De term participatiesamenleving mag dan na Prinsjesdag in twee maanden tijd zijn uitgegroeid tot het woord van het jaar 2013, wat er precies onder moet worden verstaan als met name politici het gebruiken is onduidelijk. Dat laatste is overigens niet vreemd, want het woord kwam meer toevallig dan doelbewust in de eerste door koning Willem-Alexander uitgesproken Troonrede terecht. Toen het echter eenmaal de koninklijke mond had verlaten, ging het een eigen leven leiden in het politieke debat en nu moeten de politieke partijen er wat mee.

Wat is participeren eigenlijk? Officieel betekent het meedoen. Dat is volgens mij niet hetzelfde als zelf doen. Je kunt als ouder meedoen aan de tussenschoolse opvang omdat de school het aan je vraagt. Of je kunt als ‘kind’ meedoen aan de kerstviering in het verzorgingstehuis waar je vader woont. Zelf doen gaat veel verder. Dan richt je mogelijk zelf, met buurtgenoten, een school of een zorghuis op. Omdat je de kleine school wilt behouden voor het dorp of omdat je niet wilt dat je vader naar een grote zorginstelling twintig kilometer verderop moet.

In de Willem Drees-lezing die minister-president Rutte half oktober uitsprak, gaf hij zijn visie op de participatiesamenleving. Rutte had het over een fundamentele verandering die gaande is, over mensen die zelf zaken ter hand willen nemen en over de politiek die achterloopt op deze trend. Het klonk als: wij, politici, moeten burgers laten doen. Maar als Rutte dat meent, dan kan één ding in ieder geval niet, omdat het in tegenspraak is met juist dat zelf doen: het als staat van bovenaf opleggen. Laat staan dat de staat kan verordonneren dat de uitkomsten van burgerinitiatieven in het Zuid-Limburgse Vaals hetzelfde zijn als in het Groningse Appingedam.

Daarmee doemt meteen een van de mogelijke problemen van de participatiesamenleving op. Zijn we als samenleving en als politiek eigenlijk wel bereid verregaande verschillen te accepteren? Hoe verhouden die verschillen zich vervolgens tot de gelden die burgers tot nu toe verplicht zijn bij te dragen via belastingen en premies aan collectieve voorzieningen? Het kan niet zo zijn dat je wel moet betalen, maar er niks voor terugkrijgt. Hebben burgers naast hun werk en gezin eigenlijk wel tijd voor al die initiatieven of is de fundamentele verandering waar Rutte het over had minder fundamenteel dan ze lijkt?

Het Wetenschappelijk Instituut van het cda kwam vorige week met een eigen studie in het kader van de discussie over de participatiesamenleving. In dit geval is het een studie over wat de christen-democraten de maatschappelijke onderneming noemen, een onderneming opgezet door burgers om een maatschappelijk doel te verwezenlijken.

Auteur van de studie is Willem van Leeuwen, niet zelf werkzaam bij het Wetenschappelijk Instituut maar als fellow gevraagd het rapport te schrijven. Tijdens de presentatie had Van Leeuwen het over de trends in de afgelopen decennia: de ontzuiling, de professionalisering, de schaalvergroting. Hij sprak over maatschappelijke ondernemingen, zoals scholen, zorginstellingen en woningbouwcorporaties, die daardoor verweesd en ontzield zijn geraakt, omdat ze op grote afstand waren komen te staan van de mensen. Het was een gloedvol betoog voor zelf doen. Tegen de denkbeeldig aanwezige staat zei Van Leeuwen zelfs: ‘Blijf met je poten ervan af.’

De studie werd door cda-partijleider Sybrand van Haersma Buma ontvangen met een mea culpa. Zijn cda – toch de partij van de eigen christelijke scholen, ziekenhuizen en woningbouwcorporaties – had in het recente verleden ook uit het oog verloren dat die instellingen er zijn voor de mensen en niet andersom. Buma erkende dat zijn partij het echte voor en door de mensen had veronachtzaamd, dat ook zijn partij te veel was gaan denken dat burgers de hele dag alleen met geld bezig zijn.

Bij Van Leeuwen, cda-lid en auteur van de studie, kwam echter geen moment van terugkijken op zijn eigen verleden. Dat laat bij mij een wrange smaak na. Van Leeuwen heeft jarenlang gewerkt in de wereld van de woningbouwcorporaties. Hij heeft de tijd van groot, groter, grootst niet alleen meegemaakt, maar mede zelf vorm gegeven, inclusief de salarissen die daarbij gingen horen en de auto’s met chauffeur. In 2008 stapte hij, niet geheel vrijwillig, op als voorzitter van de vereniging van woningbouwcorporaties Aedes en kreeg een flinke zak met geld mee. Voor het afkopen van zijn pensioen. Is het christelijke vergevingsgezindheid dat uitgerekend deze man van het cda dit rapport mocht schrijven?

Toen hoogleraar bestuurskunde Paul Frissen, die als eerste buitenstaander op de studie mocht reageren, vervolgens zei dat ‘we in ironische tijden leven’, kwam dat gezien de achtergrond van de auteur bij mij in een ander daglicht te staan dan Frissen bedoelde. Frissen doelde op de regeringspartijen, vvd en pvda, die de participatiesamenleving nu propageren, terwijl ze zelf, volgens hem, etatistisch zijn en de invloed van de staat ook nu nog steeds groter maken. In plaats van een daadwerkelijk terugtredende staat vreest Frissen voor een overheid die zich tot ver achter de voordeur met het leven van haar burgers gaat bemoeien.

Het cda zet met de studie de discussie over de participatiesamenleving op scherp. De christen-democraten dagen er andere politieke partijen mee uit om concreter te worden. Zijn ze wel echt voor zelf doen? Zo ja, hoe gaan ze dan wettelijk regelen dat de overheid burgerinitiatieven niet alsnog dwarsboomt? Het klinkt mogelijk nogal theoretisch, maar het raakt ons allemaal.

Hij heeft de tijd van groot, groter, grootst niet alleen meegemaakt, maar mede zelf vorm gegeven