
Moskou – Ik staarde naar mijn bakje met sieraden, het was ongeveer twee uur ’s nachts, toen ik werd overvallen door iets wat nog het best te omschrijven valt als een intergenerationeel déjà-vu. Twee keer vóór mij had een vrouw in mijn familie haar bezittingen aan dezelfde meedogenloze keuring onderworpen als ik nu, om de omvang te reduceren tot een hoeveelheid die twee handen kunnen dragen.
Er was mijn oma, Moeza, die in 1937 op haar veertiende met haar moeder Moskou ontvluchtte nadat mijn overgrootvader Fjodor schuldig was bevonden van het beramen van een terreuraanslag tegen Stalin en zijn familie werd bestempeld tot vijand van het volk.
Dan was er mijn moeder Oksana, die eind jaren zeventig de Sovjet-Unie verliet, zogenaamd op vakantie. Alleen was het een enkele reis, want wie vluchtte naar het Westen werd thuis tot landverrader en crimineel uitgeroepen.
En hier was ik, loerend als een pandjesbaas naar de sieraden van mijn oma, met nog een paar uur te gaan voor een ongeplande en onverwachte reis naar waar dan ook, weg uit Rusland, voor ik weet niet hoe lang. De gouden ring met het vlakke vierkant, de zilveren oorknopjes die leken op de glimmende schelp van een tolhoren – ze doorstonden de keuring van iemand op de vlucht. Alweer.
Hoe heeft het zo ver kunnen komen? Het is de vraag die op veel Russen weegt als een zware deken. Het antwoord heb ik niet kunnen vinden in wekenlange en eindeloze gesprekken. Vrienden, kennissen, analisten; iedereen is nog bezig met verwerken, of overleven. We kunnen hoogstens de recente gebeurtenissen reconstrueren in de hoop dat het enig inzicht biedt, of ten minste de deken een klein beetje optilt, opdat er iets van licht en zuurstof bij kan komen.
Maandag 21 februari
‘Wat gebeurt er? Wat gebeurt er?’ Mijn goede vriend Dima bedekte zijn gezicht met zijn handen als een kind voor wie de suspense te veel wordt. We zaten aan de keukentafel met vriendin Katja en keken naar een televisietoespraak van Poetin. Het was de tweede akte van een tv-voorstelling die eerder die dag was begonnen. Poetin had tijdens een bijeenkomst met zijn Veiligheidsraad de machtigste mensen in het land uitgehoord over het erkennen van twee deelstaten in Oekraïne als onafhankelijk. Hij had ze verhoord en vernederd als Russische schoolkinderen.
De boodschap was dat Poetin alleen stond in zijn macht en de elite van de siloviki niet hem adviseerde, zoals gangbaar was te denken, maar hij hén dicteerde. Gezien de situatie een veeg teken.
Net als, voor mij, Dima’s schrikreactie. Wekenlang hadden hij en ik gespard over de mogelijkheid dat Rusland een aanval op Oekraïne aan het voorbereiden was. Toen ik na de Kerst uit Nederland terugkeerde, had hij er nog nauwelijks iets over gehoord, net zomin als de meeste Russen die ik sprak. Een rommelen boven op de berg, niets meer. Maar naarmate de weken verstreken en de waarschuwingen steeds alarmerender klonken, reageerde hij variërend met ongeloof, irritatie en spot. Op de vooravond van de datum die sommige Amerikaanse media hadden aangewezen als de dag van de Grote Invasie, had hij bij het afscheid smalend gezegd: ‘Nu snel slapen, morgen wordt een drukke dag. Jij aan de kant van de navo en ik aan Russische kant. We zien elkaar in Oekraïne.’
Dima behoorde tot een van mijn vrienden met ‘pro-Kremlin’-standpunten, bij gebrek aan een betere term. Hij werkte in de cultuursector, kende de hipste cafés en was belezen en goed geïnformeerd. Hij was heus wel bekend met de zonden van het huidige leiderschap en had net als iedereen de YouTube-video van Aleksej Navalny over Poetins paleis bekeken. Maar een corrupt en repressief systeem vond hij nog het minste van twee kwaden vergeleken met de westerse dubbele moraal.
