Wat zou ik graag meer willen weten over de religieus en politiek gemotiveerde mishandeling van Ehsan Jami, 22 jaar, gemeenteraadslid voor de pvda in Voorburg/Leidschendam en initiatiefnemer van het comité voor ex-moslims. Vooral omdat de vrijheid van vergadering, van vereniging, van meningsuiting alsmede van godsdienst (de artikelen 6 tot en met 9 van de grondwet, maar dan in omgekeerde volgorde) op het spel staan. Een heel klein beetje omdat ik, behalve een journalist, ook een brave burger ben die niet alles zelf kan uitzoeken en dus eveneens afgaat op de serieuze media.

Zaterdagmiddag 4 augustus is Jami op straat in Voorburg door drie mannen in elkaar geslagen. Het is de tussentijdse climax van een aangekondigd probleem. Eerder is Jami twee keer bedreigend uitgescholden in het openbaar. In De Groene Amsterdammer (13 juli), waarin hij zijn partijgenoten in de pvda kwalificeert als ‘haaien’, vertelt Jami dat hij één keer aangifte heeft gedaan nadat hem een mes op de keel was gezet. Na die zaterdag – als Jami televisiebekendheid geniet en wordt beveiligd door de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding – verveelvoudigt het aantal verbale bedreigingen zich, mede doordat zijn adres en telefoonnummer gewoon in de gids zijn op te zoeken.

Wat is er op 4 augustus gebeurd. Volgens de Leidse hoogleraar Afshin Ellian, de politieke pleegvader en woordvoerder van Jami, voegde het drietal hem tijdens de rospartij ‘kankerjood’ en ‘kankerhomo’ toe. Ellian is er niet bij geweest. Dat hoeft ook niet. Ik ben nooit in Iran geweest en durf desondanks iets te zeggen over sjah Reza Pahlavi en ayatollah Khomeiny.

Jami zelf zwijgt. Tegenover redacteur Petra de Koning van NRC Handelsblad is hij wel spraakzamer. Zijn relaas is een slag anders dan dat van Ellian. Kanker is hem inderdaad toegewenst, maar de woorden jood en homo kan Jami zich niet herinneren. Petra de Koning tekent na de mishandeling althans iets anders uit zijn mond op. ‘Jami had boodschappen gedaan. Bij de tramhalte, niet ver van zijn huis, riep een man: “Hee, kankergozer, wat zit je nou te lullen over de islam.” Jami draaide zich om, zegt hij later door de telefoon, en kreeg een klap. Hij viel, stond weer op en kreeg een trap. “Ik zag overal bloed en kreeg een black-out.” Een van de mannen was een Somaliër die hij van gezicht kende, zegt hij, de anderen waren volgens hem Marokkanen. De politie heeft zo’n zes getuigen. Een woordvoerder zegt dat Jami ook in staat was een “goed signalement” te geven. [… Jami] zegt dat het “beter” met hem gaat: “Ik heb nog wel pijn in mijn schouder en mijn elleboog doet pijn.”’ Tot zover NRC Handelsblad van dinsdag 7 augustus.

Eén van die zes getuigen is een vrouw, met wie Jami zaterdag boodschappen deed. Ze is helaas buiten de openbaarheid gebleven, hoewel haar verklaring in dit politieke geweldsdelict voor het slachtoffer van betekenis zou kunnen zijn. Zwijgt ze op verzoek van de politie, die naar de daders rechercheert? Het is mogelijk. Is ze bang voor represailles, aangezien ook zij een bekende is voor die ene Somaliër die wel met naam en toenaam bij de politie vermeld moet staan, maar desondanks nog niet is aangehouden? Het is denkbaar.

