Psycholoog Brian Nosek neemt geen blad voor de mond tijdens zijn keynote lecture op de Wereldconferentie over Wetenschappelijke Integriteit, begin juni: ‘In de wetenschap draait het niet meer om gelijk krijgen, maar om gepubliceerd krijgen.’

Nosek is een van de hot shots die tijdens het vier dagen durende congres aan de Vrije Universiteit (VU) in Amsterdam aanwezig zijn. De sympathieke Amerikaan is oprichter van het Center for Open Science en de drijvende kracht achter het ambitieuze Reproducibility Project, waarbij onderzoekers poogden tientallen belangrijke psychologische bevindingen te reproduceren. Dat lukte slechts in 36,1 procent van de gevallen, bleek uit een publicatie die in 2015 in Science verscheen. Eerder dit jaar verschenen de eerste resultaten van een vervolgproject. Ditmaal werden gezaghebbende kankerstudies herhaald en ook hier viel het resultaat niet mee: minder dan de helft bleek herhaalbaar.

De afgelopen jaren is het reilen en zeilen van de wetenschap een serieus thema geworden. Op de conferentie in Amsterdam is de herhaalbaarheid van wetenschappelijk onderzoek een van de belangrijkste onderwerpen. Ruim achthonderd wetenschappers wonen lezingen en werkgroepen bij over peer review, plagiaat en wetenschappelijk wangedrag, over open access en open data. Onder de aanwezigen zijn onderzoekers, redacteuren van wetenschappelijke tijdschriften, beleidsmakers van universiteiten en overheidsfunctionarissen. Allemaal hebben ze hun eigen perspectief, maar de strekking van hun verhaal is hetzelfde: er moet echt iets veranderen.

Dé pionier in het veld, Stanford-hoogleraar John Ioannidis, moet wegens familie-omstandigheden op het laatste moment zijn lezing afzeggen. Ioannidis schudde de wetenschappelijke wereld in 2005 op met een publicatie in PloS Medicine waarin hij stelde dat meer dan de helft van alle in de biomedische vakliteratuur gerapporteerde resultaten niet klopt. De belangrijkste oorzaken: slechte onderzoeksopzetten, onbetrouwbare technieken en belabberde statistiek, om het nog maar niet te hebben over vooringenomenheid en corruptie. Sindsdien reist Ioannidis de wereld over in zijn strijd tegen ‘sloppy science’.

Is de wetenschap in crisis?

Wie de gespecialiseerde media volgt, zou het haast denken. Op het blog Retraction Watch regent het dagelijks schandalen, van plagiaat tot datamanipulatie en vooropgezette cirkels van nep-peerreview. Op sites als Pubpeer publiceren onderzoekers ongezouten kritiek op artikelen die door peer reviewers goed genoeg waren bevonden. Overheden eisen resultaat en dwingen onderzoekers tot samenwerkingen met bedrijven, die niet altijd evenveel interesse hebben in ‘de waarheid’. En in zowel vakbladen als algemene media verschijnen wekelijks kritische artikelen over hoe het systeem verziekt is geraakt.* The Economist* vatte de problematiek in 2013 samen in een pittige serie artikelen, geschreven door anonieme wetenschappers, onder de titel How Science Goes Wrong’.

Maar zijn deze verhalen wel representatief voor de werkelijkheid? Is menselijk falen niet van alle tijden en wordt er niet te veel nadruk gelegd op de uitwassen? Waar worden wetenschappers nu echt door gedreven, wat zijn hun valkuilen en frustraties? Komen ze nog toe aan waarheidsvinding, of draait hun werk om heel andere dingen?

Dat is wat ik in de komende drie maanden wil gaan doorgronden. Ik spreek met tientallen onderzoekers, ervaren en onervaren, gevierd en gedesillusioneerd, uit uiteenlopende vakgebieden, over de mooie maar vooral ook de minder mooie kanten van hun vak. Wekelijks zal ik daarvan op dit blog verslag doen, gevolgd door een overzichtsverhaal in het tijdschrift.

Ik kan vast een tipje van de sluier oplichten: velen delen de zorgen van pioniers als Nosek en Ioannidis.

De meest gehoorde verklaring: wetenschappers worden niet beloond voor het zoeken naar de waarheid, maar voor het publiceren van zo opzienbarend mogelijke resultaten, liefst in een gezaghebbend wetenschappelijk tijdschrift met een hoge impactfactor. Die publicaties hebben ze vervolgens nodig om hun hoofd boven water te houden in de moordende concurrentie om posities en onderzoeksgelden. Wetenschappers zijn alleen nog maar aan het produceren en worden niet langer afgerekend op inhoud, maar op hun eigen impactfactor en de hoeveelheid geld die ze in het laatje brengen.

