
In 1656 werden van Rembrandt, die schulden moest betalen, spullen uit zijn inboedel geveild. Vanwege die veiling is er door ambtenaren van de Desolate Boedelskamer een nauwkeurige inventaris gemaakt van wat er zich aan waarde in zijn huis bevond. Bijvoorbeeld: ‘Konst van verscheyden der voornaemste so Italiaensche, Fransche, Duytsche ende Nederlandtsche Meesters (…) bij den selven Rembrandt van Rijn met een groote curieusheyt te samen versamelt.’ Zo staat het samengevat op een bewaard gebleven aanplakbiljet voor de veiling. ‘Gelijck dan mede een goede partije van Teeckeningen ende Schetsen van denselven Rembrandt van Rijn selven.’ Verder werd ‘Papier Kunst’ verkocht: dat was een groot aantal boeken met prenten van zowat alle meesters van de Renaissance (zoals Dürer, Titiaan, Lucas van Leyden) die hem bij de ontwikkeling en formulering van zijn eigen stijl bezighielden en in wier traditie hij zich voelde staan. Dat soort prentwerk had hij in bezit om de inventies daarin te kunnen blijven bestuderen. Ze werden bewaard tussen de bladen van boeken. In de inventaris heten ze ‘kunst boecken’. Zeker drie keer wordt daar de kennelijk beroemde ‘Raefel Urbijn’ genoemd – boeken met ‘kopere printen’, nog eens ‘printen’, en dan een ‘dito van Raefel Urbijn seer schoonen druck’.
Ik vind dit ontroerende informatie omdat ik me voorstel hoe Rembrandt af en toe in die boeken zit te bladeren om zijn geheugen op te frissen, gewoon uit nieuwsgierigheid of, wie weet, op zoek naar een idee. Zo zitten we allemaal wel eens te lezen en te kijken in boeken die om wat voor reden dan ook na aan het hart liggen. De modernere mens gaat dan googelen, begrijp ik, maar dat komt uiteindelijk op hetzelfde neer. Inzake kunst gaat het erom dat sommige inventies, in opzet en uitwerking, onuitputtelijk compleet zijn. Daaronder horen veel werken van Rafaël uit Urbino. Als je zijn composities bekijkt in de context van de toenmalige kunst zie je dat het essentiële formuleringen waren – zoals werken van Donald Judd of Bruce Nauman dat zijn voor onze hedendaagse kunst.
Ook bij zijn leven waren ze daar al achter. Rembrandt was daar ook van overtuigd. Daarom had hij al die prenten aangeschaft, waaronder ongetwijfeld ook Paulus predikt in Athene. Dat was een ontwerp van Rafaël – een van de zogenaamde cartons die als voorbeeld dienden voor een serie voorname, kleurrijke wandtapijten, kort na 1517 voor het Vaticaan geweven door specialisten in Brussel. Verschillende gebeurtenissen brachten ze in beeld uit de loopbaan van twee heilige protagonisten van de Kerk: de apostel Petrus, de eerste paus, en Paulus, de intellectueel en strijdvaardige prediker. De prent van hem is echter niet gemaakt door Rafaël maar door Marcantonio Raimondi. Die had, aldus Vasari, het graveren zo ongeveer geleerd van Albrecht Dürer zelve.
Inmiddels had Rafaël begrepen hoe populair en wijdverspreid de vele prenten van Dürer in heel Europa waren. Hij engageerde toen Marcantonio om grafische reproducties te maken van al zijn werken zodra ze klaar waren. Die prentmakerij werd snel een hele bedrijvigheid, met een zodanige verspreiding dat zowat elke nieuwe inventie van Rafaël, inderdaad vaak superieur, binnen enkele maanden wijd en zijd bekend raakte. De prenten van ‘Raefel Urbijn’ in Rembrandts bezit waren zulke bladen van Raimondi van diens medewerkers in de werkplaats.
De Paulus die daar op een bordes met beide armen staat te prediken is een kloeke gestalte. Hij staat in Athene op de Areopagus (zie Handelingen der Apostelen 7:16-34), de berg van Ares waar men voor debatten samenkwam. Tegenover Paulus, aan gene zijde van de toehoorders, zien we de krijgsgod trots op zijn sokkel. In de ruimtelijke mise-en-scène van het tafereel staat dat standbeeld zo op dezelfde hoogte als de prediker. De afstand tussen die twee geeft de ruimte een stabiele, heldere maat die optisch wordt verstevigd door de architectuur rondom. In die ruimte, op de vloer, bevindt zich een halve cirkel van toehoorders – tegenover de stevige hoekigheid van de treden van het bordes. In houding, gebaren en uitdrukking zijn de toehoorders allemaal verschillend. Zij vormen een groep van grote levendigheid. De sluwe compositie is een schitterend uitgewerkte groepering van natuurlijke beweeglijkheden zoals toentertijd, met die soepele helderheid van ontwerp, alleen Rafaël dat kon. Dat was modern. Dat fascineerde Rembrandt – zoals we kunnen zien in bijvoorbeeld de choreografie van bewegingen in de Nachtwacht.
PS: Zowat alle prenten van Marcantonio Raimondi zijn te bekijken in het onvolprezen Prentenkabinet van het Rijksmuseum. Rafaëls cartons voor de wandtapijten hangen in het Victoria Albert Museum in Londen, de tapijten in het Vaticaans museum in Rome
Beeld: Paulus predikt in Athene, prent van Marcantonio Raimondi, Gravure 1517-1519 (Rijksmuseum van Amsterdam).