Voorzover ik weet heeft sinds de jaren dertig nog nooit een grote, geïndustrialiseerde westerse economie een decennium lang geen economische groei vertoond. Als dat klopt heeft Italië de primeur. Het bbp per Italiaan is lager dan voor het begin van de crisis in 2007, en zelfs lager dan op het einde van de crisis in 2012. Het IMF schat in dat de stagnatie er tot midden jaren 2020 gaat duren. Twee decennia stilstand en krimp is economisch onhoudbaar en politiek levensgevaarlijk. In de vakpers circuleren daarom deze zomer serieuze ‘wat als’-analyses van een Italiaanse exit uit de euro. Dat zou het einde zijn van de euro zoals we die kennen, en een enorme klap voor de EU.
Waarom stagneert Italië, en wat zou een exit oplossen? Een vergelijking met de andere ‘giips’-landen (Griekenland, Ierland, Spanje en Portugal) is verhelderend. Voor alle geldt dat het euro-lidmaatschap de bubbel tot 2007 verergerde en bovendien daarna slechts een beperkt aantal wegen uit de crisis openliet. Italië wilde of kon de keuzes van de andere GIIPS-landen niet maken.
Ierland heeft weer gezonde bbp-groei door opnieuw buitenlands kapitaal aan te trekken, met lage belastingen als lokkertje. De prijs is een nieuwe huizenbubbel en opnieuw groeiende fragiliteit. Spanje heeft diep gesneden in de baanveiligheid. Ze heeft de hernieuwde groei moeten bekopen met een werkloosheid van 19 procent en een sterk toegenomen ongelijkheid in de inkomensverdeling. In Portugal heeft de linkse regering die in 2016 aantrad de afgedwongen versobering van 2010 teruggedraaid. Ambtenarensalarissen, werkuren, vakanties en pensioenen zijn weer op het oude niveau. De prijs daarvoor was een drastische verlaging van de overheidsinvesteringen, maar dankzij wind mee door het herstel van de Noord-Europese economieën keerde de groei ook in Portugal terug. Voor Griekenland is er zonder substantiële schuldkwijtschelding vooralsnog geen einde aan de verarming.
Italië heeft de extremen vermeden. Ze had geen spectaculaire bubbel voor 2007: sinds de introductie van de euro schommelde de groei al tussen de nul en één procent. Ze had geen grote crash erna. De Italiaanse werkloosheid, die na 2007 verdubbelde van 6 naar ‘slechts’ 12 procent in 2014, daalt nu weer licht, maar niet voor jongeren. Lonen zijn er niet ingezakt, maar stagneren wel. Publieke voorzieningen zijn niet gedecimeerd, maar beter worden ze ook niet. Italië kan ook niet, zoals kleinere economieën, meeliften op herstel elders in Europa. Ze moet het echt zelf doen – maar niet per se op de afgedwongen manier van de EU-ecb-imf-trojka. Italië is groot en belangrijk genoeg om zulke eisen naast zich neer te leggen. Ze hoeft niet, als Griekenland, met zich te laten sollen.
Dat is een pluspunt, maar wat gaat Italië dan wel doen? Naarmate de stagnatie voortduurt, worden investeerders zenuwachtiger. De Italiaanse obligatierente ligt sinds juni verder boven die van Spanje dan ooit sinds de eurocrisis in 2012, reden voor de ecb om in juli veel meer Italiaanse obligaties op te kopen dan gepland. Een precaire basis voor de staatsfinanciën.
Het traditionele herstelmechanisme van Italië, van voor de euro, wordt dus met de dag aantrekkelijker: devaluatie. Toen Italië in 1996 toetrad tot het European Monetary System, voorloper van de euro, had ze door veelvuldige devaluatie driekwart van haar waarde tegenover de Duitse mark verloren sinds begin jaren zeventig, het einde van het Bretton Woods-tijdperk van vaste wisselkoersen. Dat patroon ging grosso modo gepaard met economische groei. Sinds Italië in euroland leeft, krimpt de economie er, zonder uitzicht op verbetering. Dat doet velen snakken naar een devaluatie. Eurolidmaatschap belet dat, maar de druk om dat obstakel op te ruimen groeit met de dag.
De tragedie is dus dat de euroregels Italië richting de euro-uitgang duwen. Stel je eens voor dat die regels tot investeren en het najagen van werkgelegenheid en gelijkheid verplichtten, in plaats van tot bezuiniging, afbraak en uitsluiting. Voor de gemiddelde Italiaan zou de keus tussen het economisch beleid van de eigen staat en dat van Europa anders uitvallen. De euro zou een progressieve kracht in het vermolmde Italiaanse systeem zijn. De Vijfsterrenbeweging zou geen voet aan de grond krijgen. Italië zou geen recordhouder stagnatie zijn.
Helaas, zo is het dus niet. Als de trend doorzet – en niets wijst op het tegendeel – gaat Italië toch nog Griekenland achterna, waar het toerisme in ieder geval flink aangetrokken is. Binnenkort kunnen we dan goedkoop naar Abruzzo of Sicilië op vakantie – betaald in lires.