De Koning ziet Jami diezelfde dinsdagmiddag in levenden lijve bij een presentatie van de drie overgebleven leden van het comité van ex-moslims. Ze schrijft in haar verslag op woensdag 8 augustus: ‘Jami, die geen zichtbare verwondingen heeft, praat tijdens de vergadering lang over de pvda, ook al is dat geen agendapunt.’ Deze ene zin roept verwarring op. De Koning is van het precieze soort in de journalistiek. Op zaterdag zag Jami ‘overal bloed’ en kreeg hij een ‘black-out’, een dag of wat later doen ‘schouders en elleboog nog pijn’. Op dinsdag zijn er ‘geen zichtbare verwondingen’ te zien.

Wat nu? Het antwoord op die vraag wordt woensdagmorgen 8 augustus nog complexer door lezing van een artikel van Geert Wilders op de Forumpagina van de Volkskrant. De leider van de Partij voor de Vrijheid (pvv) eist via de ochtendkrant een totaal verbod van de koran, dat ‘fascistische boek’ waarin staat dat op afvalligheid de doodstraf staat en Nederland naar de ‘hel en verdoemenis’ voert. ‘Afgelopen zaterdag werd dat bijna realiteit: de ongelovige Jami werd door twee Marokkanen en een Somaliër tot bloedens toe in elkaar geramd’, aldus Wilders in de Volkskrant. De stelligheid van formuleren suggereert dat Wilders, die anders dan die ‘haaien’ van de pvda wel solidair is met Jami, meer weet over de daders.

Maar op dezelfde pagina zegt de hoofdredactie over de politicus dat Wilders wellicht mesjogge is geworden. In het officiële commentaar stelt de Volkskrant namelijk niet alleen vast dat diens pleidooi ‘volstrekt in strijd is met de Grondwet’, maar vraagt de krant zich ook af of ‘de fractievoorzitter van de Partij voor de Vrijheid nog toerekeningsvatbaar is’. De eerste conclusie is oninteressant. Misschien handelt Wilders in strijd met zijn eigen ‘zuiveringseed’ op de grondwet. Maar zolang er in Nederland niemand is die de wet aan de grondwet kan toetsen, zoals in Amerika en Duitsland, kan elke parlementariër vinden wat hij wil, ook als dat ruikt naar boekverbranding. De tweede constatering van de hoofdredactie is daarentegen wel opzienbarend. De Volkskrant drukt blijkbaar artikelen af van mensen van wie de krant vermoedt dat ze niet goed snik zijn. Iemand die niet toerekeningsvatbaar is, wordt in Nederland vaak beschermd tegen zichzelf: bijvoorbeeld door hem of haar niet naar de gevangenis te sturen maar naar een psychiatrische inrichting. Maar voor de Volkskrant is de mening van deze kennelijke dwaas juist veel openbaarheid waard.

….
Aangezien de Volkskrant, samen met De Telegraaf, het meeste gevoel heeft voor het opportunisme van de maatschappij, raak ik het spoor bijster. Lees ik al deze teksten als een doorgedraaide Kremlinwatcher, als zo’n sovjetoloog die in de Pravda altijd wat anders ziet staan dan er staat? Of ben ik óók niet meer toerekeningsvatbaar?

