
Op straat, waar anders in deze coronatijd, raak ik in gesprek met twee jonge vrouwen. Ze hunkeren naar terrassen en theaterzalen. Als ik vraag of ze al weten op welke partij ze gaan stemmen, zeggen ze niet alleen ja, maar ook op welke partij. De een op een nieuwkomer, de ander op een kleine partij die wel al Kamerzetels heeft, maar nog geen regeringsverantwoordelijkheid heeft gedragen. Die met die laatste voorkeur doet dat naar eigen zeggen uit rebelsheid. De ander knikt: ze hebben er genoeg van, zoals het nu gaat.
Als ik doorvraag, blijkt dat ze zich realiseren dat er met hun specifieke stem na 17 maart mogelijk niet zo veel zal veranderen. De kans is klein dat hun partijen invloed krijgen. ‘De VVD zal wel weer de grootste worden’, zuchten ze. Deze jonge vrouwen hoorden nog bij de jongsten op hun middelbare school toen VVD’er Mark Rutte ruim tien jaar geleden voor de eerste keer premier werd. Ze weten als het ware niet beter.
Zo komen we te praten over strategisch stemmen. Ik herinner me dat bij de verkiezingen van 1994 toenmalig D66-lijsttrekker Hans van Mierlo de kiezers opriep strategie een rol te laten spelen in het stemhokje. Hij beloofde dat een stem op D66 ertoe zou bijdragen dat het CDA niet in het volgende kabinet zou komen. Het CDA was toen de partij die altijd onderdeel was van de ministersploeg, met destijds Ruud Lubbers al twaalf jaar lang als minister-president, nog iets langer dan Rutte nu.
Van Mierlo’s opzet slaagde. Zijn partij verdubbelde in 1994 haar zetelaantal en kreeg 24 Kamerleden. Het CDA verloor twintig zetels, kwam uit op 34, en belandde in de oppositiebankjes. Al heeft dat meer oorzaken dan alleen de oproep én belofte van de D66-lijsttrekker. Zo deed Lubbers’ bekentenis dat hij niet op zijn opvolger Eelco Brinkman zou stemmen veel stof opwaaien. Inmiddels is dat zo vaak aan de orde, dat niemand er meer echt van opkijkt.
De twee jonge vrouwen vinden klimaat, dierenwelzijn en Europa belangrijk, zo blijkt uit hun stemvoorkeuren. Inderdaad, ze gaan stemmen op de Partij voor de Dieren en Volt. Als ze zouden willen dat de VVD dit keer buiten het kabinet komt te staan én hun idealen dichterbij komen, is er dan ook een strategische stem mogelijk?
Het antwoord is een ja met veel mitsten en maren. Een stem op D66 zou dan het meest voor de hand liggen voor deze twee jonge vrouwen. Die partij combineert inhoudelijk hun beider idealen het meest én zit – in combinatie met die inhoudelijke standpunten – in zetelaantal de VVD het dichtst op de hielen. De PVV en het CDA zitten er in zetelaantallen nog wel tussen, maar dat is inhoudelijk een no go voor deze twee.
Het verschil in potentiële zetelaantallen tussen VVD en D66 is echter wél groot. Maar als 1994 zich zou herhalen, D66 zich wederom zou verdubbelen en de VVD weer twintig zetels zou verliezen, ja dan…. Het ziet er vooralsnog niet naar uit. De kiezer was in 1994 meer teleurgesteld in het CDA dan nu in de VVD. Bovendien lag het CDA destijds ook met zichzelf overhoop, de VVD nu niet. En stapte Lubbers dat jaar uit de politiek, terwijl Rutte nu doorgaat.
Van D66-lijsttrekker Sigrid Kaag tot nu toe dan ook niet de belofte dat een stem op D66 de garantie is dat de VVD niet terugkomt in een nieuw kabinet. Kaag moet tenslotte ook de D van Democratie in de partijnaam hoog houden. Als de VVD de grootste partij zou worden en de PVV wederom tweede, dan moet je van heel goeden huize komen wil je de stem van een zo groot deel van de kiezers negeren en beide partijen buiten een kabinetsformatie houden, mocht dat in zetelaantallen eventueel wel mogelijk zijn.
Heeft strategisch stemmen dan totaal geen zin? Dat ligt uiteraard aan het doel dat je wilt bereiken. Maar wil je echte tegenmacht zetten tegenover de VVD – en het CDA – dan is een stem op een partij die ook daadwerkelijke kabinetsinvloed kan krijgen én die daarbij je idealen het dichts benadert het overwegen waard. Rebels of strategisch, dat is de vraag.