In kennisquizzen weten de kandidaten tegenwoordig vrijwel niets over literatuur. Erg is het niet, wel om te lachen. Vooral jongeren kijken je glazig aan. Nijhoff? Is dat de spits van PEC Zwolle? Gaat hij naar Galatasaray? O, een dichter. Hoeven we niet te kennen, hebben we nooit gehad. Laatst wist een stel kandidaten bij De slimste mens niet wie het gedicht over de brug bij Zaltbommel had geschreven, De moeder de vrouw. Fabuleus gedicht. Een andere keer ging het over de zin ‘Ik ben Brahman maar we zitten zonder meid’. Geen idee wie dit schreef. Is dit erg? Nee natuurlijk niet, waarom zou je dit soort dingen moeten (laat staan willen) weten? Last van plaatsvervangende schaamte heb ik wel. Dat zit in mijn opvoeding en ik was vroeger leraar Nederlands.

Er bestaat overigens nog steeds literatuuronderwijs in het voortgezet onderwijs. Kijk de wettelijke voorschriften er maar op na: kennis van de literatuurgeschiedenis, boekenlijsten, het bestaat nog allemaal. Zij het een stuk minder dan vroeger, maar een rondvraag langs leraren Nederlands leerde me dat voor de schoolexamens wel degelijk getest wordt op kennis van literatuur, van stromingen, van schrijvers. Bij de een meer dan bij de ander, de ene leraar is nu eenmaal enthousiaster over literatuur dan de andere, maar dat was altijd al zo. Bovendien ken ik geen niet-enthousiaste leraren.

Romanschrijver Alex Boogers schreef een bijzonder fraai boekje, een ‘schotschrift’, over literatuuronderwijs. De lezer is niet dood. In een meeslepend en dwingend betoog herinnert hij zich hoeveel moeite het hem destijds kostte met literatuur in aanraking te komen. Bij hem thuis lazen ze niet. ‘Lezen, dat deed iemand anders. Dat gebeurde buiten onze eigen kring.’ Hij had als kind het idee dat lezen bij je moest passen en bij hem paste het dus niet. Veel later kwam hij erachter ‘dat het je moet worden gegeven, gegund misschien ook wel’. Hij constateert dat de weg naar het boek niet even toegankelijk is gemaakt voor iedereen. En dan volgt een zin waar ik lang over heb lopen peinzen en nog peins: ‘Ik wist niet dat ook ik goed genoeg was voor het boek.’

Veel leerlingen in het vmbo, het mbo, kennen geen boeken, laat staan romans. Ze zien thuis geen of weinig boeken, ze zien niet vaak iemand een roman lezen. Maar ooit lazen ze wel, ze verlangden naar verhalen, ze lazen sprookjes, strips, geschiedenissen. Op de basisschool las juf of meester voor en ze hingen aan haar of zijn lippen. Maar ineens was het voorbij, een boek was niet meer iets van hen. Het was iets moeilijks voor moeilijke mensen. Voor hoge mensen, maar niet voor hen. Dit verschrikkelijke misverstand heeft ze getekend.

Dit hield ook Boogers lange tijd af van literatuur. Met enige beklemming, maar vooral met instemming, las ik zijn pleidooi voor literatuuronderwijs ook in het vmbo en mbo. Laat leraren Nederlands juist daar boeken tonen aan leerlingen, laat ze eruit voorlezen, laat ze het lezen van een boek voorstellen als iets normaals. Geef leerlingen de gelegenheid met boeken in contact te komen. Toon ze de diversiteit van boeken. Laat ze sciencefiction zien en lezen, strips, liefdesboeken, avonturenboeken, breng ze in aanraking met alle soorten literatuur. Schaamteloos, zonder vooroordelen. Niet van dit-is-slecht en dit-is-goed. Geef ze de kans op een boek. Dit zou de leus moeten zijn waarmee leraren daar in zee zouden moeten gaan. Leerlingen van vwo en havo zijn al gewend aan boeken, thuis staan ze in kasten, ze zien wel eens iemand lezen. Daar komen gemakkelijker nieuwe lezers vandaan dan van de andere schooltypen. Maar ook daar zitten ze: lezers, dromers, verlangers. Literatuuronderwijs moet daar in de aanbiedende sfeer zitten. In iedere klas een boekenkast!

