Martin Stoelinga neemt graag het zekere voor het onzekere. De breed besnorde ondernemer, vroeger raadslid voor Leefbaar Delft, tegenwoordig Onafhankelijk Delft, schreef onlangs vijf partijen in bij de Kamer van Koophandel. Daaronder naast de Partij voor de Dieren Delft ook de Partij voor de Vrijheid Delft en de Partij voor de Vrijheid, afdeling Delft. Opmerkelijk, want Geert Wilders houdt de opbouw van zijn ‘nieuwe beweging’ strak in de hand en staat vooralsnog geen lokale afdelingen toe. Stoelinga zegt te handelen met het oog op de toekomst. ‘Dit is preventief. Zodat er straks geen gelukzoekers met die partijnamen vandoor gaan, mensen die even snel willen winnen bij de verkiezingen. Maar als ik ze van Wilders moet inleveren: het zij zo.’ Sowieso wil hij de naam van de Partij voor de Vrijheid alleen gebruiken in het geval Wilders en Verdonk besluiten samen door te gaan. Stoelinga: ‘Geert stelt het keihard. Rita iets zachter. Alleen Wilders of Verdonk, dat gaat niet wat mij betreft. Als ze samen verder zouden gaan, zou ik me daar graag bij aansluiten.’

Stoelinga is niet de enige lokale politicus uit de hoek van de leefbaren die de ontwikkelingen rond Wilders en Verdonk met bovengemiddelde interesse volgt. Wilders zei eerder regelmatig benaderd te worden door lokale partijen met het verzoek tot samenwerking. En stelde hij in zijn Onafhankelijkheidsverklaring niet landelijk te willen ‘opkomen voor lokale partijen zonder ze formeel te representeren’? Nu is er bovendien Rita Verdonk, die begin april haar ‘beweging zonder leden maar met sympathisanten’ presenteert. Dat biedt mogelijk perspectief voor de verspreid opererende restanten van die vorige beweging, uitmondend in de Fortuyn-revolte.

Die revolte kwam in eerste instantie niet uit de koker van spindoctors of een charismatische leider. Zij begon niet landelijk maar decentraal, met de opkomst van de Leefbaar-partijen in de jaren negentig. Hoewel sommige al veel langer bestonden, beleefden ze hun grote doorbraak in 2002. Maar liefst 44 Leefbaar-partijen kwamen in de raad. In twaalf gemeenten werden ze vanuit het niets de grootste partij. Een groot deel van hen sloot zich aan bij Leefbaar Nederland, dat landelijk voor een doorbraak moest zorgen. Een kleinere groep ging later in zee met de Lijst Pim Fortuyn (lpf).

Inmiddels is zowel Leefbaar Nederland als de lpf verleden tijd. Bij de gemeenteraadsverkiezingen in maart 2006 kwam ook lokaal een einde aan het succesverhaal. De leefbaren verdwenen op veel plaatsen uit de gemeenteraad. Slechts in enkele gevallen bleef de schade beperkt. In Rotterdam verloor de partij van Marco Pastors en Ronald Sørensen weliswaar zetels, maar ze kwam tegelijkertijd in zeven van de dertien deelgemeenten als grootste uit de bus. Pastors was met 61.116 voorkeurstemmen zelfs de populairste politicus in de Maasstad. Het bleek een uitzondering. Zo ging Leefbaar Utrecht van veertien naar drie zetels. Leefbaar Hilversum, een ander vlaggenschip van de leefbaren, moest vier van de negen zetels inleveren.

Twee jaar na dat debacle staan de overblijfselen van de Leefbaar-beweging voor een dilemma. Beperken zij zich tot hun oorspronkelijke succesformule van een soort lokale ombudsmannen die op concrete issues de boel wakker schudden? Of haken ze opnieuw aan bij een landelijk project, misschien bij een populistische leider?