Toch bleven we met elkaar praten, hij en ik, hoe hoog het meningsverschil ook opliep. Als we weer eens op een dood punt waren beland, zei Dima verzoenend: ‘Als er maar vrede is.’ Daar waren we het over eens en we gingen vervolgens alsnog als vrienden uit elkaar.
In zijn speech nam Poetin een lange aanloop. Hij begon bij Vladimir Lenin, die na de revolutie de fictie Oekraïne in het leven had geroepen om de eigen macht te bewaren, ‘en nu vernietigen de dankbare nazaten Lenins monumenten in Oekraïne. Ze noemen het decommunisering. Willen jullie decommunisering? Nou, dat vinden wij best. Maar het is niet nodig, zoals ze zeggen, om half werk te verrichten. Wij zijn bereid u te laten zien wat echte decommunisering betekent voor Oekraïne.’
Het was overduidelijk een dreigement. Maar Dima en Katja keken steeds verwarder. Wat had Lenin ermee te maken? En waar zou deze tirade eindigen? Af en toe werd de online stream onderbroken door een commercial en schoot iedereen zenuwachtig in de lach. Uiteindelijk erkende Poetin na pakweg een uur ‘slechts’ de onafhankelijkheid van de zelfverklaarde republieken Donetsk en Loehansk.
Maar van opluchting was geen sprake. Dima keek nog net zo ongemakkelijk, en Katja zei: ‘Dit gaat een staartje krijgen.’
Dinsdag 22 februari
Met de ochtend kwam ook de verwarring: welk gebied had Rusland eigenlijk erkend? Het ene Doema-lid zei binnen de huidige grenzen, de andere senator zei weer het veel grotere gebied waar de separatisten een claim op legden. Het verschil was dat tussen een controversiële patstelling en een regelrechte oorlogsverklaring. Ook Poetins woordvoerder Dmitri Peskov gaf geen duidelijkheid. ‘Binnen de grenzen waarbinnen zij bestaan en zijn afgekondigd’, was zijn antwoord aan journalisten.
Die avond bracht Poetin duidelijkheid: het ging om een groter gebied dan dat al onder controle was van de separatisten.
Woensdag 23 februari
Op verzoek van Poetin stemde de Federatieraad unaniem voor het inzetten van troepen buiten Rusland. De weg lag vrij voor een zogenaamde vredesmissie naar Oost-Oekraïne.
Donderdag 24 februari
De meesten zullen nog hebben liggen slapen toen Poetin vroeg in de ochtend het begin aankondigde van een ‘speciale militaire operatie’ voor de bevrijding van Oekraïne van ‘nazi’s’ en ‘drugsverslaafden’. ‘Vsyo plokho?’ schreef mijn vriend Dima. Ja, schreef ik terug. Alles is slecht. Het doek was gevallen, de oorlog was begonnen.
Maandag 28 februari
Het was dag vier van de oorlog en het was inmiddels duidelijk dat er ondanks de officiële lijn ook burgerdoelen werden aangevallen, en niet alleen in Oost-Oekraïne.
Tienduizenden Russen spraken zich uit in anti-oorlogspetities, video’s en protesten, waaronder verrassend veel leden van de Russische beau monde. Maar net zo opmerkelijk was hoeveel Russen dat niet deden.
De kapster met het lieve gezicht vond de beelden uit Oekraïne ‘nepnieuws’. Ze had er zelf familie wonen, maar praatte niet meer met ze. Ze stak van wal met een verhaal dat ik inmiddels goed kende van de Russische staatsmedia: al acht jaar trok Amerika steeds verder op richting Russische grens. De Russisch-sprekende bevolking in Oekraïne werd gepest. Nu had Rusland besloten er een eind aan te maken. ‘Stel je een grote hond voor aan een ketting. Vanuit de naburige tuin hengelt een pestkop een homp vlees voor zijn neus. Op een gegeven moment moet de hond wel losbreken.’
Maar de Oekraïense burgerbevolking aanvallen? Dat was nepnieuws. ‘Rusland zou dat nooit doen, onze volkeren zijn één’, zei ze met een smekende stelligheid.
Buiten een filiaal van de Sberbank, waar voor de pinautomaat lange rijen mensen stonden die liever vandaag dan morgen wilden pinnen, sprak ik een oudere mevrouw aan. ‘Ik ben vóór!’ zei ze nog voordat ik iets had gezegd. ‘Voor het redden van onze mensen daar. Dan wordt de roebel maar wat zwakker. Ik ben een oorlogskind. Wij Russen hebben al van alles meegemaakt en hier komen we ook wel doorheen!’ Ze leek zich er zowat op te verheugen.