De laatste weken is een discussie losgebarsten over literatuur- en taalonderwijs, vooral op havo en vwo. Vorige week pleitte een groep leraren en wetenschappers in het Manifest Nederlands op school voor vernieuwing, voor ‘bewuste literaire competentie, kortom bewuste geletterdheid’. De schrijvers menen dat literatuur de lezer confronteert met ‘de grenzen van het historisch en cultureel denk- en zegbare’ en ‘stimuleert tot creativiteit, reflectie, empathie en kritiek’. Hoe je daar les in moet geven, staat er nog niet bij, maar dit manifest wil de eerste lijnen uitzetten. Ook een aantal hoogleraren Nederlandse taal- en letterkunde pleitte onlangs in een open brief voor vernieuwing van het vak Nederlands. Het is ‘een van de saaiste vakken’ stellen ze, hierdoor gaan steeds minder studenten Nederlands studeren. Er dreigt een tekort aan leraren, schrijven ze bezorgd.

Saaiheid of leukheid is uiteraard geen criterium voor adequaat onderwijs

Saaiheid of leukheid is uiteraard geen criterium voor adequaat onderwijs. Hoe dan ook, de hoogleraren stellen in hun brief dat er in literaire teksten meer aandacht zou moeten zijn voor de ‘voorstelling van de wereld’. Wat zijn ‘de effecten van verschillende manieren van representeren’, vragen ze zich af, ‘bijvoorbeeld in beschrijvingen van mensen uit andere culturen? Hoe worden lezers daardoor gemanipuleerd?’ Van mij had dat ‘andere culturen’ er wel af gemogen, het lijkt me al interessant genoeg om les te geven in beschrijvingen van mensen en situaties in het algemeen. Hoe beschreef Multatuli zijn onderwijzers? Hoe deed Bordewijk dat? Hoe zette Mulisch vrouwen neer? Hoe doet Stephan Enter dat? Hoe zijn ze beschreven in Duizend-en-een-nacht? Hoe beschreef Hooft een veldslag, hoe deed Tolstoj dat? Welke middelen gebruikten ze daarbij? Van welke vooronderstellingen gingen ze uit? Allemaal interessant en het hoeft zeker niet saai te zijn. Als je maar niet bang bent voor leuke en spannende verhalen.

Ook ‘manipulatie’ vind ik in dit verband een te groot woord, al klinkt het wel goed. Ja, we worden gemanipuleerd. Is het de taak van leraren Nederlands om uit te leggen dat leerlingen via verhalen en literatuur gemanipuleerd worden? Voor je het weet sta je in de klas te vertellen dat kapitalisme en kolonialisme verkeerd zijn en dat er zo snel mogelijk vrede moet komen. Maar dat wisten de leerlingen allemaal al. Ze zijn toch niet gek! In de letterkunde-les zou ik aangeven hoe schrijvers hun lezers overhalen om door te lezen. Wat vinden lezers blijkbaar interessant? Over welke verleidingstechnieken beschikken schrijvers? En hoe is dat allemaal historisch gegroeid? Ik weet zeker dat dit soort zaken op scholen door enthousiaste leraren al lang worden behandeld. Zo erg is het daar allemaal niet, leerlingen moeten niet zeuren. Ook niet over boekenlijsten, het ligt er maar aan wat je als leerling op de havo en het vwo over boeken moet weten.

