende maatschappij meer openheid en minder elitebestuur begon te verwachten. Die democratiserende maatschappij krijgt in de vijfde aflevering het gezicht van Lord Altrincham, een journalist uit de lagere aristocratie, en de eerste keer dat we dat gezicht te zien krijgen, krijgt het meteen een dreun verkocht. Lord Altrincham heeft in zijn eigen krant campagne gevoerd tegen de ouderwetse, pedante manier waarop het koningshuis zich naar het volk toe opstelt. De klappenuitdeler is een oude veteraan behangen met medailles en ziet in Lord Altrincham een verrader van de glorie van de kroon.

De makers van The Crown spelen een fijn dubbelspel: ze schilderen het koninklijk huis met alle eerbied af, en toch bevragen ze telkens zijn relevantie of irrelevantie. Ze nemen de dilemma’s van de vorsten en prinsen serieus, hun hang naar vrijheid en individualiteit in een instituut dat dat nooit zal toestaan – in mindere mate zijn hun paleizen gevangenissen, hun lakeien ook hun cipiers. In de aflevering rond Lord Altrincham zit daarom een gekke doorbreking van dat dubbelspel, namelijk dat de kritische middenklasse wel heel stompzinnig wordt afgebeeld. De aristocraten zijn doorgaans lang en slank en scherp als kroontjespennen; de middenklassejournalisten die de redactie van Altrincham vormen zijn allemaal net iets te zwaar, in net iets te wollige truien. Alsof de makers Evelyn Waugh tegenover Bridget Jones’ Diary zetten. Terwijl Altrincham de wereldpolitiek wil bespreken kijken zij zwijgend om zich heen, en tonen alleen enthousiasme voor het stuk huisgemaakte toffee dat op de vergadertafel wordt neergezet.

Uiteindelijk wordt criticaster Altrincham naar Buckingham Palace gelokt, voor een off the record-gesprek met de koningin. Elizabeth gaat voor hem zitten, op het puntje van haar stoel, met haar rug ongemeen recht – niet als een mens maar als een borstbeeld. Wat belangrijk is, zegt Altrincham, is dat het koningshuis erkent dat het is veranderd.

Wat is veranderd? vraagt de koningin.

Alles, zegt hij. Het koningshuis moet mee veranderen, omdat ‘de tijd van de eerbied voorbij is’.

Claire Foy, die voor haar rol als Elizabeth al een Golden Globe won, is op haar best als ze als statig vorstin haar emoties moet onderdrukken. Haar neusvleugels trillen, ze spreekt met haar kaken op elkaar. Wat rest ons zonder eerbied? zegt ze. Anarchie?

Als je langs RTL Late Night zapt weet je van iedereen aan tafel wat hun grote trauma’s zijn

‘Gelijkheid’, zegt Altrincham, die vervolgens met een lijst van aanbevelingen komt. Mensen moeten u leren kennen, zegt hij.

Maar ik wil niet dat mensen me kennen, zegt de vorstin.

Tv-series die zich in het niet al te verre verleden afspelen kunnen nogal eens knipogen naar de kijker. Zelfs Mad Men, misschien de beste serie van deze eeuw, kon zich er niet van weerhouden een scène toe te voegen waarin reclameman Don Draper in 1960 tegen een treuzelende secretaresse uitvalt dat hij ‘geen magische machine heeft die zomaar kopietjes kan maken’. De opmerking is grappig omdat elke kijker weet dat de kopieermachine geen magisch vooruitzicht is. In feite doorbreekt Mad Men hier de vierde muur, en geeft zijn kijker een dikke vette, zelfbewuste knipoog.

Diezelfde ironie zit in de laatste opmerkingen van koningin Elizabeth in The Crown. ‘I don’t want to be known.’ De makers en de kijkers weten heel goed dat de tijd dat prinsen, vorsten en beroemdheden zich achter de muren van hun paleizen konden verschuilen hopeloos voorbij is. Wie in de media wil komen moet een persoonlijkheid zijn, moet zich laten zien, laten kennen. In het dit jaar verschenen The Attention Merchants beschrijft econoom Tim Wu de opkomst van wat hij het ‘Celebrity-Industrieel-Complex’ noemt: de ontdekking van Amerikaanse uitgevers halverwege de vorige eeuw dat alles met beroemdheden op de cover goed werd verkocht. Dat complex werkte twee kanten op, want beroemdheden deden er maar wat graag aan mee. Die ontdekten dat beroemdheid niet een bijproduct was van iets wat ze uitzonderlijk deden, maar dat het hun professionele kapitaal was. Een autonoom iets. Hun kunstvorm was niet meer een doek geworden, of een camera, of een typmachine; hun kunstvorm was hun persoonlijkheid. De hoofdredacteur van de opperglossy People stond perplex: ‘We found out that people in the news were quite willing to talk about themselves. They’d talk about lots of personal things – their sex lives, their families, their religion.’