Een rondgang langs diverse leefbaren en aanverwante partijen leert dat de meningen over waar het in de toekomst heen moet wijd uiteenlopen. ‘Wat je lokaal doet, is goed beheersbaar’, reageert fractievoorzitter John Witkamp van LPF Westland. ‘Landelijk zie je veel grote ego’s en gelukzoekers.’ Dus speelt zijn partij de lokale kaart. Alleen met LPF Spijkenisse wordt nog samengewerkt. Die strategie legt de Westlanders geen windeieren. Tegen de trend in boekte de lpf hier tot twee keer toe een verkiezingswinst en levert zij een wethouder.

Ook in Utrecht zweren de leefbaren bij het lokale. ‘Wij zijn eind 1997 bewust begonnen als Utrechtse partij en dat willen we zo houden’, zegt fractievoorzitter Vincent Oldenborg. De partij werd opgericht uit onvrede over de ‘regenteske bestuursmentaliteit’ in de stad. De gang van zaken rond enkele grote lokale projecten, zoals de aanpak van het stationsgebied, was de druppel. Leefbaar Utrecht werd vanuit het niets de grootste partij. Bij de volgende gemeenteraadsverkiezingen kreeg zij zelfs veertien van de 45 zetels en drie wethoudersposten. Inmiddels is de partij gedecimeerd. Toch blijft Oldenborg geloven in een pragmatische focus op plaatselijke kwesties, los van grote ideologieën. Niet voor niets luidt het motto van de partij: ‘Niet links, niet rechts, maar Utrechts.’ Oldenborg: ‘Toen de lpf zich opwierp als spreekbuis van de leefbaren, hebben we ons daar altijd tegen verzet. En we zullen ons zeker niet mengen in de discussie rond Verdonks Trots op Nederland en de pvv van Wilders. Binnen onze fractie is daar ook geen enkele sympathie voor.’

Daar denken leefbaren elders in het land heel anders over. Begrijpelijk, want hoewel het lokale perspectief de sleutel tot hun succes was en is, kent het zijn beperkingen. Zowel inkapseling als vergetelheid ligt op de loer. Ook voor Leefbaar Utrecht. Enkele jaren geleden al zei de vroegere voorzitter Broos Schnetz tegenover NRC Handelsblad dat hij het onderscheid met de gevestigde partijen miste. Schnetz sprak over Leefbaar als een ‘b-merk’ en leverde samen met medeoprichter Henk Westbroek forse kritiek op de eigen wethouders.

Het is een bekend gegeven. Protestpartijen kunnen niet eeuwig buitenstaander blijven. Na enkele jaren verliezen zij hun frisse, vernieuwende imago – zie bijvoorbeeld de Stadspartijen. De verleiding om toch maar weer aansluiting te zoeken bij een landelijk project is dan ook groot. Biedt ‘Geert’ of ‘Rita’ een uitweg uit de impasse? Of is een heel nieuw initiatief vanuit de lokale partijen nodig? Diverse leefbaren worstelen ermee. ‘Ik zit soms diep na te denken hoe nu verder’, zegt Daan Sloos, aanvoerder van Leefbaar Leiden. ‘Als lokale partij heb je geen ingang in Den Haag. En we worden gediscrimineerd op het vlak van de partijfinanciering. Dus op die gebieden heb je behoefte aan een landelijke partij. Maar als je niet landelijk vertegenwoordigd wordt, ben je onafhankelijker. Neem zo’n RijnGouwelijn, de tramlijn die ze hier door het centrum willen aanleggen. Wij kunnen veel makkelijker dan de andere partijen zeggen: dat willen we niet.’ Zolang zijn partij voldoende stemmen blijft trekken, vindt hij het vooralsnog best. ‘Mocht het straks teruglopen, dan moet ik gaan ingrijpen. Misschien moeten we ons dan bijvoorbeeld met Rita afficheren. Nee, Wilders gaat soms wel erg ver. Je moet niet mensen pijn gaan doen.’

