De voormalige synagoge in Neve Sha’anan, een van de armste wijken van Tel Aviv, heeft plaats voor 120 buurtbewoners die dakloos of verslaafd zijn of die om andere redenen niet voor hun eigen maaltijd kunnen zorgen. Iedere ochtend om tien uur gaan de deuren van Lasova open voor een broodmaaltijd en één keer in de drie weken wordt er, zoals vanavond, exclusief voor joodse gasten een warme sabbatmaaltijd georganiseerd.

Volgens het Israëlische Bituach Le’umi-instituut leeft een vijfde van de Israëliërs onder de armoedegrens, het hoogste aantal van alle geïndustrialiseerde landen. Kinderrijke Arabische en ultra-orthodoxe gezinnen komen het vaakst in de financiële problemen, maar ook ‘gewone’ joods-Israëlische huishoudens die bestaan uit tweeverdieners kunnen niet altijd rondkomen. Hoge prijzen voor huisvesting en voedsel liggen hieraan ten grondslag. In vergelijking met Nederland liggen de Israëlische salarissen twintig procent lager, terwijl de prijzen voor huisvesting en voedsel hoger zijn.

De dertigjarige Kustaw is zo’n werkende arme. Drie jaar geleden verliet hij zijn vaderland Oekraïne voor Israël, waar hij vanwege de joodse achtergrond van zijn moeder een verblijfsvergunning kon krijgen. Kustaw hoopte op een ‘beter leven’, maar moet, ondanks zijn baan als fabrieksarbeider, meerdere keren in de week bij de gaarkeuken eten. Wanneer Kustaw een halve minuut weg is van zijn plek, wordt zijn kippenbout razendsnel door een tafelgenoot weggegrist. Kustaw ziet het gebeuren en haalt z’n schouders op.

Amanda (53) loopt af en aan met salade, soep en rijst. Ze werkt sinds enkele maanden als vrijwilliger bij de gaarkeuken en ze ervaart het als het hoogtepunt van haar week, zegt ze lachend. ‘Ik ben blij dat ik iets kan teruggeven aan de samenleving. Als ik in het verleden een paar verkeerde keuzes had gemaakt, had ik misschien aan de andere kant van de tafel gezeten – en op de overheid hoef je niet te rekenen.’ Amanda benadrukt dat niet alle gasten hier komen uit geldgebrek. ‘Sommige mensen zijn gewoon eenzaam, die komen hier voor wat aanspraak.’

Het fruit, de laatste gang van de avond, is geserveerd. De manager van de gaarkeuken pakt er een gitaar bij en zet een lied in. Gasten halen Tupperware-bakjes te voorschijn om het overgebleven eten te kunnen meenemen. De vrijwilligers beginnen op te ruimen. Na een half uur is de gaarkeuken weer brandschoon.