Terwijl ze praatte waren mijn gedachten bij Pjotr, die achter de camera ons gesprek vastlegde, een Oost-Oekraïner die al vele jaren in Moskou woonde. We hadden elkaar pas die ochtend ontmoet, maar oorlog is een krachtig bindmiddel. Sinds de 24ste zweefde hij door een kwade hallucinatie die maar niet wilde eindigen. Zijn moeder zat vast in een dorp vlak buiten Kiev. De wegen en bruggen rondom waren vernietigd. Zij kon niet weg, hij kon niet naar haar toe. De hel.
Tussen het filmen door belde hij kordate instructies naar haar door: ‘Vul alle containers die je hebt met water. Als je een explosie hoort, ga dan in de badkuip liggen met je handen over je hoofd.’ Een dag eerder was de elektriciteit uitgevallen en het was een kwestie van tijd voordat ook de batterij van haar mobiel leeg zou raken. ‘Mijn grote angst is dat ze straks gewond raakt of doodgaat en ik het niet eens zal weten.’
We zaten in een café en dronken peperdure cappuccino, er speelde iets van jazzmuziek op de achtergrond en een groepje blondines met boodschappentassen was naast ons neergestreken. Ik zag de tranen in Pjotrs ogen en haastte me naar de wc zodat hij mij niet ook nog hoefde te zien huilen.
Aan het eind van de middag kreeg hij telefoon; er was weer licht. Geen tijd voor sentimentalisme: ‘Mam, laad alle elektronische apparaten die je hebt nú op.’
Dinsdag 1 maart
De ontwikkelingen volgden elkaar in duizelingwekkend tempo op. De onafhankelijke Dozjd-tv en de radiozender Echo van Moskou hadden zich niet gehouden aan de regels van de mediawaakhond Roskomnadzor en waren geblokkeerd. Volgens die regels mochten de gebeurtenissen in Oekraïne geen aanval, invasie of oorlog worden genoemd en mochten uitsluitend (Russische) officiële bronnen worden geciteerd.
Twee dagen later zouden beide media zich gedwongen voelen om te sluiten. Van de gevestigde oppositiemedia besloot alleen Novaja Gazeta door te gaan, maar het onderwerp Oekraïne te mijden.
Woensdag 2 maart
Er was voor vrijdag een geïmproviseerde zitting aangekondigd van de Federatieraad en er werd breed gespeculeerd dat er een staat van beleg zou worden aangekondigd waarna Rusland de grens zou sluiten.
Inmiddels was Moskou een wervelwind van opborrelende jeugdtrauma’s en volwassen angsten. Jonge mannen vreesden dat ze zouden worden opgeroepen voor de dienstplicht. Anderen maakten zich zorgen over de armoede die Rusland te wachten stond. ‘Als ik maar niet weer mijn eigen aardappels hoef te verbouwen, zoals in mijn jeugd’, zei Katja.
Een andere vriendin, Ira, vertelde mij dat in haar ouderlijk huis in het zuidelijke Voronezj achter elk badkamerkastje tientallen wc-rollen schuilgingen. ‘In hun achterhoofd heerste nog steeds een gevoel van onveiligheid, alsof alles op elk moment kon wegvallen en je je moest indekken. Ik heb me daar altijd aan geërgerd. Maar wie heeft er nu gelijk gekregen? Blijkbaar kun je in Rusland niet aan de draaikolk van de geschiedenis ontsnappen.’
Dat wil zeggen, ontsnappen kon, maar alleen fysiek. Russen vertrokken massaal, naar de Emiraten, Turkije of Armenië, of voor wie een visum had naar Finland. Ikzelf kon nog net een vlucht bemachtigen naar Zuid-Turkije, voor meer dan duizend euro (het gemiddelde Russische maandsalaris ligt rond de 450 euro.)
Van degenen in mijn kennissenkring die bleven, hadden de meesten geen geld, of een zorgplicht. Twee documentalisten bleven uit principe, om volgens eigen zeggen het verval van hun land vast te leggen.
