«De biografie van Laurent Graff is van geen enkel belang. Hij is archivaris van beroep en heeft nooit op een paard gezeten.» Het is in stijl van de levensfeiten van zijn hoofdpersoon: Patrick, 37 jaar, croupier in een casino in het Normandische Luc-sur-Mer, woont in een flatje in het naargeestige plaatsje Caen (bekend van Bouvard en Pécuchet) en begint het eerste van 48 hoofdstukken aldus: «Ik vertrek.» Daar heeft hij een koffer voor nodig, liever een klassieke koffer dan een reistas. Omdat hij nog niet weet waarheen hij zal vertrekken doorloopt hij het hele vaccinatieprogramma, uitgesmeerd over maanden; hij koopt één boek, omdat je op reis een boek bij je hoort te hebben.

Veel later gaat hij naar de bibliotheek om naar de auteur te luisteren, een doorsneeman, die hem het idee geeft dat het toch niet gek is, die literatuur: je wordt mee uit genomen, je eet lekker, je stoeit wat met lezeressen… Patrick doet het met een getrouwde dienster van een Thais restaurant, Saranya Rattanasrisakulchai, bij wie hij veldstudie verricht op de vierkante centimeter van de schaamstreek.

Zes jaar leeft hij met zijn koffer, scharrelend in de marge van het leven. Hij schaft zich met tussenpozen nog andere noodzakelijke dingen aan, zoals een overlevingsmes en een bermudashort (dat dienst doet als pyjama). «Vertrekken is een gewoonte geworden, een manier van leven.» Als hij dat zelf zegt kan de lezer evengoed ophouden; het is mooi geweest. Wat volgt is te veel, al meteen de zinnetjes die op de geciteerde volgen: «Vertrekken zonder ergens heen te gaan, zonder bestemming, zonder je zelfs maar te verroeren. Op het punt van vertrek zijn, zoals je op doorreis bent. Wij zijn passagiers van de tijd aan boord van een leven; vertrekken is een beetje sterven. Ik sterf veel.»

Het zal wel ironisch bedoeld zijn, maar ironie in een op zich al ironisch verhaal werkt averechts. En hij vertrekt nog ook: naar een hotel in het centrum, l’Espérance, waar hij nog jaren halfpension logeert. De grote som spaargeld jaagt hij er in zijn voormalige casino in één keer doorheen, hij zet alles op 11, zijn kamernummer: rien ne va plus. Het einde zal ik niet verklappen: eind niet goed, boek ook minder goed.