Beide is mogelijk. Maandag 6 augustus heb ik me verbaasd over de berichtgeving in Het Parool over de succesvolle homomanifestatie langs de Amsterdamse grachten op dezelfde omineuze zaterdag 4 augustus. ‘Geweld ontsiert Gay Pride’ meldt de krant twee dagen na het door ongeveer 375.000 mensen bezochte feest. Heeft de islamitische homofobie nieuwe dieptepunten bereikt? De politie is inderdaad op zoek naar een Nederlander en een ‘Arabisch-Marokkaans uitziende man van eind twintig’. Ze hebben een Ierse homoseksueel op de Nassaukade ‘met een hard voorwerp’ het ziekenhuis ingeslagen. Twee Amerikanen werden in dezelfde buurt tijdens het gay-weekend door drie jongens geschopt en belaagd met traangas. Maar dat zou volgens de politie ook een min of meer ordinaire beroving kunnen zijn geweest. Het Parool heeft niettemin dingen gezien die wij niet zien. Zo zijn bij het homomonument twee ‘studenten’ aangehouden, nadat ze een krans in het water hadden geschopt. En als klap op de vuurpijl ook nog eens dit. ‘Verder werden tijdens de Gay Pride twee zakkenrollers op heterdaad betrapt en werd een man op een luxemotorjacht aangehouden die nog 246 dagen in de gevangenis moest uitzitten en een forse geldboete had openstaan.’ Waarna Het Parool op de voorpagina afrondt met deze tekst, zonder gekheid letterlijk zo: ‘De jaarlijkse Parade, het voetbaltoernooi Amsterdam Tournament en de tweede editie van Loveland aan de Sloterplas verliepen zonder incidenten. Bij het Lovelandfestival werden wel 44 mensen aangehouden wegens het bezit van verdovende middelen.’

Recapitulerend. In de opsomming van Het Parool is sprake van één naffer, zoals Noord-Afrikanen in het politiebargoens op het bureau worden genoemd. Ben ik naïef en politiek correct als ik twee zakkenrollers – toegegeven, een specialiteit van Marokkaanse jongens – op bijna vierhonderdduizend bezoekers nogal mee vind vallen? Bagatelliseer ik het voortdurende geweld tegen homo’s als ik de hypothese opper dat die studenten heel misschien Pieter-Herman of Berend-Jan heten en na te veel drank hun onderbewuste ressentimenten niet meer kunnen afremmen? Of moet ik, in koor met Geert Wilders zeggen: gekker moet het niet worden?

….

Ik heb geen recht van spreken. Laten we daarmee beginnen.

Ik ben geen ex. Ik ben niet gedoopt of besneden en heb nooit afstand hoeven doen van al dan niet metafysische ideeën die me door mijn ouders of mijn sociale gemeenschap zijn opgedrongen. Ik heb daarom geen flauw benul van de inspanning die je je moet getroosten en de dreiging die je moet weerstaan als je van god overstapt. Ik weet alleen van horen zeggen dat kinderen van communistische ouders er veel last van hadden als ze tijdens de Koude Oorlog de cpn de rug toekeerden.

Ik beken dat ik, mede omdat ik geen ex ben, lang heb getracht om adjectieven als ‘paaps’, ‘christenhonds’, ‘joods’ of ‘mohammedaans’ te vermijden. Maar ik biecht tegelijkertijd op dat ik in Istanbul soms tureluurs werd van het gejank vanaf minaretten en moskeeën en er niet aan moet denken dat ik in Amsterdam ook zo uit mijn slaap word gehouden. Ik geef eveneens toe dat ik in 1977 gelachen heb om het voorstel van de psp’er Pedro van Hoek om het luiden der kerkklokken op de dag des Heeren te verbieden als in strijd met de ‘zondagsrust’, maar dat ik me – o dubbele moraal – nooit over het bestaan van de kerken zelf heb opgewonden, omdat ik er eigenlijk alleen om toeristische redenen binnenkwam. Ik erken dat ik er over het geloof nogal negentiende-eeuwse links-liberale of vroeg twintigste-eeuwse sociaal-democratische opvattingen op nahoud: namelijk dat elke religie, net als elk mens, gelijk is voor de wet omdat ‘opium’ er nu eenmaal toe doet en dus niet op het scherp van de snede moet worden bestreden, maar dat godshuizen wel op gepaste afstand van het publieke domein moeten worden gehouden.

Ik onderken dat ik ook anderszins niet weet waarover het gaat. Ik zelf ben maar twee keer in mijn leven in elkaar geslagen, en dat was slechts dronkemanswerk van stappers in de Leidsestraat in Amsterdam anno 1984 respectievelijk op het Domplein te Riga in 1990. Ik kan me niet herinneren of er een dag later zichtbare verwondingen waren. Ik weet alleen nog dat in Amsterdam mijn bril aan barrels was gegaan en dat ik in Riga naderhand hoofdpijn had.