En wie eenmaal het vliegwiel van beroemdheid draaiende wilde houden, kon niet ophouden over zichzelf te praten; steeds meer moest gedeeld worden, steeds meer moest geopenbaard worden.

3.

Hoe ziet het hebben van een mediapersoonlijkheid eruit? Griet op de Beeck gaf dit jaar een masterclass. Dat haar optreden bij De wereld draait door een van de grote mediamomenten van het jaar zou zijn, stond van tevoren wel zo’n beetje vast. Haar uitgeverij kondigde in het weekend ervoor al aan dat haar optreden spraakmakend zou zijn. De wereld draait door zelf, een programma dat zijn items doorgaans in een Red Bullesque tempo afhandelt, trok de helft van zijn zendtijd ervoor uit.

Het was tijd, zei Op de Beeck in de uitzending. Haar nieuwe boek zou het eerste deel van een trilogie worden, waarvan alle delen over hetzelfde onderwerp zouden gaan. ‘Elke journalist met vier hersencellen op een rij’ zou begrijpen dat wanneer je drie boeken over hetzelfde thema schrijft je als schrijver een persoonlijke connectie met dat thema hebt. Het thema was incest – hoewel ze het zich zelf niet kon herinneren, had ze talloze aanwijzingen die erop duidden dat zij als kind door haar vader was misbruikt. Het was tijd om erover te spreken, zei ze, omdat ze er anders staalhard over moest gaan liegen, niet één keer, tegen een enkele journalist, maar voor de rest van haar leven. En waarom zou je erover liegen? Omdat, zei ze, het toch met schaamte te maken heeft. De perverse schuld en schaamte die in zulke gevallen altijd door het slachtoffer worden beleefd, terwijl die schuld en schaamte toch bij de daders zouden moeten liggen.

Het was een volwassen gesprek. Op de Beeck sprak kalm en doordacht, Matthijs van Nieuwkerk was niet sensatiebelust, maar interviewde haar eveneens kalm en aandachtig.

Wie daarna online ging, op Twitter of Facebook, zag vrijwel unisono dezelfde constatering: wat ontzettend dapper van Griet op de Beeck, wat een moedig mens. Griet op de Beecks nieuwe roman, Het beste wat we hebben, kwam op één binnen in de cpnb top-60.

In de dagen daarna waren er misschien drie columnisten die vraagtekens bij het verhaal van Op de Beeck zetten. Was de theorie van verdrongen herinneringen nog wel gangbaar onder psychologen? De vraag stellen was de vraag als een paardendrol in je gezicht gesmeerd krijgen, en elke columnist die bij Griets openhartigheid kanttekeningen plaatste werd door een legioen contracolumnisten verbaal opgeknoopt. Als je aan Griet twijfelde, dan stond je aan de kant van de daders, van de verkrachters en van de status-quo – op die manier werd Elsbeth Etty, toch iemand die in een paar feministische golven heeft meegezwommen, op Joop.nl weggezet als onderdeel van het patriarchaat.

Was het dapper dat Griet op de Beeck met haar verhaal naar buiten kwam? In een ideaal scenario steunde haar optreden andere incestslachtoffers om hun eigen verhaal niet weg te zwijgen. Omgekeerd: als haar openhartigheid dapper was, zijn alle slachtoffers die erover zwijgen dan laf?

Wat haar openhartigheid vooral was, is onvermijdelijk. Dat is het spel van de mediapersoonlijkheid, dit is wat er van je gevraagd wordt om een permanente beroemdheid te zijn. Als je langs RTL Late Night zapt weet je van iedereen aan tafel wat hun grote trauma’s zijn, wie er depressief is geweest, wie in een huwelijkscrisis verkeert. Je hoort Jeroen Pauw heel serieus over #MeToo praten en je denkt: maar iedereen in Nederland heeft je zien vertellen dat je met meer dan tweehonderd vrouwen naar bed bent geweest, hoe zit het met jouw machts-asymmetrieën? Je kunt naar een toneelstuk gaan van Toneelgroep Amsterdam en van alle actrices weten wie met wie getrouwd waren, en met wie hun mannen dan precies zijn vreemdgegaan. Dat hebben ze je namelijk zelf verteld, in Volkskrant Magazine. >

