Omstreeks een halve eeuw geleden verscheen er een publicatie met de titel De sport in onze samenleving waarin werd afgerekend met de invoering van de sport als beroep. De samenstellers, onder wie de onvermijdelijke professor I.A. Diepenhorst en Hans Hopster, de toenmalige voorzitter van de knvb, betoogden dat invoering van de beroepssport «een gevaar» voor de sport was omdat daardoor de diepere betekenis van de sport schade dreigde op te lopen. Waarom dan wel? Methodisch, wetenschappelijke training zou onontbeerlijk zijn, de coach wordt belangrijker dan de speler; twee coaches spelen een wedstrijd tegen elkaar, waarbij de voetballers slechts als materiaal dienen. Kortom: van harmonieuze ontwikkeling van lichaam en geest is geen sprake meer. En passant kreeg ook de sportverdwazing nog een veeg uit de pan. Fanatieke supporters die «Schop ze maar kapot!» riepen, werden als bewijs opgevoerd voor het uitgangspunt dat men op de verkeerde weg was. Het leek een duidelijke zaak dat voetbal in Nederland al lang niet meer de onbezorgde, vrolijke tijdspassering was die het eens was geweest. Wie in oude jaarboeken speurt, kan tegenkomen wat ik las in het nvb-boek van 1929, dat verscheen ter gelegenheid van het veertigjarige bestaan van de voetbalbond, destijds in 1889 opgericht door Pim Mulier. Die oprichter was daarna tijdelijk naar Indonesië verhuisd, kwam in 1906 terug naar ons land, ging naar het voetballen kijken en verbaasde zich hogelijk. Hij schreef in de voetbalalmanak van 1907 onder meer het volgende: «Ik vind het spel van heden mooier, beter. Er wordt beter samengespeeld. Het hele spel is beschaafder. Toen ik de eerste maal op het terrein der hvv de jeugdige garde van mijn oude hfc in den strijd terugzag, dacht ik: grote goden, wat zijn die heren beleefd tegen elkaar! Geen van de sokken werken voor het doel, geen doelman op z'n hoofd in den modder, geen geschramde, verweerde middenmannen, die in de pauze weer schoongespoeld en bijgepleisterd moet en worden. Maar mijn collega Wijnands kalmeerde me. Telkens als ik, benauwd mijn jas opengooiend, teleurgesteld uitriep: Waarom néémt-ie die man nu niet? dan hoorde ik hem mij bedaard en rustig toefluisteren: Dat mág-ie niet. En ten slotte raakte ik ermee verzoend.» Het was een heel andere tijd. Erover lezen zonder glimlach is nauwelijks mogelijk. Het was een tijd waarin een bekende arts brochures vervaardigde waarin voetbal een lichaamafbeulende en geestverruwende bezigheid werd genoemd. Hij beweerde zelfs dat sportbeoefenaars geen goede soldaten konden zijn en, nog erger, geen goede kinderverwekkers. Die arts kreeg heel wat over zich heen aan spotschriften en hekeldichtjes. In grote meerderheid ging men positief tegenover de sport staan. Doe Hans, hoofdredacteur van een keurige vaderlandse krant, schreef eind 1929: «Zo blijve dan, in jaren van opgang en nedergang, de Nederlandse voetballer een sportfiguur in de gave betekenis van het woord. Zo tone het Nederlandse voetbal niet alleen kracht, vlugheid, dapperheid en techniek, maar bovendien den adel van zijn karakter. Zo trekke dan Hollands jeugd in steeds groter drommen om onder Hollands altijd schone hemelen zich te geven aan het spel dat ons allen heeft bekoord en verrukt.» Maar de nuchtere werkelijkheid ging gaandeweg andere taal spreken. De kentering kan (met een beetje goede wil) worden belichaamd in de wederwaardigheden van één persoon: Bep Bakhuys. Onze beste en populairste voetballer in de jaren dertig. Speelde voor Quick, hbs, zac en vvv. Ging voor hbs in Den Haag spelen, na met een beroemde vallende kopbal het Nederlands Elftal tegen de Belgen op weg naar een 9-3 overwinning te hebben gezet. Won twee jaar later met 8-0 van de Belgen, met 5-2 en 5-3 van de Ieren, kortom: een grote speler. Maar een die in botsing kwam met de amateurbepalingen van zijn bond. Die bond stond hem wel een sigarenwinkel toe maar niet veel meer dan dat. Kón dat ook niet met de amateurbepalingen in de hand. Toen