Ik heb over de ernstige politieke en religieus gemotiveerde aanslag op Ehsan Jami bovendien louter informatie uit de tweede hand. Ik ben geen rechercheur, noch medicus dan wel psychiater. Ik ken Jami alleen uit dat interview in De Groene Amsterdammer, waarin hij zulke harde oordelen over zijn eigen pvda velt (‘Ik ervaar mijn positie nu als zwemmen tussen de haaien’) dat ik me heb afgevraagd waarom hij lid is van zo’n kwaadaardige bende, anders dan om deze partij – die volgens hem slappe knieën heeft en wordt ‘gegijzeld door allochtonen en moslims’ – eens en voor altijd aan een drastische koerswending te onderwerpen. Ik begrijp hem desondanks wel, zeker toen vice-premier Wouter Bos zich vorige week door de Volkskrant liet bevragen over de kwestie en de pvda-leider niet verder kwam dan wat lamlendige open deuren, hoewel hij kans had te laten zien dat zijn horizon echt breder is.

Tegelijkertijd weet ik dat geweld escaleert als er niet stevig wordt ingegrepen. Wat eerst een onschuldig incident lijkt, kan later onbeheersbaar worden. Ook in Nederland. Er is geen causaal bewijs voor. Maar er is wel een chronologisch verband. De taart in het gezicht van Pim Fortuyn in het voorjaar van 2002 is op 6 mei van dat jaar geëindigd in een moord met voorbedachten rade. Hetzelfde noodlot heeft Theo van Gogh in 2004 getroffen. Ook de bedreigingen jegens Ehsan Jami namen direct ná het bekend worden van de bedreiging meteen exponentieel toen, meldt pagina 101 van teletekst. Maar dat zijn abstracte inzichten.

En toch. Ondanks al deze voorbehouden wil ik niet van Afshin Ellian horen wat ik ervan moet vinden, maar wil ik veel preciezer weten wat Ehsan Jami exact is overkomen. Omdat ik wil dat de daders worden opgepakt en vervolgd. Omdat ik via de rechtbankverslagen wil kunnen beoordelen hoe gevaarlijk het gevaar is. Omdat ik niet wil dat iets kleins me als groot op de mouw wordt gespeld, daar ik ook niet meer geloof dat elke afgewezen sollicitatie een uiting is van discriminatie en racisme. Omdat ik evenmin wil dat iets groots wordt gekleineerd. Omdat ik niet wil dat er geen greep meer is op self-fulfilling prophecy, de vicieuze cirkel dat het bedreigen van politici, van hoog tot laag en van slim tot dom, net zoiets wordt als het gooien van stoeptegels vanaf viaducten. Omdat ik niet wil dat politici die veilig zijn niet meer op pagina 101 van teletekst komen, aangezien alleen bedreigde politici serieus worden genomen. En omdat ik, heel egocentrisch, niet wil dat ik elke mening over het weer of de voetbaluitslagen vooraf moet laten gaan door een tekst waarmee ik me distantieer van de salafistische imam Ahmad Salam uit Tilburg, diens zoon Suhyab of een ander die geweld predikt of praktiseert.

Zoals Jami niet langer kan aanzien dat de pvda wordt ‘gegijzeld door allochtonen en moslims’ en zijn leermeester Afshin Ellian zich groen en geel ergert aan de ‘morele corruptie’ van burgemeester Job Cohen, zo wil ik ook niet gemangeld worden. Niet gemangeld tussen de afvalligenstrijd tegen de Salams, waarbij Jami bereid is om als martelaar te sneuvelen, en de arrogante hypocrisie van diezelfde Salams, die de Hollandse wet alleen leuk vinden als het uitkomt. Noch tussen de verlichte revolutionairen, die vinden dat Cohen moet aftreden omdat hij de wanboel bij elkaar houdt, en het kleinburgerlijke totalitarisme van Wilders, die de grondwet wil vermoorden.

