Te oordelen naar de prioriteiten van informateur Donner verkeert Nederland niet in staat van oorlog met het «internationale terrorisme». Toch is dat zo: toen de Verenigde Staten in oktober 2001 een beroep deden op artikel 5 (wederzijdse bijstand) van het Navo-verdrag stemde het kabinet-Kok daarmee in en leverde gevechtsvliegtuigen voor operatie Enduring Freedom in Afghanistan. Sinds de Taliban zijn verjaagd, levert Nederland bovendien troepen voor Isaf, de vredesmacht die de voorlopige Afghaanse regering beschermt.
Als de Verenigde Staten onverhoopt oorlog gaan voeren in Irak is ons land bovendien onvoldoende voorbereid op de mogelijke gevolgen, zoals grote vluchtelingenstromen (die volgens hoge commissaris Lubbers zonder grootscheepse internationale hulp catastrofale afmetingen zullen aannemen), een militaire escalatie in de regio, verdere verwijdering tussen Europa en de VS, het risico van terreuraanslagen op Nederlands grondgebied en niet te vergeten aanvallen op de Isaf-soldaten in Kaboel.
De toestand is zo urgent, meent defensiedeskundige Rob de Wijk van Clingendael, dat Donner omgekeerd te werk zou moeten gaan. De Wijk: «Hij moet eerst de internationale situatie aan de orde stellen, daarna de gebruikelijke binnenlandse themas. Vooral de veiligheid van Isaf baart me zorgen. Het is een vergissing te denken dat we in Kaboel in het uiterste geval zullen worden gered door onze bondgenoten. We lopen met open ogen in dezelfde val als in Srebrenica.»
Demissionair Defensie-minister Henk Kamp ligt er niet wakker van. «De Amerikaanse regering heeft harde toezeggingen gedaan dat Amerikaanse militairen Isaf te hulp komen in noodsituaties en bijstand verlenen bij een eventuele terugtrekking», schrijft hij in antwoord op kamervragen van PvdA-defensiewoordvoerder Bert Koenders. Kamp stuurt deze week extra manschappen en personeel naar Kaboel vanwege de uitspraak van de Turkse Isaf-bevelhebber dat de Nederlandse en Duitse contingenten, die binnenkort het bevel overnemen, onvoldoende bewapend zijn. «Maar Isaf is er niet om te vechten, we zijn in Kaboel om politietaken te verrichten», zei Kamp nog vorige week op verkiezingscampagne in Gelderland. «Zo staat het in onze overeenkomst met de voorlopige regering in Kaboel. En het evacuatieplan met de Amerikanen staat zwart op wit.»
Dat klinkt geruststellend, maar bij de val van Srebrenica (1996) en tijdens de Navo-oorlog in voormalig Joegoslavië (1999) was de positie van de Nederlanders eveneens diplomatiek en militair «verzekerd». Toch moest Dutchbat het op het beslissende moment zonder luchtsteun stellen. Tijdens de Kosovo-oorlog maakten Nederlandse F16s weliswaar de meeste vluchten, maar Nederland mocht niet eens meepraten in de internationale contactgroep voor ex-Joegoslavië. En in Afghanistan is er wederom onduidelijkheid over het mandaat.
«Noemt de minister Isaf een politieagent?» vraagt De Wijk. «Dat is op zn zachtst gezegd merkwaardig. Natuurlijk hebben de Nederlandse troepen een politietaak, maar als de toestand uit de hand loopt, moeten ze zich een weg naar buiten vechten. En dat kan heel makkelijk gebeuren wanneer de aanval op Irak wordt ingezet en Afghaanse krijgsheren en achtergebleven Taliban-groepen de tijd rijp achten. Het gebeurt misschien niet als de Amerikaanse aanval snel en succesvol is, maar als hij langer duurt en zeker als het conflict om zich heen grijpt in het Midden-Oosten is de kans reëel. En op welk moment in de escalatie grijpen de Amerikanen in? Staat dat ook zwart op wit?»
Dat is de grootste zorg van Ton Heerts, voorzitter van de militaire vakbond AFMP: «Als er oorlog in Irak komt, blijven die Amerikaanse troepen dan binnen Enduring Freedom, zoals Kamp zegt, of volgen ze hun eigen agenda? Straks lopen er in Afghanistan drie militaire operaties, drie mandaten door elkaar. Dat roept bij ons akelige herinneringen op aan Srebrenica.» De Wijk vindt het een schandaal dat Nederland volkomen afhankelijk is van de Verenigde Staten: «We doen niets aan force protection, het beschermen en evacueren van onze eigen troepen, terwijl dat nu juist een nationale verantwoordelijkheid is. Er is niet eens een deugdelijke risicoanalyse gemaakt in verband met een Irak-oorlog.»
PVDA en GroenLinks eisen een spoeddebat over de materie, maar volgens Koenders is dat niet genoeg: «De eenheid in ons nationale veiligheidsbeleid ontbreekt en dat wreekt zich nu. Afgezien van de positie van Isaf zijn er andere, internationale zowel als binnenlandse dreigingen tijdens een Irak-oorlog. Nationale en internationale veiligheid zijn niet meer te scheiden. Buitenlandse Zaken is er evengoed bij betrokken als Justitie, Binnenlandse Zaken of Defensie. Vanwege die politieke dimensie moeten we bij de formatie toewerken naar een bundeling van inspanningen in een soort nationale veiligheidsraad onder voorzitterschap van een minister.»
De Wijk sluit zich daarbij aan: «We hebben jarenlang zonder enige visie bezuinigd op Defensie, we zijn niet voorbereid op binnenlandse repercussies. We komen onszelf nog eens op een afgrijselijke manier tegen.» Na lezing van het artikel van de Amerikaanse veiligheidsexpert Richard Betts in Foreign Affairs van deze maand, waarin hij schrijft dat de Verenigde Staten totaal onvoorbereid zijn op terreuraanslagen op instigatie van een in het nauw gedreven Saddam, besefte Koenders dat ook Nederland die situatie niet heeft voorzien: «We varen blind op de Amerikanen en dat is buitengewoon onverstandig.» De Wijk expliciteert de risicos: «Als Nederland een Amerikaanse oorlog in Irak steunt, lopen we kans op aanslagen. Er wonen vijftigduizend Irakezen in ons land die weliswaar een hekel aan Saddam hebben, maar niet verrukt zijn over langdurige bombardementen op hun land en zeker niet over bloedige straatgevechten in Basra of Bagdad. En ook al-Qaeda zal van de toestand willen profiteren. Volgens de Britse politie en geheime diensten is het niet de vraag of, maar wanneer al-Qaeda in Europa toeslaat.»