Op zich is dit niets nieuws. Al in de jaren vijftig analyseerden psychologen de werking tussen beroemdheden en hun publiek. Twee van hen, Donald Horton en Richard Wohl, concludeerden dat de manier waarop de tv-wereld beroemdheden benaderde het doel had de ‘illusion of intimacy’ te creëren – om kijkers het gevoel te geven dat ze een persoonlijke relatie hadden met de mensen op tv. Daarom gebruikten praatprogramma’s veel close-ups, werden de beroemdheden bij hun voornaam aangesproken, werden de programma’s gevuld met small talk. Horton en Wohl bedachten zo de term ‘para-sociale interactie’ om deze ‘intimacy at a distance’ te beschrijven. Die afstand is door smartphones en sociale media alleen maar kleiner geworden.

Reality-tv is de vervolmaking van het Celebrity-­Industrieel-Complex

Mijn eerste reactie toen ik hoorde van Griet op de Beecks optreden bij De wereld draait door was niet ‘o wat dapper’. Het was ook niet schrik. Het was niet eens jeetje. Het was eerder ‘o, ja, natuurlijk’. Natuurlijk wordt dit gedeeld, natuurlijk weten we dit nu.

4.

De vraag is natuurlijk: hoe intiem mag die para-sociale interactie worden? Kan het té intiem worden?

Norman Mailer, zelf zeven keer getrouwd, zei dat om een vrouw écht te leren kennen je met haar door vier stadia moest gaan: je moet met haar naar bed gaan, je moet met haar trouwen, je moet kinderen met haar krijgen en je moet scheiden.

In die zin heeft heel Nederland Samantha de Jong écht leren kennen. We leerden haar kennen in 2010 in de hit-realityshow Oh oh Cherso, waarin een groep plat-Haagse jongeren naar Chersonissos vertrok om zich er de zomer lang, om het op z’n Haags te formuleren, helemaal de pleuris te zuipen. Ze heetten Sterretje, Sniper, Jokertje, een ander had de wonderlijk mooie bijnaam Matsoe Matsoe en Samantha de Jong werd Barbie genoemd – vanwege haar platinablonde haar en haar gehalte toegevoegde kunststoffen. Anderhalf miljoen mensen keken naar het eerste seizoen, de slotaflevering werd op een groot scherm op het Haagse Spui uitgezonden.

In het eerste seizoen zagen we Barbie met een verborgen camera gênant snel seksen in een douchecabine met Sterretje (Sterretje: ‘Geef me even, dan kan ik zo nog een keer hoor.’ Niet dus), daarna zagen we haar in een spin-off verliefd worden en trouwen met ene Michael (Barbie’s bruiloft, 2012), een kind krijgen (Barbie’s baby, 2013) en na verschillende uitstapjes (Samantha en Michael doe effe paranormaal!, 2014) kunnen we nu op elke dinsdagavond zien hoe Barbie’s huwelijk definitief is stukgelopen: Samantha en Michael scheiden ermee uit, op rtl5. Mailer zou tevreden zijn.

Oh oh Cherso was duidelijk over de grens van de verdraagzame hoeveelheid intimiteit. Daarom was het ook een hit. De show was direct een guilty pleasure voor de kijkers thuis. De Hagenaren waren luidruchtig, indiscreet, flamboyant, ze maakten de hele tijd ruzie, ze zeiden idiote dingen (Sniper: ‘Het mooiste aan mijn lichaam vind ik toch mijn lichaam zelf eigenlijk.’ Barbie: ‘Ik eet frikadellen en kroketten. Maar ik houd sowieso niet van vlees’), ze leken geen idee te hebben dat ze gefilmd werden. Ze waren de vleesgeworden schaamteloosheid die H.J.A. Hofland beschreef in zijn essay Platter en dikker: ‘Sinds ongeveer een halve eeuw komt in de westerse beschaving een nieuwe mens tot ontwikkeling. (…) Geef uw ogen en oren de kost, op straat, in het openbaar vervoer, de oorden van vermaak, de stadions, op het strand, de markten en de feesten, op internet. De nieuwe mens is overal. Hij is dikker, om te beginnen. Hij loopt een beetje anders omdat zijn benen een groter gewicht moeten torsen en zijn armen verder van zijn omvangrijker lichaam bewegen. Hij praat harder en vlugger maar niet duidelijker, hij kijkt vaak wantrouwend tot agressief.’

De schaamteloosheid van de Cherso-gangers was zo groot dat talloze columnisten en essayisten erover vielen: in Den Haag kon het er niet echt zo aan toe gaan, de producers stookten ze vast op, deze reality-tv heeft niets meer met reality te maken.