….

Het mag allemaal. Het vrije woord kan niet genoeg verdedigers hebben. Ook in de politiek is het vrije woord het hoogste goed. Want in de politiek moet juist veel geoorloofd zijn. Wie zich bij voorbaat aanpast aan de gevestigde orde, heeft immers geen Wille zur Macht en is dus niet geschikt voor het leiderschap waar volk en vaderland volgens de erfgenamen van Fortuyn naar hunkeren. Wilders doet daar nu een gooi naar. Met succes. De opmars van de pvv toont aan dat dit verlangen naar één leider leeft bij een significant deel van de burgerij (bij zeker 579.490 kiezers, ofwel 5,9 procent van het electoraat).

Maar ik lig daarvan minder wakker dan van de vvd.

De pvv van Geert Wilders is anti-establishment. Wilders is een herkenbare tegenstander van de maatschappelijke orde. Ik weet dat hij niet alleen de grondrechten van moslims wil afschaffen, maar dat ook de mijne worden bedreigd als hij premier zou worden. Hij verheimelijkt niet dat onder zijn bewind de Waddeneilanden wel eens een andere dan toeristische of agrarische bestemming kunnen krijgen, omdat er anders te weinig celruimte beschikbaar is. De pvv is wysiwyg, zoals het in de typografie heet: what you see is what you get.

De vvd van Mark Rutte daarentegen camoufleert zich. Desgevraagd willen de liberalen nog wel eens eer bewijzen aan Thorbecke. Maar intussen zoekt haar wetenschappelijk bureau de Teldersstichting de grenzen op. Die instelling laat een anonymus onder het pseudoniem M.S.H. Frankenvrij een ‘wetenschappelijk’ artikel schrijven, vol voetnoten, waarin niet een totale strafbepaling maar een gedeeltelijk verbod van de koran wordt bepleit. Dat nu is omineus. De vvd hoort namelijk pro-establishment te zijn. Ze is een van de constituerende partijen van het Nederland van na 1848.

Als Wilders niet toerekeningsvatbaar zou zijn – en waarom zouden we aan het oordeel van de hoofdredactie van de Volkskrant twijfelen – dan begint zijn gekte behoorlijk slinks naar de gevestigde macht door te lekken. Dan kunnen we er dus niet meer van uitgaan dat diens kleinburgerlijke totalitarisme zich beperkt tot een kleine zes procent van Nederland. Want nu de antiracistische consensus van de jaren tachtig is omgedraaid naar een anti-islamitische consensus, is het woord aan de flanken. En moeten we ons dus voorbereiden op verdere groei van navenant religieus totalitarisme aan de andere zijde van het spectrum. Kortom, op verdergaande radicalisering van het nationaal-liberalisme én het islamitisch jihadisme.

….

Want laten we er geen doekjes om winden. Geert Wilders en de salafistische imam Ahmad Salam uit Tilburg lijken op elkaar. Waar de één ijvert voor de sharia, opteert de ander voor het Germaanse recht. Niet het geschreven woord uit het Romeinse recht is hun leidraad, maar de overlevering van de tradities. Ze verkeren allebei nog in een autoritaire en eenduidige fase van de maatschappelijke ontwikkeling. Ze zijn beiden bang voor de pluriformere en meerzijdige samenleving.

Ze zijn beiden premodern in een overigens moderne maatschappij. Niet premodern in de historische zin maar volgens de definitie die David Pinto, hoogleraar interculturele communicatie aan de Universiteit van Amsterdam en professor aan de Bar-Ilan Universiteit in Ashkelon, in zijn laatste boek gebruikt. Dit boek Interculturele communicatie: Een stap verder verschijnt eind september.

