TEL AVIV – Israël heeft nooit vat gekregen op de persoonlijkheid en de diepste politieke motieven van de Palestijnse leider Jasser Arafat. Zelfs over de aard van zijn ziekte tastte de Israëlische inlichtingendienst aanvankelijk in het duister. «Arafat kan overlijden of herstellen», zei Avi Dichter, het hoofd van de militaire inlichtingendienst, tijdens de regeringszitting een week geleden. De ministers konden hun lachen nauwelijks bedwingen. Voor zo’n simplistisch inzicht in de toestand van Arafat hebben we geen inlichtingendienst nodig, zeiden ze.

Voordat de eerste intifada, de in 1987 begonnen Palestijnse volksopstand, in 1993 oploste in het historische akkoord van Oslo werd Arafat in Israël afgeschilderd als een verachtelijke terrorist en niet erkend als de leider van de Palestijnse vrijheidsstrijd. Na de wederzijdse erkenning tussen Israël en de PLO in 1993 kwam daarin een kentering. Premier Jitschak Rabin trad Arafat tegemoet als een waardige vredes partner. De weg leek vrij voor «de vrede der dapperen», voor de stichting van een Palestijnse staat naast Israël met Jeruzalem als de gedeelde hoofdstad voor beide landen.

Drie kogels uit het pistool van de jonge religieuze nationalist Jigal Amir in de rug van Rabin schoten die vredeshoop in november 1995 aan flarden. Rabbijnen hadden de geest van Amir met oude joodse teksten vergiftigd. Wie zelfs voor vrede afstand doet van delen van het door God aan de joden beloofde land is volgens deze messiaanse rabbijnen het leven op aarde niet waardig.

Alsof er sedertdien geen inkeer en bezinning over deze «koningsmoord» op Rabin is geweest stelt de Shin-Bet, de Israëlische binnenlandse veiligheidsdienst, nu vast dat het leven van premier Ariel Sharon in groot gevaar is. Weer zijn het rabbijnen in nederzettingen in bezet gebied die in Sharon een dodelijk gevaar zien voor het joodse erfgoed omdat hij zich heeft vastgebeten in de volledige Israëlische militaire en civiele terugtocht uit de strook van Gaza en ook ontruiming van nederzettingen in Judea en Samaria (Westelijke Jor daanoever) op zijn agenda heeft staan. Deze rabbijnen roepen soldaten op, uit naam van God, orders tot ontruiming van nederzettingen te negeren. Agenten van de Shin-Bet houden extremisten onder de kolonisten in bezet gebied scherp in het oog. Er zouden onder hen heethoofden zijn die in navolging van Jigal Amirs «heldendaad» voor niets terugdeinzen om Sharons Gaza-ontruimingsplan met geweld te torpederen.

Voordat Amirs kogels Rabin velden, zong de premier met de bekende verlegen trek om zijn mond nog een Israëlisch vredeslied: «Laat de zon opkomen». Dit deed hij tijdens de grootste vredesdemonstratie uit Israëls geschiedenis. «Ik geloof dat er een grote kans op vrede is», zei hij op het plein voor het stadhuis van Tel Aviv, waar meer dan driehonderdduizend mensen opeengepakt de vredesroes over zich heen lieten komen.

Eind oktober kwamen tegen de honderdduizend Israëliërs op dit plein bijeen om de negende verjaardag van de moord op Rabin te herdenken. Er werd wel over vrede gesproken, er klonken vredesliederen, zelfs een schreeuw om vrede, maar geen der sprekers refereerde aan Arafat als de vredespartner van Rabin, als de Palestijn die in het appartement van Lea Rabin zijn kefia afdeed en huilde om de dood van zijn Israëlische vredespartner. Leden van Goesh-Shalom, een kleine doch actieve Israëlische vredesorganisatie, deelden stickers uit met de historische foto waarop Rabin te zien is op het moment dat hij Arafat de hand drukt tijdens de vredesceremonie op het bordes van het Witte Huis in Washington. Arafat werd als het vuil der aarde doodgezwegen.

Vijf jaar na de moord op Rabin werd Arafat door premier Ehud Barak, na het mislukken van het vredesoverleg in Camp David onder de regie van de Amerikaanse president Bill Clinton, ontmaskerd als een aartsterrorist. Barak stelde op het ongelukkigste moment in zijn korte premierschap vast dat Arafats vredesmasker zijn geheime agenda camoufleert. «Arafat heeft de hoop Israël te kunnen vernietigen niet opgegeven», zei Barak. Het was een dolksteek in de rug van het Israëlische vredesfront. Zouden de Israëlische inlichtingen diensten Barak niet tijdig een memorandum hebben kunnen sturen over Arafats geheime agenda?

Over de mislukking van de top in Camp David lopen de lezingen uiteen. Hoewel Barak de Palestijnse leider een redelijk vredesvoorstel deed, haakte Arafat af omdat de Israëlische premier weigerde de Palestijnse soevereiniteit over Haram-al-Shariff (de Tempelberg) te erkennen. Daar pronken twee grote moskeeën – de Koepel van de Rots en al-Aksa – op de plaats waar volgens joodse overleveringen twee belangrijke tempels hebben gestaan. Zoals een raadgever van Barak me eens toevertrouwde stond «God in Camp David de vrede in de weg».

