«Het Iraakse volk is vrij», verklaarde de Amerikaanse president George W. Bush in zijn State of the Union. Een dag eerder verschilden honderdduizend Irakezen van mening. Ze gingen de straat op en riepen: «Yes, yes to elections. No, no to selection.»
Volgens het hoofd van de Iraakse bezetting Paul Bremer is er geen verschil tussen de Witte Huis-versie van vrijheid en de versie die op straat wordt geëist. Toen hij werd gevraagd of zijn plan om een Iraakse regering te vormen via benoemde partijconventen zou botsen met ayatollah Ali al-Sistanis oproep tot directe verkiezingen, zei Bremer dat hij geen «fundamenteel verschil van mening met hem» had. Het was, zei hij, vooral muggenziften over details. «En ik ben geen verkiezingsdeskundige, dus ik wil daar niet op ingaan. Maar we hebben altijd gezegd dat we bereid zijn aanpassingen te overwegen.»
Ik ben evenmin verkiezingsdeskundige, maar weet vrijwel zeker dat hier verschillen zijn die niet kunnen worden aangepast. De supporters van al-Sistani willen dat iedere Irakees een stem krijgt en dat de mensen die zij kiezen de wetten van het land opstellen; een basale onvolmaakte, representatieve democratie.
Bremer wil dat zijn Coalition Provisional Authority de leden aanwijst van achttien regionale Organiserende Commissies. Die zullen dan afgevaardigden selecteren die achttien Selectie Conventen vormen. Zij zullen dan vertegenwoordigers selecteren voor een Transitional National Assembly (Nationale Over gangs assemblée). Die Assemblée houdt een interne stemming om een leider te selecteren en ministers die de nieuwe regering van Irak zullen vormen. Dat, zo zei Bush in de State of the Union, vormt «een overgang naar volledige Iraakse soevereiniteit».
Snapt u? Iraakse soevereini teit zal tot stand komen door afgevaardigden die afgevaardigden aanstellen om afgevaardigden te selecteren et cetera. Bedenk ook dat Bremer werd aangesteld door president Bush en deze door het Amerikaanse Hoog gerechtshof, en je hebt de glorieuze nieuwe democratische traditie van de Aanstellocratie.
En Amerika heeft geen intentie om Irak daadwerkelijk te verlaten: het wil dat zijn troepen blijven, dat Bechtel, MCI en Halliburton achterblijven en het waterstelsel, de telefoons en de olievelden runnen. Met dat doel voor ogen drukte Bremer op 19 september een pakket economische hervormingen door dat The Economist omschreef als een «kapitalistische droom». Maar die droom is in gevaar. Steeds meer juridische experts stellen dat onder de internationale wetten waar bezettingsmachten onder vallen, de Conventie van Den Haag (1907) en de Geneefse Conventies (1949), de CPA slechts kan optreden als belangenbehartiger van de economische assets van Irak, en niet als veilingmeester. Radicale veranderingen waardoor de Iraakse industrie voor honderd procent buitenlands bezit kon worden, schenden die wetten en zouden daarom gemakkelijk kunnen worden vernietigd door een soevereine Iraakse regering.
Dat vooruitzicht heeft buitenlandse investeerders bang gemaakt, en belangrijke verzekeraars terughoudend. De enige manier waarop het Witte Huis zijn grootse economische plan kan voortzetten is door de militaire bezetting te beëindigen: alleen een soevereine Iraakse regering, niet gebonden aan de Haagse en Geneefse Conventies, kan legaal Iraks assets verkopen.
Maar gebeurt dat ook? Gezien de wijdverbreide opvatting dat Amerika niet uit is op wederopbouw maar op plundering van Irak, zouden de Irakezen als ze morgen mochten stemmen kunnen besluiten de Amerikaanse troepen uit te zetten en Bremers privatiseringsproject terug te draaien, en te kiezen voor het beschermen van lokale banen. Dat angstaanjagende vooruitzicht verklaart, veel beter dan de afwezigheid van een volkstelling, waarom het Witte Huis zo hard vecht voor zijn aanstellocratie.
Onder het huidige Amerikaanse plan voor Irak zou de Nationale Overgangsassemblée de macht behouden van 30 juni tot aan algemene verkiezingen «niet later» dan 31 december 2005. Dat zijn zeventien zeer rustige maanden voor een niet-gekozen regering om te doen wat de CPA niet legaal in zijn eentje kon doen: Amerikaanse troepen uitnodigen om voor onbepaalde tijd te blijven en de kapitalistische droom van Bremer om te zetten in bindende wetten. Pas als die fundamentele beslissingen zijn genomen, zullen Irakezen worden uitgenodigd hun stem te laten horen. Het Witte Huis noemt dat «zelfbestuur». In feite is het precies de definitie van bestuur van buiten, bezetting door outsourcing.
Dat houdt in dat de wereld weer voor een keuze over Irak staat. Zal zijn democratie doodgeboren blijken, met buitenlandse troepen, multinationals met meerjarige contracten, en een diepgeworteld economisch programma dat al meer dan de helft van de bevolking werkloos heeft gemaakt? Of zal Iraks democratie worden geboren met een hart dat nog steeds klopt, en in staat zijn dat land te bouwen dat de Irakezen verkiezen?
Aan de ene kant staan de bezettingstroepen. Aan de andere kant eisen groeiende bewegingen economische en stemrechten in Irak. In toenemende mate reageren bezettingstroepen op die krachten met dodelijk geweld om demonstraties te breken, zoals Britse soldaten eerder deze maand deden in Amarah, waarbij zes doden vielen. Ja, er zijn religieuze fundamentalisten en Saddam-loyalisten die munt slaan uit de woede in Irak, maar het bestaan van pro-democratie-bewegingen is op zichzelf al een soort wonder: na dertig jaar dictatuur, oorlog, sancties, en nu bezetting, zou het absoluut begrijpelijk zijn als Irakezen verdere ontberingen tegemoet zouden treden met fatalisme en gelatenheid. In plaats daarvan lijkt het geweld van Bremers shocktherapie honderdduizenden mensen tot actie te hebben aangezet.
Die moed verdient onze steun. Vorige week, op het World Social Forum in Mumbai, India, riep schrijver en activiste Arundhati Roy de mondiale krachten tegen de Irak-oorlog op «het wereldwijde verzet tegen de bezetting te worden». Ze stelde voor om «twee van de grootste bedrijven die profiteren van de verwoesting van Irak» uit te kiezen en als doelwit te nemen voor boycots en burgerlijke ongehoorzaamheid.
In zijn State of the Union zei president Bush: «Ik geloof dat God in ieder hart het verlangen heeft geplant om in vrijheid te leven. En zelfs als dat verlangen tientallen jaren lang is vermorzeld door tirannie zal het opnieuw verrijzen.» Iedere dag wordt in Irak zijn gelijk bewezen en de verrijzende stemmen scanderen: «No, no U.S.A.. Yes, yes elections.»
Vertaling: Rob van Erkelens