Bakhuys in de verdediging werd gedrongen, kon hij niet waarmaken dat hij een brandschone amateur was gebleven. Eenmaal tot prof verklaard, vluchtte hij naar Frankrijk en ging betaald voetbal spelen voor de FC Metz. Omdat de Tweede Wereldoorlog met harde hand tussenbeide kwam, duurde het tot 1954 eer de knvb overging tot officieel betaald voetbal. Lang had men zich vastgeklampt aan de illusie dat dit niet nodig zou zijn. Een paar maanden voordat de beslissing viel, had de bond de bekende sportjournalist Jan Cottaar nog een brochure laten schrijven met de gewaagde titel Vaste koers, amateurisme. Uit angst om de boot te missen, meldden zich maar liefst 81 gegadigden aan voor betaald voetbal, maar de meesten hielden het niet lang vol, al duurde het een aantal jaren eer het kaf van het koren was gescheiden. In het begin stelde het allemaal weinig voor: een tientje voor een gelijkspel, vijftien gulden voor een overwinning, geen cent voor een nederlaag en twee knaken voor een training… Het was geen vetpot. De start was een halfslachtige, en dat had ook moeilijk anders gekund. In hun hart wilden de sportbestuurders uit de jaren vijftig liever regeren op basis van liefhebberijvoetbal. Het was dat de actie van het wilde bondje van de Limburgse bouwer Egidius Joosten hen voor een fait accompli stelde door links en rechts spelers weg te kopen, anders waren zij er nooit toe overgegaan. En ook het succes van de Watersnoodwedstrijd in Parijs (november 1953) speelde een rol. Het vaderlandse publiek was uit zijn dak gegaan (2-1 winst op het Franse nationale elftal) en had de stemming gecreëerd dat het toch doodzonde was dat zoveel prima spelers om den brode waren uitgeweken. De pers deed hard mee. Koppen uit die tijd maakten er gewag van dat Nederland binnenkort nog slechts tegen Andorra en Liechtenstein kon voetballen. Abe Lenstra was een van de weinige cracks die zo niet Friesland, dan toch Nederland trouw bleven. Hij was een uitzondering. Nadien kwam er inderdaad enige rust in de tent. Maar geleidelijk is topvoetbal geworden wat het nu is. Eerst kwamen de Europese Cups opzetten. Feyenoord won de Europa Cup I in 1970, gevolgd door Ajax dat won in 1971, 1972 en 1973. Spelers gingen leuk bijverdienen, maar dat baarde voorlopig nog geen zorgen. In 1974 en 1978, haalde Oranje de eindstrijd van een Wereldkampioenschap. En in 1988 werd Nederland Europees Kampioen. We hebben Andorra en Liechtenstein achter ons gelaten maar nooit de échte wereldtop bereikt. In de jaren tachtig en negentig is voetbal, naar het woord van de journalist en schrijver Marcel Maassen, verworden van volkssport tot entertainmentindustrie. Het werd «betaalde liefde». Nadat begin jaren zeventig een voorlopig laatste sanering had plaatsgevonden, waardoor clubs als agovv uit Apeldoorn werden teruggedreven naar de kudde der amateurs, werd de invloed van sponsors, bedrijven en rijke particulieren steeds groter. Karel Aalbers is een recent voorbeeld van uit de hand gelopen grootheidswaan. De juwelier uit het Arnhemse deed een drieste poging om via Vitesse de doorstart naar sportieve grandeur te maken, maar werd teruggefloten toen hij dacht zijn rijk gevestigd te hebben. Toen de elektriciteitsmaatschappij nuon ingreep, huilde Aalbers uit aan het strand van Marbella. Maar laten we niet vergeten dat hij vier miljoen gulden smartengeld had meegekregen. Intussen zit Vitesse met een schuld van tientallen miljoenen en bijna de plicht zijn beste speler Pierre van Hooijdonk te verkopen. Coach Ronald Ko eman zal het niet kunnen tegenhouden. In de jaren zeventig waren voetbalclubs in hoofdzaak nog afhankelijk van de opbrengst van de entreekaartjes bij hun thuiswedstrijden. En die opbrengst liep in de jaren zeventig en tachtig terug. Het Haagse ado piekerde erover naar de beurs te gaan - het gebeurde gelukkig niet - maar bij zijn thuiswedstrijden meldden zich doorgaans niet veel meer dan tweeduizend gegadigden. Als de gemeente Den Haag niet enkele keren