Misschien zijn die lessen Nederlands zo saai omdat de leraren aan de universiteit tijdens hun studie Nederlands het slechte voorbeeld krijgen. Hoe wordt aan universiteiten aan ‘bewuste geletterdheid’ gewerkt? En met ‘stimulatie tot creativiteit, reflectie, empathie en kritiek’? Is ‘creatief schrijven’ al een belangrijk onderdeel op alle universiteiten? Of is het een hobby van een paar faculteiten? Hoe sijpelen veranderingen in het universitair onderwijs door naar het voortgezet onderwijs? Of moet dat helemaal niet? Je hoort er maar weinig over, ja, nu ineens zo’n brief van hoogleraren, maar wat zijn daar de achtergronden van, wie neemt het op zich daarover verder te berichten? Wat verstaat men op universiteiten onder ‘bewuste geletterdheid’? Is daar consensus over? Nog steeds staat aan universiteiten onderzoek naar de status, de productie, verspreiding en waardering van literatuur centraal. Zulk soort onderzoek komt voort uit minderwaardigheidsgevoelens over het eigen vakgebied. Blijkbaar vindt men dat het niks voorstelt. Onderzoek naar het belang en de status van literatuur? Bah! Natuurlijk is literatuur belangrijk! Onderzoek naar status en belang van wiskunde tref je op wiskundefaculteiten niet aan, daar leren ze gewoon wiskunde en de geschiedenis ervan. Onderzoek naar stijl, literaire technieken, structuur, interpretatie, literaire uitgangspunten, retorica, creativiteit en de geschiedenis van dat alles, is op literatuurfaculteiten al jaren een ondergeschoven kind. Waarom precies? Misschien moet het onderwijs in Nederlands aan universiteiten eerst maar eens op de schop, voordat leraren Nederlands het weer gedaan hebben.

Op het gebied van de geschiedenis van literatuur verschijnen overigens de laatste tijd mooie studies. In de reeks Geschiedenis van de Nederlandse literatuur publiceerde Jacqueline Bel deel 6. In Bloed en rozen geeft zij een overzicht van de Nederlandstalige literatuur tussen 1900 en 1945. De reeks is nu bijna compleet, alleen deel 8 moet nog verschijnen. Bels boek geeft een prima overzicht van de complexe literaire geschiedenis van deze periode. Twee wereldoorlogen, elkaar snel opvolgende literaire stromingen, nieuw leespubliek, nieuwe literaire verhoudingen, emancipatiebewegingen als marxisme en feminisme. Hoe moet je je daaruit redden? Bel koos voor een chronologische aanpak van stromingen, schrijvers en hun context, waarbij ze soms maatschappelijke ontwikkelingen nader uitlicht, niet terugschrikt voor zijpaden, af en toe grote literaire kwesties en bewegingen van een periode eruit tilt en al met al een gedegen overzicht neerzet, dat ook heel goed bruikbaar is als naslagwerk. Prima is dat ze recente studies zo veel mogelijk verwerkte. Over tien jaar, wie weet eerder, is ook dit overzicht weer achterhaald, dat is het onvermijdelijk tragische ervan.

Alle boeken uit deze reeks zijn schitterend, ook dit weer. Je moet ze hebben. Niet alleen hoogleraren, (ex-)leraren, liefhebbers, literatuurgekken en literaire wijsneuzen moeten ze hebben. Kopen die boeken! De Nederlandse staat moet ervoor zorgen dat ze in alle bibliotheken van scholen voor voortgezet onderwijs terechtkomen. Ook in die van het vmbo en het mbo. Zo duur is dat niet. Hoeveel mbo/vmbo/havo/vwo-scholen heb je in Nederland? Tienduizend? Dan kost deze pil van Jacqueline Bel zeshonderdduizend euro, tel daar de verzendkosten bij op, een tientje, dan ben je dus zes miljoen euro kwijt. Ja, zo weinig. En bij de volgende kabinetsformatie afspraken maken over de andere delen.

Als je aan ‘bewuste geletterdheid’ wilt doen moet je het zo aanpakken. Ik bedoel dit niet als grap. Te koop lopen met je literatuur. Je nergens meer voor schamen. Geen onderscheid maken. Gelegenheid bieden aan alle leerlingen. Je bent propagandist van de letteren of niet. En dan staan ze daar in de kast in de schoolbibliotheek of in de klas. Wat een mooie boeken. Dan kun je er als leerling in grasduinen, dan kun je Martinus Nijhoff opzoeken, De moeder de vrouw, Nieuwe gedichten. Wat een rare kop heeft die man! En wie is die leuke vrouw? Carry van Bruggen. Wat schreef die? Meester, hebben we een boek van Carry van Bruggen? Natuurlijk, kind.