
In Het Parool schreef Maarten Moll onlangs een stuk over de boekhandel. Een citaat daaruit: ‘Het gaat weer goed met het boek. De verkoop groeit sinds lange tijd. En waar kun je nou beter boeken kopen dan in de boekhandel? (…) Online een boek bestellen is natuurlijk ontzettend saai, dan is het boek een product als alle andere producten: een zaklantaarn, een paar sportsokken, een weekendtas. Je kunt het boek niet voelen, ruiken, proeven. En daar gaat het juist om bij boeken! Dus toch naar de boekwinkel. En we gaan weer vaker naar de boekhandel. Waarom vinden we het zo prettig daar te zijn? Je betreedt een andere wereld. Een wereld waar je je kunt laten verrassen. Waar je vindt wat je niet zocht. Waar je lang kunt dwalen en steeds een boek ter hand kunt nemen. Gelegitimeerd neuzen, aanraken, bladeren, lezen.’
Dat is natuurlijk allemaal goed nieuws voor boekhandelaren en schrijvers en uitgevers. Het is een fijn stuk, Moll heeft er een warme, gezellige toon aan willen meegeven. De aandacht wordt ook even afgeleid van de momenteel weer oplaaiende miskenning van vrouwelijke schrijvers, of nee, ik bedoel: de vermeende miskenning en het negeren van schrijfsters in boekenbijlages en bij literaire prijzen. Misschien is het stof bij plaatsing van deze column weer neergedaald, maar daar zal nog vaker over gesproken en geschreven worden. Wat ik u brom. Misschien doe ik het zelf wel, naar aanleiding van een vraag van mijn Britse uitgever of hij het boek June in mocht zenden voor de Green Carnation Prize, die toegekend wordt aan ‘LGBT-writers’. Dat mocht van mij, maar – zo schreef ik – alleen als ik die prijs zou winnen, want dan kon ik in mijn acceptance speech een vlammend betoog tégen die prijs inbouwen.
Terug naar Molls artikel. Er moest een slot aan het artikel komen en ik ga hier dat slot overnemen: ‘ Oproep: Amsterdam heeft vele goede boekwinkels. Wij willen graag inventariseren welke in de stad populair zijn en een top-tien samenstellen. Daar hebben we uw hulp bij nodig. Waar koopt u het liefst uw boeken? En waarom? Laat het ons weten in een mail met korte motivatie. En wat is de beste boekhandel in het buitenland? Welke stad stal uw hart nog meer door de geweldige boekhandel die u er bezocht?’
Toen brak ik. Ik trok het echt niet meer. Waarom? Wat is in godsnaam het nut van een top-tien? Waarom moet overal een wedstrijd van gemaakt worden? Waarom dit warme, fijne, gezellige artikel platmaken en vercommercialiseren door er meteen een wedstrijd aan te verbinden? Er zijn namelijk mensen die zich leiden laten door zulke wedstrijden, of in elk geval door de uitslagen ervan. Waardoor alle niet in de over een aantal weken gepubliceerde top-tien voorkomende boekhandels – in weerwil van het positieve verhaal van Moll – ineens hun omzet weer zullen zien dalen. Laat iedereen toch lekker zelf naar zijn of haar eigen boekhandel gaan, in zijn of haar eigen buurt. Daar zijn ze voor bedoeld: er wonen mensen in een buurt en die gaan naar de boekhandel in die buurt, want dat is nu eenmaal lekker dichtbij en gemakkelijk. En als iemand uit die buurt zijn eigen buurtboekhandel een stomme boekhandel vindt, gaat hij naar een andere boekhandel. Niks aan de hand. Bijkomend nadeel was in dit geval dat boekhandelaren op Facebook dit artikel aangrepen om reclame te gaan maken voor hun winkel of zelfs het gore lef hadden om hun ‘vrienden’ te vragen op hun boekhandel te stemmen. Pfffff, vermoeiend.
Ik zou eigenlijk best een pleidooi willen houden voor het afschaffen van zo veel mogelijk prijzen en wedstrijden. Er zijn altijd – altijd! – veel meer verliezers dan de ene winnaar; er is dus meer verdriet en teleurstelling en ellende dan blijdschap. Dat is niet goed, echt niet. Het is veel beter meer blijdschap te hebben dan verdriet en ellende en teleurstelling, al weet ik ook wel dat juist daaruit weer erg mooie dingen kunnen ontstaan, wat weer teniet wordt gedaan door géén verdriet en teleurstelling en ellende en aansluitend géén mooie dingen, omdat we nooit zullen weten wat we missen. Toch? Alle mooie dingen die niet gemaakt worden, kunnen we niet missen.
En er blijven genoeg mooie dingen over, die allemaal prima kunnen bestaan zonder er een prijs van vijftigduizend euro aan toe te kennen of te belonen met een beeldje of een bos bloemen. Mooie dingen bestaan denk ik zelfs veel beter zonder dat iemand er enige speciale aandacht aan besteedt. Domweg door er te zijn, en opgemerkt te worden door mensen die daar oog voor hebben, mensen die afgaan op hun gevoel, of hun geschiedenis of hun omstandigheden; die inzien dat wedstrijden en prijzen altijd – altijd! – mensenwerk zijn, ik bedoel: bepaald worden door mensen net als zij, die beseffen dat er werkelijk zoiets bestaat als ‘de waan van de dag’ en niet overal meteen achteraan hollen als kippen zonder koppen, en dus hun schouders erover op kunnen halen of juist luidkeels ‘Hoera!’ kunnen roepen, en vervolgens hun eigen gevoel weer laten spreken en bijvoorbeeld een gehele shortlist gaan beluisteren, bekijken of lezen met uitzondering van de winnaar.