Pinto probeert zich los te wrikken uit het klassieke schema dat integratie onmogelijk is zolang mensen vasthouden aan hun taal, godsdienst, racisme of wat voor andere eigenaardigheden ook. Volgens Pinto – die twee decennia geleden het begrip ‘doodknuffelen’ heeft gemunt als omschrijving van het toen dominante maar ineffectieve welzijnswerk – is deze oud-Hollandse methode nu verworden tot ‘doodknuppelen’. De pleitbezorgers van harde integratie zijn eigenlijk protagonisten van assimilatie. Ze noemen zichzelf modern, om zich te onderscheiden van al de achterlijke immigranten. Maar ze miskennen dat dit onderscheid tussen premoderne en moderne samenlevingsvormen niet exclusief etnisch, religieus of sociaal-economisch is. Volgens Pinto is een mens niet per definitie modern als hij in de stad is geboren of getogen en evenmin automatisch premodern als hij in God gelooft.

Premoderne waarden zijn die waarden waarbij de nadruk ligt op een fijnmazig systeem van geboden en verboden, aldus Pinto. Daarin zitten amper gaatjes. In de meest extreme vormen van een premoderne samenleving bestaat er voor elk individueel probleem een collectieve oplossing. De afzonderlijke mens wordt niet geacht zelfstandig antwoorden te zoeken. Hij gaat zo op in de groep, want de groep bepaalt het gedrag van hem als mens.

Moderne waarden daarentegen kennen een grofmazig systeem van normen. Veel ligt open. De algemene kaders van oorbaar en onoorbaar gedrag liggen vast. Maar daarbinnen kiezen de burgers in relatieve vrijheid hun opties in het leven.

Concreter. In een stad wonen inderdaad meer moderne mensen, en op het platteland meer premoderne. Rijkdom levert over het algemeen meer moderniteit op dan armoe, omdat rijke mensen bescherming kopen en arme het bij elkaar moeten ruilen. Maar de gemeenschap rond een vrijzinnige moskee of gereformeerde kerk in een dorp kan weer moderner zijn dan een centralistisch aangestuurde kathedraal in Rome. Zoals de jeugd-scene van een straatbende of een studentencorps in Amsterdam weer premoderner is dan de pvda in Voorburg.

Volgens Pinto is de kloof tussen autochtoon en allochtoon dus niet simpel in te delen in hún cultuur en de ónze. Premoderniteit en moderniteit bevinden zich op een glijdende schaal dwars door alle nationaliteiten of culturaliteiten heen. Nuttiger is daarom volgens Pinto om te weten dát andere bevolkingsgroepen andere waarden en normen hebben, vervolgens te willen weten waaróm zij die andere waarden en normen hebben en daarna onverschrokken de grenzen vast te leggen die niemand, ongeacht cultuur of afkomst, mag overtreden op straffe van een sanctie. Het integratiebeleid zal op niets uitdraaien als we alleen maar eisen dat elke imam elke vrouw een hand geeft, zoals Wilders verlangt, voor zover die imams van hem nog in Nederland vrij mogen rondlopen. De omgekeerde eis van Ahmad Salam dat er in zijn aanwezigheid geen alcohol mag worden geschonken, is net zo contraproductief.

Zowel Wilders als Salam wentelt zich in symbolisme. In ‘signalen’, zoals de pvv-leider het noemt. Waarom? Omdat beiden genoeg hebben van het traditionele Nederland. Omdat beiden minachting koesteren voor de bestaande parlementaire democratie.

Dat wijst op convergentie tussen Oost en West, naar een politieke cultuur waar achterdocht prevaleert boven vertrouwen, waar nieuwerwets cultuurpessimisme het wint van ouderwets positivisme. Dat nu is geen aantrekkelijke toekomst. Daarom wil ik preciezer weten wat er is gebeurd met Ehsan Jami uit Voorburg. Alleen dan kunnen we zonder politieke bijbedoelingen solidair zijn met een jong mens dat dapper wil zijn.