Ook Witkamp van LPF Westland vindt Wilders te radicaal, vergeleken met Fortuyn. ‘En Verdonk is een aardige mevrouw, maar politiek een lichtgewicht. Bovendien: wat om haar heen zit, dat zijn vaak mensen die wij ook al eens hebben zien langskomen. Afgaande daarop is haar initiatief geen lang leven beschoren.’ Tot eind dit jaar wil hij eigenlijk helemaal niet discussiëren over zulke kwesties. ‘We willen ons nu op het raadswerk en het wethouderschap richten. Maar de kans dat we ons landelijk ergens bij aansluiten, is klein te noemen.’

Zo voorzichtig als ze zich in het Westland uitlaten, zo ambitieus zijn de leefbaren in Rotterdam nog altijd. De Maasstad is en blijft het laboratorium voor de ‘nieuwe politiek’, is de stellige overtuiging van fractieleider Ronald Sørensen: ‘Persoonlijk zie ik ons het liefst als bemiddelaar tussen de pvv, Trots op Nederland en de rechterkant van de vvd. In Rotterdam hebben wij immers een voorsprong op het vlak van de brede conservatieve partij zoals Wiegel die bepleit. Het cda en de vvd zijn hier weggevaagd.’

Leefbaar Rotterdam mag dan niet meer in het college van b. en w. vertegenwoordigd zijn, haar invloed op het stadsbestuur is aanzienlijk. Sørensen spreekt van Leefbaar Light. Ook landelijk ziet hij nog steeds mogelijkheden: ‘Misschien nemen we voor de volgende landelijke verkiezingen wel het initiatief tot een conferentie om alles wat zich behoudend en patriottisch noemt samen te brengen.’ En EenNL dan, het uit Rotterdam afkomstige initiatief dat bij de laatste verkiezingen tevergeefs met de pvv, de vvd, de Lijst Vijf Fortuyn en de Lijst Hilbrand Nawijn concurreerde om zetels in de Tweede Kamer? Dat was niet bepaald een toonbeeld van eenheid op rechts. Sørensen: ‘Ik geef toe dat ook ik te veel mijn kaarten heb gezet op EenNL. Maar als Leefbaar Rotterdam zaten wij niet alleen bij die partij. We hebben ook toen al op drie of vier paarden gegokt. Ons raadslid Barry Madlener zit nu bijvoorbeeld voor Wilders in de Tweede Kamer.’ Weer andere raadsleden van Leefbaar Rotterdam stemden vvd. ‘Eentje heeft volgens mij zelfs d66 gestemd’, aldus Sørensen. Grinnikend: ‘Wij doen ieder jaar een wedstrijd welk raadslid van Leefbaar Rotterdam het meest linkse voorstel heeft ingediend. Die moet dan tijdens een raadsvergadering rondlopen met een pvda-speldje.’

Lokaal hoeft die verscheidenheid geen probleem te zijn, bewijst Leefbaar Rotterdam. Maar ieder landelijk initiatief, en zeker een populistische leider, kan de voor de leefbaren kenmerkende verdeeldheid missen als kiespijn. Sørensen zelf weet daarover mee te praten. Hij was bij de provinciale verkiezingen gangmaker van de meest recente poging tot bovenlokale samenwerking tussen leefbaren: Leefbaar Zuid-Holland. Hij somt op: ‘De leefbaren in de grotere steden – Dordrecht, Leiden en Delft – steunden mij. Den Haag daarentegen niet. De leefbaren in, zeg maar, de plattelandsgemeenschappen richtten onder leiding van Gouda een concurrent op, Lokaal Zuid-Holland. De fortuynisten steunden weer iemand anders, hoewel de Haagse lpf voor mij koos.’ Hij zucht. ‘Het is het manco van dat hele lokale gebeuren: dat blijft maar met elkaar concurreren. Er zijn te veel querulanten.’