‘Zijn animatiefilms zijn wijs, het zijn volwassen verhalen over complexe relaties tussen mensen. Hij was stil en discreet, we hadden lange gesprekken over symbolen en emoties, ik voelde een sterke band met hem.’ Michael Dudok de Wit klinkt aangeslagen als hij vanuit zijn woonplaats Londen vertelt over Isao Takahata die op 5 april op 82-jarige leeftijd overleed aan de gevolgen van longkanker. Het was Takahata, medeoprichter van de vermaarde Studio Ghibli in Tokio, die Dudok de Wit na zijn met een Oscar bekroonde Father and Daughter (2001) uitnodigde een scenario te schrijven voor zijn eerste lange animatiefilm The Red Turtle (2016) en vervolgens zelf optrad als artistiek producent. ‘Hij waardeerde Father and Daughter. Met weinig middelen had ik veel gezegd en dat sprak hem aan. Zelf kende ik zijn film Grave of the Fireflies, een diep tragische, inktzwarte film, zo anders dan de Japanse animatie tot dan toe, die alleen verhalen vol humor, avontuur en geweld bood voor een jong publiek. Hij trok de Japanse animatie hiermee los van de cartoons à la Disney; animatie kon voortaan ook sociaal, politiek en droevig zijn.’
Grave of the Fireflies (1988) was gebaseerd op Takahata’s eigen ervaring tijdens de Tweede Wereldoorlog en betekende ook zijn doorbraak in Europa. Hij was negen toen de Amerikanen in 1945 niet alleen een atoombom op Hiroshima en Nagasaki gooiden, maar ook alle middelgrote steden in Japan met fosforbommen bestookten. Toen zijn ouderlijk huis in een provinciestad in noordwest-Japan in vlammen opging, raakte hij samen met zijn zus verdwaald in de vlammenzee.
Tijdens zijn studie Frans aan de Universiteit van Tokio raakte Takahata in de ban van de poëzie van Jacques Prévert, de films van Renoir en vooral de realistische animatiefilms van Paul Grimault. Hij tekende zelf niet, maar werd producer en regisseur en richtte in 1985 met de zes jaar jongere Hayao Miyazaki, zijn favoriete tekenaar, animatiestudio Ghibli op. ‘Het was een gouden duo’, zegt Dudok de Wit, ‘beiden hebben prachtige films gemaakt, maar toen Miyazaki langzamerhand meer aandacht en commercieel succes kreeg moet er een zekere beroepsrivaliteit hebben gespeeld. Ze bleven wel samen in het productiebedrijf maar werkten gescheiden en gebruikten producent Toshio Suzuki als intermediair.’
De cartoon-animatiefilm My Neighbours the Yamadas (1999) van Takahata over een Japanse doorsneefamilie en hun kleine drama’s in het dagelijks leven was geen succes in de bioscoop. ‘Er is weinig actie’, aldus Dudok de Wit, ‘maar juist de stille momenten en ook de subtiele humor zijn prachtig. Takahata verstond de kunst het doodgewone interessant te maken.’ De voormalig maoïst bleef zijn leven lang geëngageerd en hekelde de klassenmaatschappij. Het psychologische drama Only Yesterday (1991), waarin een jonge vrouw uit de stad enige tijd op het platteland verblijft en terugkijkt op haar afschuwelijke jeugd, noemt Dudok ook zeer geslaagd. ‘Takahata heeft over het leven nagedacht en gezien hoe mensen zich tegenover elkaar gedragen en wat dat betekent. Zijn karakters gedragen zich als Japanners op hun best: ze tonen veel respect, luisteren naar elkaar en hebben goede prioriteiten in het leven. Je ziet in zijn films ook altijd een opvallende gevoeligheid voor de natuur. Hij toont graag de schoonheid van het detail, de sensualiteit van een regendruppel die op een blad uiteenspat.’
Tijdens het regelmatig urenlange overleg in Tokio over het manuscript van The Red Turtle stelde Takahata zich bescheiden en afwachtend op, herinnert Dudok de Wit zich. ‘Zijn lichaamstaal was niet duidelijk, zijn gezicht kwam me aanvankelijk heel mysterieus voor. Hij was niet streng, maar ook niet warm of vriendelijk. Nooit hebben we één-op-één met elkaar gesproken, altijd via een tolk. Hij nam de tijd om na te denken en zijn antwoorden zo precies mogelijk te formuleren. Anders dan in Japan gebruikelijk, bleef hij niet in een wolk van beleefdheid hangen. Hij was een van de grote bazen. Eerbied voor de baas, buigen en opstaan wanneer deze binnenkomt is belangrijk in Japan. Hij was veeleisend, kritisch en een perfectionist. Hij greep in wanneer het van belang was. De rol van de vrouw in het script vond hij te passief, ze moest een sterke vrouw zijn in het verhaal, al vulde hij dat niet concreet in. Uit respect voor mijn verantwoordelijkheid als regisseur liet hij dat aan mij over.’
Takahata was het ook vaak met Dudok de Wit eens. ‘Toen zakelijk producent Suzuki het vreemd vond dat ik de twee geliefden gekleed in zee liet zwemmen – ik vond naakt zwemmen te veel afleiden en bovendien lastig te animeren op een smaakvolle manier omdat het snel cartoonachtig wordt – viel hij me bij. Ik wil hem niet idealiseren, maar hij heeft mij met veel respect behandeld. Als we het over de subtiele kwaliteiten van de film hadden, vergat ik dat hij een Japanner was en een oudere autoriteit, dan zag ik hem als een broer die je aanvoelt.’
In 2013 regisseerde Takahata zijn laatste film The Tale of Princess Kaguya, die een Oscarnominatie kreeg. Als artistiek producent sloot hij zijn carrière af met The Red Turtle die in 2017 eveneens voor een Oscar werd genomineerd. Na afloop van de première in Tokio nodigde Takahata Dudok de Wit met zijn gezin uit om samen een paar dagen in een vulkaangebied in Centraal-Japan door te brengen. ‘Ik had graag over de film gesproken, maar het was duidelijk dat we het er niet over zouden hebben. Hij vertelde liever over de vulkaanuitbarsting van 1888 die het landschap in een merengebied had veranderd. Het was zijn manier om zijn waardering uit te spreken. Zijn kalme wijsheid heeft grote indruk op mij gemaakt. Hij was een meester en ik prijs me gelukkig dat ik met hem mocht werken.’