De overgrote meerderheid van de Israëliërs is ervan overtuigd dat Arafat de tweede intifada, na het mislukken van het vredesoverleg in Camp David, heeft gepland. Hij zou Israël met geweld zijn vredesvoorwaarden willen opleggen. Israëlische vrienden die in 1995 nog in Arafats vredeswil geloofden bezworen me vorige week dat de verantwoordelijkheid voor het uitbreken van de al-Aksa-intifada volledig bij Arafat ligt. Dat de tweede intifada uitbrak na een bezoek van Ariel Sharon aan de Tempelberg in september 2000 met instemming van premier Ehud Barak, is door een intensieve mediacampagne uit het collectieve bewustzijn van de Israëliërs gewist. Tijdens hevige onlusten die rond het bezoek van Sharon op de Tempelberg uitbraken, werden Palestijnen door scherp vuur van de Israëlische politie gedood. Dat was de lont in het kruitvat. De onlusten sloegen over naar de Palestijnse gebieden. Voor de eerste keer gingen ook Israëlische Palestijnen voor hun «broeders» in de bezette gebieden op de barricades, en werden gedood.

Getraumatiseerd door de Palestijnse zelfmoordterreur werd Barak tijdens algemene verkiezingen weggevaagd door Ariel Sharon. De vader van de nederzettingenpolitiek beloofde het Israëlische volk «vrede en veiligheid». Sharons dodendans met Arafat, die begon tijdens de Libanese veldtocht van 1982 tot 1984, kreeg een nieuwe dimensie. Toen was Sharon minister van Defensie, nu was hij premier. In die rol heeft hij een op een mislukking uitgedraaide vernietigingsoorlog tegen Jasser Arafat en de fundamenten van het Palestijnse zelfbestuur gevoerd. Verschillende malen heeft hij zelfs in interviews gedreigd Arafat te zullen laten vermoorden. Militaire bulldozers legden op bevel van Sharon een groot deel van de Muqata, Arafats hoofdkwartier in Ramallah plat. Arafat werd, met de zegen van de Amerikaanse president George Bush, Sharons gevangene.

Een grotere blunder had Sharon niet kunnen maken. Arafats prestige was wegens corruptie in de rangen van het Palestijnse zelf bestuur en een snel verslechterende economische situatie in de Palestijnse gebieden tanende. Sharons bulldozeraanval op Arafats hoofdkwartier krikte Arafats prestige tot grote hoogte op. Het Palestijnse volk vergat zijn fouten en schaarde zich achter de Rais. Vernederd en verlamd door Sharons militaire tactiek (vernietiging van de Palestijnse militaire infrastructuur) kon en wilde Arafat de prijs van het stoppen van de opstand zonder Israëlische tegenprestatie niet betalen.

Indien Sharon, voordat hij zijn militaire macht op Arafat en de Palestijnse strijders losliet, Arafat als vredespartner had erkend, zoals Rabin en Barak voor hem hadden gedaan, zou het Israëlisch-Palestijnse conflict wellicht een andere wending hebben genomen. De uitputtingsoorlog tussen Israël en de Palestijnen ging nu hoe dan ook onverminderd door. Sharon liet op delen van de Westelijke Jordaan oever een veiligheidsmuur optrekken om de toegang tot Israël voor Palestijnse zelfmoordenaars te blokkeren. Vooral in Gaza worden aan de lopende band en met de modernste militaire middelen Palestijnse leiders van de Islamitische Jihad en Hamas geliquideerd.

Arafat mag dan voor Israël een ondoorgrondelijk raadsel zijn, Sharon is dat voor veel Israëliërs ook. Wat zijn de onuitgesproken diepste redenen van Sharons besluit om de strook van Gaza eenzijdig op te geven en te berusten in de stichting van een Palestijnse staat? Het antwoord op deze vraag is voor Sharon even eenvoudig als pijnlijk. Israël heeft zelfs onder zijn leiding de oorlog tegen de Pa lestijnen niet kunnen winnen. De ontruiming van Gaza en ontmanteling van 21 nederzettingen is een vlucht, een zege voor de Palestijnse opstand en ook Sharon is als militair strateeg tot deze conclusie gekomen. Maar demo grafische redenen – het behoud van Israël als een democratische joodse staat –, het groeiende internationale isolement en het Israël-effect op de Amerikaanse anti-terreur-oorlog in Irak hebben Sharon over de streep getrokken.

«De meerderheid heeft gekozen voor de weg die Rabin insloeg», zei Dalia Rabin tijdens de recente vredesdemonstratie in Tel Aviv.

Sharon, in 1995 een van de felste ophitsers tegen Rabin, heeft zich in de rangen van de meerderheid geschaard en zelfs openlijk berouw getoond over zijn verguizing van Rabin. Sharons metamorfose valt samen met de terminale ziekte van Arafat. Dat opent nieuwe perspectieven voor hervatting van het Israëlisch-Palestijnse vredesproces. Sharons argument dat er aan Palestijnse zijde geen partner is, vervalt als na het overlijden van Arafat een nieuwe leider opstaat die Hamas en de Islamitische Jihad van zich weet af te schudden. De Palestijnse zelfmoordterreur van islamitische zijde was tijdens het premierschap van Rabin en Barak immers gericht tegen het vredes proces. De zelfmoordaanslag door een lid van het niet-islamitische Volksfront voor de Bevrijding van Palestina (PFLP) op de Carmel-markt in het hartje van Tel Aviv twee weken geleden (vier doden en 35 gewonden) is echter een verontrustend voorteken voor de hevigheid van de machtsstrijd na Arafat.