Donderdag 3 maart
Hoezeer men de ogen in de rug voelt prikken, zelfs als er niet openlijk meegekeken wordt, merkte ik laat die avond toen ik door de uitgestorven stad naar huis liep langs politiewagens. Op de brug naast het Kremlin had iemand de woorden ‘GEEN OORLOG’ op de muur gespoten. Twee jonge gemeentewerkers waren ze aan het overschilderen met grijze verf. Ze waren bijna klaar, alleen de laatste twee letters waren nog zichtbaar, en een uitroepteken.
Ik moest denken aan een scène in Alice in Wonderland: er is per ongeluk een rozenstruik geplant die witte rozen geeft in plaats van rode, de favoriet van de koningin. De tuinmannen doen naarstig hun best om de rozen alsnog rood te schilderen. Maar de koningin ruikt bedrog en geeft alsnog het bevreesde bevel de tuinmannen te onthoofden.
Een van de jongens zag me een foto maken en haastte zich naar mij toe. Dat mocht absoluut niet. Waarom niet, vroeg ik? Hij zei niks, maar de schrik stond in zijn ogen. Alsof hij verwachtte dat iemand later tegen hem zou roepen ‘Off with his head!’ voor een foto van twee letters en een uitroepteken.
Het afscheid
Vriendin Yulia wankelde op het randje van een zenuwinzinking. Een kernoorlog, ze wist het zeker, was nabij. ‘Ik loop over straat en heb het gevoel dat er op elk moment een bom op mij kan vallen.’ Ze verwachtte dat het Westen Rusland op die manier zou straffen. Ik verzekerde haar dat er door westerse leiders uitsluitend werd gesproken over economische sancties. ‘Maar zullen ze zich kunnen inhouden? Zij wel?’ vroeg ze, enigszins gerustgesteld.
Ze schakelde over op haar andere angst: de klop op de deur van de politie, want ze wist ook zeker dat de Goelags weer zouden terugkeren. Ik hoorde mezelf zeggen dat, als het echt zo ver zou komen, zij, een illustrator, niet de eerste op de lijst zou zijn. Een walgelijke opmerking die niettemin een kalmerende uitwerking leek te hebben.
Ook haar derde angst, op straat te belanden nu praktisch al haar werkgevers hun projecten hadden bevroren, kon ik ietwat temperen. Ik gaf haar een envelop met euro’s die ik voor de zekerheid had opgespaard. Buitenlandse valuta waren inmiddels nergens meer te krijgen.
We namen afscheid van elkaar, zonder te weten voor hoe lang. En voor de zoveelste keer die dag had ik het gevoel dat ik iemand in de steek liet.
De laatste die ik sprak was Dima. Hij zei weinig, maar stond erop dat ik een tekst zou lezen die hij had geschreven op zijn iPad. Het was een call to action gericht aan zijn landgenoten. ‘Stop met een gewoon leven te leiden! Stop ermee om geweld en moord te steunen, want dat is wat je doet door te zwijgen en niet de straat op te gaan. Hoe kunnen we verder leven als naast ons bommen vallen en onze naasten sterven? Het is tijd voor het systeem om ons te horen. Geen oorlog!’
Het pijnlijkste vond hij nog dat Poetin de Russische cultuur had gedood. Wie dacht aan Rusland, zou vanaf nu denken aan oorlog, niet aan Poesjkin, Dostojevski of Tsjaikovski.
De brief zou hij verder aan niemand laten zien en meteen wissen. Dit was zijn daad van verzet. En ik was de enige getuige.
Vrijdag 4 maart
Het was nog donker toen ik om vijf uur ’s ochtends mijn winterjas aantrok. Voor ik de deur achter mij dichttrok, viel mijn oog op het bordje naast de deur dat er al hing sinds ik daar was komen wonen. ‘Aron Abramovitsj Vizner. Gefusilleerd op 21.08.1937 voor landverraad.’
Het was alsof een reuzenhand een overzicht op papier van de afgelopen eeuw in Rusland had opgepakt en er origami mee vouwde. Was Rusland teruggeworpen naar de jaren twintig van de burgeroorlog? De jaren dertig van de Terreur? De stagnatie van de Brezjnev-jaren? Het was het geen van alle en een beetje van alles.
