Deze week is het boek van Scott McClellan, What Happened: Inside the Bush White House and Wa-shington’s Culture of Deception, officieel verschenen. De schrijver hoorde al tot de vertrouwelingen van Bush toen die nog gouverneur van Texas was. Van juli 2003 tot april is hij de woordvoerder van de president geweest, dat wil zeggen de belangrijkste verbinding tussen het Witte Huis en de publieke opinie, niet alleen in Amerika, maar per slot van rekening in de hele wereld. In dit boek komt hij tot de conclusie dat Bush ‘zich afkeerde van openheid en eerlijkheid, juist toen aan deze kwaliteiten de grootste behoefte was’. Het besluit tot de aanval op Irak is ‘een ernstige strategische blunder’. De president zelf werd ook wel door zijn naaste medewerkers bedrogen, en zo kon hij het niet altijd helpen dat hij tegen McClellan loog. De media in het algemeen noemt McClellan de ‘impliciete medeplichtigen aan de zorgvuldig georkestreerde campagne om voor het beleid de publieke bijval te scheppen’. Nu heeft hij er spijt van dat hij in een zo belangrijke functie aan dit bedrog heeft meegewerkt. Vandaar dit boek. Ik haal mijn wijsheid uit The New York Times, die al een exemplaar in huis heeft.
Wat moeten we van McClellan denken? Uit het Republikeinse kamp stijgt een verontwaardigd gehuil op. Een verrader! Als hij zo graag een voorbeeld van oprechtheid wil zijn, had hij daarmee wel wat eerder kunnen komen. De Democraten hebben een arsenaal cadeau gekregen. Strikt moreel gezien is het misschien niet netjes van de schrijver dat hij zo lang heeft gecollaboreerd voor hij met zijn wijsheid voor de dag kwam. Op school noemden we zo’n jongen een klikspaan. Maar hij is ook een getuige van de eerste orde. En de tegenstelling tussen wat ons over de ondernemingen in Irak en Afghanistan was beloofd en het werkelijke verloop van deze twee oorlogen laat zien dat aan deze kant de leiding in handen was van óf een club pathologisch optimistische amateurs óf van een bende leugenaars. Of beide. En nog altijd weten we zelfs in grote lijnen niet hoe Bush c.s. aan het sprookje van de massavernietigingswapens zijn gekomen, hoe het mogelijk was dat Tony Blair er zijn eigen verzinsels aan kon toevoegen en wat er in het document staat dat de Britse premier toen aan collega Balkenende heeft laten zien, ‘for your eyes only’.
Door de oorlogen in Irak en Afghanistan is het Westen in zijn geheel langzamerhand in een cultuur van bedrog gedompeld. Meer dan zes jaar duurt nu de propaganda. De president en zijn entourage laten weten dat we overal op de goede weg zijn en dat we koers moeten houden, terwijl we vastzitten in het moeras van Irak en Afghanistan. Dan hebben we het concentratiekamp Guantánamo – dat zo niet ge-noemd mag worden, de geheime gevangenissen van de CIA in het buitenland, de geheime vluchten met verdachten, het gesjoemel met de definitie van martelen en nog het een en ander. Dat alles is tot de cultuur van Washington gaan horen. En de bondgenoten van Amerika delen daarin zwijgend en gewillig mee.
Dit is geen uiting van anti-Amerikanisme. Er zijn in Amerika genoeg critici die onbarmhartiger en consequenter dit complex van waarheidsvervreemding aan de kaak stellen dan hun Europese collega’s. Daartegenover staan dan de media van Rupert Murdoch’s NewsCorp, op de televisie Fox News, het dagblad New York Post en The Weekly Standard, het parochieblad van de neoconservatieven. En niet te verge-ten, alle publicaties van christelijk rechts. Dit conglomeraat is er tenslotte verantwoordelijk voor dat de president al die jaren zijn voorstelling van zaken met zoveel succes aan een meerderheid heeft kunnen verkopen. Aan het einde van zijn tweede ambtstermijn blijkt dat hij de geloofwaardigheid van de media heeft aangetast. De verdienste van McClellan is in ieder geval dat hij, als voormalig sleutelfiguur in het bedrog, beschrijft hoe dat in zijn werk is gegaan.
Wij hebben geen woordvoerders als McClellan. In de Haagse cultuur is een boek als What Happened vrijwel ondenkbaar. Misschien dat een hoge ambtenaar, gedreven door wroeging, zijn memoires over de afgelopen zes jaar zou schrijven. Misschien dat een uitgever in Den Haag op zoek zou kunnen gaan naar zo iemand in gewetensnood. Probeer het eens bij ex-minister Ben Bot. Het wordt tijd voor een grote opheldering. Onder de eindverantwoordelijkheid van Bush hebben we onze aanwezigheid in Afgha-nistan tot 2010 verlengd. Een meerderheid van de kiezers ziet er niets meer in; 51 procent van de solda-ten daar twijfelt aan de zin van de missie. Het gaat niet om hun dapperheid, maar om het politieke in-zicht in Den Haag. Daar weten we absoluut niets van.