Toen architectuurcriticus J.J. Vriend in 1956 de Pierre Bayleprijs voor kunstkritiek ontving – die dat jaar voor het eerst werd uitgereikt – eiste Groene-redacteur Jac van der Ster gekscherend de helft van het bijbehorende geldbedrag op. Vriend vroeg waarom. Van der Ster: ‘Nou, die prijs is voor inhoud én stijl.’ Als cultuurredacteur moest Van der Ster de bijdragen van Vriend altijd helemaal herschrijven, een taak die tijdens zijn vakantie meestal werd overgenomen door buitenlandredacteur Sem Davids. Later zou Han Lammers de artikelen van Vriend regelmatig fatsoeneren, zodat de gelauwerde criticus in minimaal drie verschillende stijlen heeft geschreven.
Dit nam niet weg dat Vriend na de oorlog gold als de belangrijkste architectuurcriticus van Nederland, waardoor een zichzelf respecterend architect zich in die dagen niet kon veroorloven geen abonnement op De Groene te nemen. Hoewel Vriend als stilist onderdeed voor Matthijs Vermeulen en zijn tegenstanders ook minder fel te lijf ging, waren hun posities als criticus vergelijkbaar. Het waren autoriteiten op hun vakgebied.
Vriend schreef een groot aantal boeken, waaronder het bekende Stijlen in de bouwkunst en Architectuur als samenspel van ruimte en vorm. Hij was een groot pleitbezorger van het werk van J.J.P. Oud, die in de jaren dertig ook al regelmatig in De Groene over architectuur had geschreven. Beide mannen keerden zich vol vuur tegen het traditionalisme van Marinus Granpré Molière, een bouwmeester die in de vergetelheid is geraakt, maar die als hoogleraar bouwkunde aan de Technische Hogeschool in Delft decennialang bijzonder invloedrijk was.
In politiek opzicht voelde Vriend zich in de jaren vijftig volkomen thuis bij De Groene. Al in 1919 had hij een artikel over sociale misstanden aangeboden aan de toen liberale redactie van het weekblad. Het werd geweigerd en de auteur werd aangeraden het aan te bieden aan het communistische dagblad De Tribune. Maar in 1972 werden de idealen van de ‘omwenteling’ kennelijk zelfs hem te machtig. (RH)