Buiten in het pikdonker stond een gezin te wachten op hun eigen vervoer naar, ik gokte, het vliegveld. Ik telde negen koffers. ‘Is het voor altijd?’ riep mijn taxichauffeur het jongetje toe dat op een koffer zat. Het jongetje haalde zijn schouders op. De chauffeur plofte weer terug in zijn stoel en zei beledigd: ‘Het lijkt wel alsof heel Moskou de benen neemt, iedereen die het zich kan permitteren in ieder geval.’ Hij niet. Hij zou blijven en vechten tegen de navo.
Er werd inmiddels breed bericht dat fsb-agenten op het vliegveld willekeurige mensen opdroegen om hun telefoons in te laten zien. Maar ik werd met rust gelaten. Alleen de douanier deed extra lang over het inspecteren van mijn paspoort. ‘Vakantie?’ vroeg ze.
Uiteindelijk werd er die dag geen staat van beleg afgekondigd. Wel werd er een nieuwe wet doorgevoerd. Op het verspreiden van ‘nepnieuws’ stond per direct een straf van geldboetes tot een celstraf van vijftien jaar. Of de wet ook van toepassing was op buitenlandse correspondenten en met terugwerkende kracht kon worden toegepast? Waarschijnlijk, wie weet, misschien. Werken als journalist vanuit Rusland kon in ieder geval nog alleen volgens nieuwe spelregels en met verhoogd risico.
Degenen die weggingen…
Honderden, duizenden Russen zijn in de afgelopen weken hun land ontvlucht, vaak met kinderen, maar oudere familieleden achterlatend. In Georgië, waar sinds het uitbreken van de oorlog volgens officiële cijfers zo’n 30.500 Russen zijn binnengestroomd, klinkt in het openbare leven overal Russisch.
In een café raak ik aan de praat met een knap Russisch stel. Ze zitten in de ongemakkelijke positie door de buitenwereld te worden gezien als vertegenwoordigers van een land waar ze zelf voor op de vlucht zijn. ‘Ik zal me alleen veilig voelen om terug te gaan naar Rusland als Poetin overlijdt’, zegt de jongen, een jurist. Ik vraag ze naar hun plannen voor de toekomst. ‘Er is geen toekomst meer’, is haar antwoord.
…en degenen die bleven
Er gaat geen dag voorbij zonder dat ik een berichtje krijg vanuit Rusland, van vrienden, kennissen en zelfs mensen die ik maar één of twee keer heb ontmoet. Ze hebben iemand nodig om mee te praten.
Er is Sasja, haar vriend werd gearresteerd bij een protestactie en wordt sindsdien door de politie lastiggevallen met huisbezoeken en telefoontjes.
Sergej kan geen gemeenschappelijke taal meer vinden met zijn ouders, die het narratief van de staatsmedia omarmen.
En mijn vriend Dima leeft, ondanks zijn eigen pleidooi, alsnog een ‘gewoon’ leven. Hij wil het juiste doen, maar weet niet wat het juiste is.
Zo worstelt iedereen met vragen. Is het een daad van verzet om te blijven, of juist te vluchten? En als je blijft, is het heldhaftig om jarenlang gevangenisstraf te riskeren om vijf minuten met een poster op straat te staan? Ook als je kostwinner bent of zorg draagt voor iemand? Is het beter om als journalist ter plaatse een gedeeltelijk verhaal te verslaan dan het volledige verhaal van een afstand?
Intussen is er binnen de gekte een nieuwe stabiliteit gevonden. Het verstrijken van de tijd is op zich al rustgevend. Zelfs mensen die de eerste nachten wakker lagen van afschuw beginnen te wennen. Zoals een prominente analist mij schreef toen ik vroeg hoe het ging: ‘Ik voel me al minder suïcidaal, vraag me niet waarom.’
Voor een minderheid – tienduizenden, honderdduizenden, misschien wel miljoenen mensen – is het leven dat ze kenden voorbij. Ontheemd en tot vijand verklaard door hun president. Maar wat voor hen een keerpunt is, lijkt dat voor Rusland als geheel niet te zijn. Nog niet.
Om veiligheidsredenen zijn alle persoonlijke gegevens van de mensen die in dit stuk worden geciteerd gewijzigd. Uiteindelijk lukte het Pjotr om via een humanitaire corridor zijn moeder naar Polen te krijgen.