Tel daarbij op dat wetenschappers net als andere mensen gedreven worden door eerzucht, ook lijden aan vooringenomenheid en groepsdenken, en je kunt je afvragen of het wel terecht is dat de burger nog altijd relatief veel vertrouwen heeft in de wetenschap.

Parallellen met de bankencrisis dringen zich op: ook in die sector liep de boel uit de hand door een combinatie van falende regelgeving en perverse prikkels. Maar waar bankiers na die crisis vooral bezig leken hun vege lijf te redden, zijn wetenschappers in steeds groteren getale doordrongen van het feit dat het anders moet – en dat ze daartoe zelf het heft in handen hebben. Geen enkele sector is immers zo zelfsturend en zelfregulerend als de wetenschap.

Ze doen hun beklag over de ‘aanvraagdruk’ – de hoeveelheid tijd en moeite die ze moeten doen om de financiering voor hun onderzoek rond te krijgen. Ze komen in opstand tegen de macht van de wetenschappelijke uitgevers, die grote bedragen vragen voor het publiceren of lezen van artikelen die iedereen ten goede zouden moeten komen. Ze experimenteren met alternatieven voor peer review, het beoordelingssysteem voor artikelen dat niet meer van deze tijd is. Ze kaarten slechte statistische methoden aan en bediscussiëren methoden die wél betrouwbare resultaten opleveren. En ze zoeken naar betere indicatoren die ervoor moeten zorgen dat de beste wetenschap weer gaat lonen.

Toch is er ook weerstand tegen dit nieuwe realisme: te veel zelfkritiek zou het gezag van de wetenschap kunnen ondermijnen. Immers, in het huidige politieke klimaat is de stap van ‘wetenschappers zijn niet heilig’ naar ‘wetenschap is ook maar een mening’ snel gezet en een te negatief beeld van de wetenschap zou partizanen in de kaart spelen. In groten getale kwamen wetenschappers dan ook op de been om te marcheren voor de wetenschap, met leuzen als ‘facts are real’ en ‘climate change is a fact’ – leuzen waar wetenschapsfilosofen hun wenkbrauwen bij zouden fronsen.

Die weerstand doet denken aan de jaren negentig, toen het uitgerekend linkse academici waren die opperden dat wetenschappelijke feiten niet zo absoluut zijn als de wetenschap vaak wil doen geloven. Dergelijke ‘linkse kritiek’ hoorde in de wetenschappelijke arena niet thuis, betoogden de verdedigers. Juist conservatieve politici en opiniemakers gebruiken de destijds geformuleerde postmoderne kritiek om anno 2017 te pogen de wetenschap aan het wankelen te brengen.

Desondanks lijken de meeste wetenschappers het erover eens dat er nu meer aan de hand is dan tijdens de discussies van de jaren negentig. Deze keer zijn het niet alleen sociologen, maar onder anderen mathematici, statistici, psychologen, methodologen en vele anderen die vanuit hun eigen expertise kritische noten kraken. De critici zijn absoluut niet anti-wetenschap, maar de wetenschap moet haar gezag verdienen. Beter dan de kritiek te onderdrukken en mooi weer te spelen, kunnen wetenschappers proberen het systeem te veranderen.

Daarover spreek ik voor deze serie met verschillende pioniers. De meest prominente in Nederland is Frank Miedema, vice-decaan in het UMC Utrecht en oprichter van het initiatief Science in Transition, dat probeert de perverse prikkels uit het systeem te krijgen. Maar er zijn er meer: een docent die studenten bewust probeert te maken van gephotoshopte resultaten, een microbioloog die op haar zolderkamer speurt naar plagiaat, een psycholoog die bestudeert hoe wetenschap efficiënter kan worden, een methodoloog die de indicatoren voor ‘goede wetenschap’ probeert te veranderen en een psychiater die de onbewuste drijfveren van onderzoekers probeert bloot te leggen.

Zoals Brian Nosek het tijdens een sessie op het integriteitscongres uitdrukte: ‘Het geeft me hoop dat we nu echt dingen kunnen veranderen. Hoe meer wetenschappers laten horen hoe we willen dat wetenschap werkt en daar ook naar leven, hoe groter de kans dat het ook echt verandert, van onderaf. Wij hebben de cultuur gemaakt, wij kunnen hem veranderen.’

Volgende week aflevering 2 – de idealistische postdoc: ‘Op een gegeven moment dacht ik: “Ben ik nou zo naïef dat ik denk dat het zo kan en werkt in het onderzoek? Of moet ik gewoon mijn ogen open doen?”’

Tips en reacties via devrieze@groene.nl. Hier vind je de Facebook-pagina. En discussieer mee via de Facebook-groep Worstelende Wetenschap.