was bijgesprongen, zou ado, de roemruchte club van Theo Timmermans en Mick Clavan, als profclub niet meer bestaan. Zonder de opbrengsten van de Nationale Sporttoto zou het faillissementen hebben geregend. Als de knvb vorig jaar opnieuw had willen saneren volgens de methode-1971, dan zouden de volgende dertien clubs in aanmerking zijn gekomen voor terugkeer naar de rijen der amateurs. Die dertien waren FC Den Bosch, ADO Den Haag, Dordrecht ‘90, Eindhoven, Excelsior, Helmond Sport, Haarlem, Heracles, rbc, Telstar, Top Oss, vvv en FC Zwolle. Nou ja, zult u misschien zeggen, dat betreft vooral de staartclubs en met de top gaat het stukken beter. Dat valt te bezien. Om te beginnen zijn de kapitaalverschillen zeer aanzienlijk: Ajax werkte vorig jaar met een begroting van honderd miljoen gulden, psv was tweede op grote achterstand (68 miljoen), Feyenoord derde met zestig miljoen en Vitesse vierde met vijftig miljoen. Dat was de kopgroep. De rest moest het met veel minder doen. Afgelopen seizoen lag het totaal aantal wedstrijden op 157; het dubbele van het vorige seizoen. Dat komt omdat de Champions League ten onrechte nog van kampioenen spreekt, terwijl ook de nummers twee en drie uit de nationale eindstand in die Europese competitie mogen inhaken. Ik vind het onbegrijpelijk dat dit is gebeurd, zuiver uit geldzucht. Dat de betrokken clubs geen nee hebben gezegd, is wel te begrijpen. Want wat staat er allemaal tegenover? Elke aangesloten bond ontvangt 440 duizend gulden en wie als club niet door de kwalificatieronde komt, krijgt als troostprijs ruim twee ton. Het is één grote geldmachine, de hele Champions League. Verhoudingsgewijs betaalt de nos niet zeer veel voor de uitzendrechten: 45 miljoen tegen de Duitsers 220 miljoen. De uefa betoogt gaarne dat zij «cares about football». Dat wil zeggen, het spel zélf. Maar het komt neer op eindeloos toegeven aan de eisen van de grote clubs, waarvan Real Madrid overigens al een hele tijd een kolossale schuld met zich meetorst. Maar sommige topclubs kúnnen eenvoudig niet op de fles gaan. Intussen komen de betrokken spelers steeds meer onder presteer- en werkdruk te staan waardoor blessures toenemen en vormdaling niet kan uitblijven. Jaap Stam van Manchester United formuleerde zijn leven als volgt: «Het komt neer op reizen-rusten-voetballen. Tijd om conditioneel op peil te blijven is er bijna niet. De kwaliteit van topspelers en topploegen zal op den duur achteruit gaan.» Het is sterk de vraag of dat de geldmensen van de Champions League, de fifa en de uefa, veel uitmaakt. Het geld speelt de hoofdrol. Als ik het gedoe in en rond de Amsterdam Arena gadesla, dan verlang ik terug naar De Meer en zelfs naar het Olympisch Stadion, ook al viel dat uiteindelijk van betonrot bijna uit elkaar. Voetbal moet terug naar het volk. Niet naar de mensen in de skyboxen, die uit pikanterie komen of om de champagne of om zaken te doen of om op te scheppen tegenover hun zakenvrindjes. De manieren van de supporters. Laten we het daar eens over hebben. Vroeger hoorde je Feyenoord-supporters wel eens zeggen: «Ze moeten allemaal hun bek houden over die rotclub van ons.» Daar zat nog een vleugje humor in. Maar het «kankerhoerenjong» en dergelijke heeft die eerste kreet allang overstemd. Wedstrijden worden soms tijdelijk onderbroken vanwege anti-joods gebral. Helaas nog slechts tijdelijk. De moed om een heel vak te ontruimen ontbreekt nog. Grove overtredingen zijn van alle tijden, maar nemen hand over hand toe. Ik herinner me een vreselijke aanslag op de enkels van Marco van Basten tijdens FC Utrecht-Ajax, een wedstrijd uit de jaren tachtig. Toen was dat nog een betrekkelijke uitzondering, tegenwoordig is het gemeengoed. Ik heb al eens gedacht dat het een goed idee zou kunnen zijn om voetbal met de armen stijf langs het lichaam te propageren, want wat die armen allemaal doen, rijst de pan uit. Vandaar dat zoveel voetballers in ernstige mate aan vallende ziekte lijken te lijden. Als