Voor de criticasters zat het sleutelmoment in een aflevering waarin Barbie na een felle ruzie in paniek raakte. Ze begon tegen de camera’s te schreeuwen dat ze haar met rust moesten laten. De camera’s gaven haar drie seconden afstand, en filmden daarna door terwijl zij op de grond zat, met haar handen voor haar gezicht, zodat de kijkers haar niet konden zien huilen. Ze hield haar rol niet vol.

Je zou kunnen zeggen dat reality-tv de meest kernachtige vorm van entertainmenttelevisie is. Het is de vervolmaking van het Celebrity-Industrieel-Complex. De sportieve of kunstzinnige talenten van de beroemdheden doen er niet alleen niet toe, ze hebben ze niet eens. Jokertje en Barbie zijn (of waren) beroemd omdat ze Jokertje en Barbie zijn. Meer niet. In zijn essaybundel Pulphead schrijft John Jeremiah Sullivan dat het dan ook volkomen irrelevant is om je af te vragen of reality-tv wel allemaal echt is. Want dan mis je het interessantste aan reality-tv: ‘de manier waarop het zich de realiteit heeft toegeëigend’. Sullivan zegt dat als je naar zijn kantoor zou komen en hem zou filmen terwijl hij zit te werken, dat je niet echt zou zien wat zijn werk is. Immers, de aanwezigheid van camera’s creëert een zelfbewustzijn dat van de hele setting een toneelstukje zou maken. Maar deelnemers aan een reality-serie leven juist met het zelfbewustzijn dat met de aanwezigheid van camera’s meekomt; het is hun taak, hun baan, dat zelfbewuste metaniveau te overwinnen. Hoe schaamtelozer ze worden, hoe beter ze zijn in hun baan.

Barbie zegt trouwens dat Samantha en Michael scheiden ermee uit haar laatste reality-serie wordt. Ze is helemaal klaar met tv. Jokertje werkt ondertussen als inkoper bij een oliebedrijf.

5.

Het gaat te ver om te zeggen dat alle mediapersoonlijkheden die vrijwillig in praat-, roddel- en persoonlijkheidsprogramma’s opduiken schaamteloos zijn – Griet op de Beeck is geen Barbie – maar ze draaien mee in een cultuur waarin navrante openheid over hun persoonlijke leven de eis is. Het heikele is dat het openbaren van een persoonlijk leven niet gelijk staat aan het hebben van een persoonlijkheid.

Bekijk het zo: een tijdje terug werd ik uitgenodigd voor een workshop aan een creative writing-opleiding in Gelderland. De studenten waren ongemeen goed voorbereid, leergierig, belezen – ambitieus. Maar uiteindelijk stak er eentje zijn hand op en stelde de vraag die je onvermijdelijk eens moet stellen als je een opleiding creative writing volgt: ‘Kun je eigenlijk wel leren schrijven?’

Het antwoord was natuurlijk: tsja. Je kunt geholpen worden bij het schrijven. Docenten kunnen je goede voorbeelden aandragen, kunnen je helpen beter over je stijl na te denken en clichés te leren mijden. In het minste geval kunnen ze nog altijd de dt-fouten eruit wissen. Maar niemand kan je leren te bedenken wat een goed verhaal is, wat een interessante gedachte is, hoe je iets moet verzinnen. Docenten kunnen je handschrift corrigeren, maar alleen jij moet bedenken wat je opschrijft.

Iets soortgelijks geldt voor de manier waarop het Celebrity-Industrieel-Complex op de cultivering van mediapersoonlijkheden rust. Griet op de Beeck vertelde 25 minuten lang over zichzelf, en deed dat 25 minuten lang op een waardige, inhoudelijke manier, waar anderen ook iets aan konden hebben. Het was bepaald geen narcisme, en ik geloof ook niet dat het een strategische verkooptruc was om juist nu met dit nieuws te komen. Het probleem is dat niet iedereen op tv op die manier over zichzelf kan vertellen. Niet iedereen weet wat een goed verhaal is. En dus loop je steeds vaker tegen interviews aan waarin de geïnterviewde alle mogelijke informatie over zichzelf openbaart, zonder die informatie van een diepere relevantie te voorzien. Het is informatie omdat dat nu eenmaal hoort, indiscretie om wille van de indiscretie. De rol die de mediacultuur heeft gespeeld is dat ze de mensheid heeft geholpen de schaamte of terughoudendheid te overwinnen om het over zichzelf te hebben.