Beminde van Mut
Alsof ze niet de gouden usechkraag om heeft, de hoofdtooi
van een goudgier van Mut op, de hoge veren, de zonneschijf,
alsof ze niet de doorschijnendschijnende roselijkende lange
witte tuniek aan, niet opperst bloed haar gelaat rozig kleurt,
niet rijmt op haar kohlzwartgegraveerd oog de zwarte komma in
haar mondhoek, die bekoordheid herbergt. Alsof hij bestaat gaat
hij haar voor, de struisvogelman, de schrikhavikskop, met haar hand
in zijn hand. En zij de gierkappige allermooiste schikt de cobra-oorbel.
(uit: De Dame van de Tapisserie)
Jacques Hamelink (1939) debuteert in 1964 met de dichtbundel De eeuwige dag. In de decennia die volgen verschijnen met grote regelmaat uitgaven van zijn poëzie, verhalen en essays. Ook vertaalt hij Het Martyrium van Elias Canetti. In 1985 ontvangt Hamelink de Herman Gorterprijs voor zijn gedichten in Gemengde tijd, en drie jaar later de Constantijn Huygensprijs voor zijn hele oeuvre. De afgelopen twintig jaar heeft Hamelink alleen nog poëzie geschreven. Hij was in 2002 ook al voor de VSB Poëzieprijs genomineerd.