gevolg van het Sport7-drama devalueerden de uitzendrechten van het Nederlandse voetbal. Tot en met 2002 mag Canal Plus voor 29 miljoen per jaar twee duels live uitzenden en de nos betaalt tot en met 2001 per jaar 35 miljoen voor de samenvattingen. Wat eveneens is gedegradeerd is de omstandigheid dat menige club zijn ziel en zaligheid verkwanselt aan de commercie. Het nac-stadion, betrekkelijk nieuw, is niet naar Kees Rijvers of Leo Canjels genoemd, maar heet voor 120.000 gulden per jaar Fuji Film Stadion. En de FC Twente opereert thuis in het Arkestadion, de FC Den Bosch in het ecco-stadion, Sparta in het eneco-stadion en FC Dordrecht in het GN Bouwstadion. Wat een geluk dat Heerenveen in het Abe Lenstrastadion speelt. Dat kan dus óók. De clubs staan dus onder grote druk van de commercie. «Het is áánhaken of áfhaken», aldus Marcel Maassen in Betaalde Liefde. Zo jaagt iedereen elkaar op en gaat iedereen ervan uit dat er niets aan te doen is en de zaken, hoezeer ook uit de hand gelopen, niet kunnen worden teruggedraaid. Veel wat zakelijk op ons af komt, bestaat uit noodzakelijk kwaad. Dat geldt ook voor de oprukkende macht van de skyboxen. Zitten daar de pure voetbalminnaars? Nee, niet bij voorbaat. Voetbal is allang niet meer van het volk, van de man met de pet die voor een klein bedrag vooral de staantribunes bevolkte. Die staantribunes zijn allang vervangen door handige kuipstoeltjes, waar zowel een beschaafd als onbeschaafd mens zittend kan toezien. Bovendien is een zittend mens niet zo snel geneigd tot revolutie. Dat geldt trouwens niet voor de rasechte hooligans. Die van Ajax presenteerden, voor de aanhang van ado uit Den Haag bestemd, dit fraais: «Steek je mes/ in het vlees/ van zo'n kanker-Hagenees…/ ’t Is geen mens/ ’t Is geen bee st/ ’t Is een kanker-Hagenees…» Wie dat vergelijkt met wat wij destijds tegen elkaar riepen, komt niet verder dan: «Ze hebben met 3-9 de vellen gehad… » Het antwoord van de clubs op het Bosman-arrest bestond hierin dat men zoveel mogelijk langlopende contracten afsloot. Aan de ene kant bood deze tactiek de spelers zekerheid; aan de andere kant kon de club er op rekenen een forse vergoeding te ontvangen bij een tussentijds vertrek van de speler. Intussen leek het alsof op transfergebied de bomen tot in de hemel reikten. Christian Vieri werd vorig jaar zomer verhandeld en verkocht door Lazio aan Inter voor honderd miljoen gulden. Een wereldrecord. Nederlanders zijn goedkoper, hoewel Stam, de broers De Boer en Kluivert ook aardig aan de prijs zitten. Is een voetballer, hoe goed ook, dat astronomische bedrag waard? Rob Jansen van het bureau Sport Promotion ziet geen enkel probleem. «Ja, want het wordt betaald.» Het vorstelijke bedrag was geen bezwaar. «Ronaldo betaalt zichzelf namelijk terug. » Het laatste wat we ons van Ronaldo herinneren, is dat hij kermend naar de grond gaat zonder getackeld te zijn. Nee, slaven zijn de spelers niet meer. Ze mogen af en toe wel een kaarsje branden voor Marc Bosman, de Belg van Standard Luik en het Franse Duinkerken. Spelersbegeleiding zit boordevol haken en ogen. Omdat er leuk geld mee is te verdienen, springen steeds meer mensen op de al rijdende trein om een graantje mee te pikken. Voormalige vakbondsmensen die bij de vvcs (vereniging van contractspelers) gratis spelers begeleidden, zijn tegenwoordig makelaars die massa’s geld verdienen aan transfers. Makelaars, spelersbegeleiders, de naam is niet belangrijk. Wat doen ze met een, soms na ïeve, nog tamelijk onbekende voetballer? Deze zakkenvullers brengen argeloze spelers het hoofd op hol met (soms denkbeeldige) clubs die meer betalen, die mooiere villa’s in de aanbieding hebben dan de broer of de vader van de voetballer, die hem oorspronkelijk hielp. Rob Baan van Feyenoord klaagde dat het vaak de zogenaamde begeleiders zijn die verkeerde beslissingen nemen voor de spelers. Hoe gaat dat? De club zegt dat men een hangende linksbuiten nodig heeft. De heren in Zuid-Amerika kijken in hun kaartenbak of ze iemand hebben. Is die er niet, dan gaan ze zo snel mogelijk iemand zoeken, want bij een collega te biecht gaan, dat doen ze niet. Menige transfer pakt verkeerd uit. Vertrouwen op inkomsten uit transfers is uitermate riskant. Machlas zou Vitesse veertig miljoen opleveren bij zijn overgang naar Ajax. Het werden er slechts tien. En dan het geval-Van Nistelrooy: bijna had hij 65 miljoen opgebracht voor psv, maar een paar argwanende bestuursleden van Manchester United plus een noodlottige nieuwe blessure in Eindhoven resulteerden in nul komma nul gulden voor onze beste aanvaller. Sinds het Bosman-arrest lijdt het hele Nederlandse beroepsvoetbal verlies. Ook als we de transferopbrengsten meetellen (en dat moeten we natuurlijk doen) blijkt het betaald voetbal verlies te lijden. De vier grote clubs leden afgelopen jaar een nettoverlies van elf miljoen, tegenover een winst van 41 miljoen vier jaar eerder. En dit ondanks de toegenomen toeschouwersopbrengsten. Vele stadions zijn gemoderniseerd en komen tegemoet aan de eisen van mensen die in een welvaartsstaat leven. Waartegenover staat dat de schrik voor hooligans er nog steeds behoorlijk in zit. Nog altijd blijven vaders thuis omdat ze niet het risico willen lopen met hun zoontje gemolesteerd te worden. Er is een jacht op spelers gaande. Daaraan maken de clubs zich schuldig, ze jagen elkaar op. Er moet heel wat creatief boekhouden aan te pas komen om de clubs hun licentie te laten behouden. Want die wordt elk jaar vanwege de knvb gecontroleerd. Maar het is fenomenaal om te merken dat clubs in financiële problemen altijd weer kans zien hun tekorten af te dekken. Soms staat er een mecenas op die de portefeuille trekt, soms is het hulp van kapitaalkrachtige bedrijven. Experts verklaren dat het op deze voet niet kan doorgaan. Niet-experts, zoals ondergetekende, geloven niet meer in een wonder. Maar de klappen zijn nog steeds niet gevallen. En de patiënt is taai. Men vroeg aan Feyenoorder en international Bert Konterman of hij later trainer zou willen worden. Konterman zei: «De voetbalwereld is niet bepaald een wereld om je hele leven in te vertoeven. Ik verdien er nu mijn geld in en het beroep is mooi maar als ik stop zie ik me niet blijven hangen in dat wereldje. Tot nu toe vind ik het af en toe een slangenkuil. Het hele circus eromheen met pers, managers, voetbalmakelaars, zaakwaarnemers. Ze zeggen wel eens dat het slechts een afspiegeling van de maatschappij is, maar ik weet zeker dat in de voetbalwereld stiekem veel meer kan. Het is af en toe echt list en bedrog. Ik merk dat sommige jongens daar ook op afknappen. Als je dat vergelijkt met de spelers uit de generatie van de jaren zeventig, die wilden allemaal dolgraag trainer worden. Maar de huidige generatie, die de mogelijkheid heeft zich binnen te spelen, keert zich een beetje af van de wereld rondom voetbal. Het is allemaal veel commerci ëler en complexer: het is niet alleen maar het leuke spelletje.» Hierna g a je je toch afvragen waarom topvoetbal voor hem toch nog iets aantrekkelijks heeft behouden. Als het in verregaande mate list en bedrog is, gooi het dan weg en ga iets anders doen. Maar dan zet je de tv aan en kijk je naar Barcelona-Valencia. Je ziet schitterende combinaties, prachtige technische staaltjes, kortom: hier en daar wordt nog gespeeld zoals het moet. Niet elke week, maar bij tijd en wijle. En dan blijkt voetbal nog altijd een fascinerende sport te zijn. Je was het bijna vergeten maar het bestaat nog. Naar d át voetbal moeten we terug. Maar hoe? Zelfs al zou je de Amsterdamse Arena met de grond gelijk maken en alle vip-boxen slopen. Al zou je die vaders die in veiliger tijden gewend waren met hun zoontje te komen kijken weer zo mal krijgen om terug te komen - dan zijn we er nog lang niet. Het grote geld moet op de terugtocht, de Berlusconi’s moeten weg, de Murdochs, de Leo Kirchners. Maar de wal zal het schip moeten keren, eerder gebeurt dat niet.