‘Jan Minkiewicz wist als geen ander over te brengen hoezeer we naar vrijheid snakten en wat Solidarnosc voor ons betekende. Hij heeft het Westen er bovendien van overtuigd ook daadwerkelijk iets te doen voor de vrijheid van de Polen. We voelden ons tijdens de staat van beleg niet in de steek gelaten en daarom hebben we kunnen winnen.’ Aldus het schrijven van de Poolse president Komorowski dat werd uitgesproken tijdens de begrafenis van de op 20 april onverwacht overleden oud-woordvoerder van Solidariteit in Nederland, Jan Minkiewicz.

Eind jaren zeventig leerde ik hem kennen op de afdeling Internationale Telefonie van het hoofdkantoor van de ptt in Amsterdam. Hij had hier bij gebrek aan passend werk na zijn studie politicologie zijn baan als werkstudent voortgezet. We leefden nog in het pre-mobiele tijdperk en particulieren konden nog niet naar elk buitenland automatisch bellen. Met veel gevoel voor humor wees Jan mij als nieuwkomer de weg en zo luisterden we bij aanvang van elk telefoongesprek verplicht mee of de verbinding goed tot stand was gekomen, en natuurlijk bleven we ‘controleren’ en plugden we bij elkaar in zodra het interessant of spannend werd. Tijdens Kerst 1979 hoorden we het eerste nieuws over de sovjetinvasie in Afghanistan, een andere keer volgden we het wel en wee van Beatrix die belde met haar moeder in Porto Ercole. We leefden mee met mensen die elkaar misten of ruzie maakten en kostbare belminuten verhuilden of verschreeuwden. En natuurlijk lieten we dan als het aantal tevoren betaalde belminuten ten einde liep de verbinding langer openstaan.

Jan was een kind van een Poolse officier die voor de Tweede Wereldoorlog als ingenieur betrokken was bij de bouw van de Poolse onderzeeër De Arend op scheepsbouwbedrijf De Schelde in Vlissingen. Toen tijdens de proefvaart op de Oostzee in 1939 de Duitsers Polen binnenvielen, besloot de bemanning naar Zweden te varen. Jan werd in 1946 geboren in Stockholm. Oost-Polen, het vaderland, was inmiddels veranderd in de Sovjet-Unie en op uitnodiging van De Schelde keerde het gezin terug naar Vlissingen.

Jan kwam tijdens zijn studie regelmatig in Polen en wist wat er leefde onder de oppositie. En toen braken in augustus 1980 de stakingen uit op de Lenin-werf in de havenstad Gdansk. Zijn gedrevenheid voor de strijd om de onafhankelijke vakbond Solidarnosc sloeg over op de afdeling Internationale Telefonie. Jan kreeg een eigen plek waar hij het laatste nieuws van stakingsleider Lech Walesa kon doorbellen aan de internationale pers. Overdag lag zijn werkterrein in Europa, ’s nachts informeerde hij de Amerikanen. Solidarnosc benoemde hem al gauw tot officiële woordvoerder in Nederland en West-Europa. Hij reisde regelmatig naar Polen en werd in datzelfde jaar 1980 in Polen medeoprichter van de Stichting voor Mensenrechten (Merpol) die een schakel vormde tussen de Nederlandse vakbonden, hulporganisaties en de Poolse oppositie.

Jan had als Nederlander van Poolse origine kennis van Oost en West

In die tijd leerde hij zijn toekomstige vrouw Barbara Malak kennen, sociaal-psychologe en lid van de oppositie die arbeiders trainde in debatteren en onderhandelen. Er werd aanvankelijk een akkoord bereikt over een onafhankelijke vakbond, maar in december 1981 kondigde generaal Jaruzelski alsnog de staat van beleg af. De leiders van Solidarnosc gingen de gevangenis in en Jan werd het land uitgezet. Met steun van de fnv richtte hij het Nederlandse informatiebureau op van de voortaan ondergrondse vakbond Solidarnosc (Solidariteit) in de P.C. Hooftstraat in Amsterdam, een kale ruimte vol stapels papier van waaruit hij het publiek informeerde en mobiliseerde voor de Poolse zaak. Hij had als Nederlander van Poolse origine kennis van Oost en West. Waar dissidenten uit Oost-Europa in de grote demonstratie tegen de plaatsing van kernwapens op Nederlands grondgebied vooral een geschenk voor de Sovjet-Unie zagen, ontkende Jan dit gevaar niet, maar zag hij in deze generatie geëngageerde jongeren vooral een kans voor een vreedzame Oost-West-verhouding.

Toen na de verkiezingen van 1989 de eerste niet-communistische Poolse regering aantrad en de vakbond voortaan vrij kon opereren, hief hij zijn kantoor op. Na het ineenstorten van het communisme bleef hij kritisch. Hij zag de felle kritiek op Walesa na diens presidentschap in 1995 en de toenadering van Solidarnosc tot het meest conservatieve deel van de Poolse kerk met lede ogen aan. De intellectuelen lieten de arbeiders achter zich, de vroegere solidariteit ging teloor. Niettemin behield hij zijn gedrevenheid. Hij was actief op het gebied van culturele uitwisselingen tussen Polen en Nederland, vertaalde, werkte voor de Poolse afdeling van Radio Free Europe in Londen en werd correspondent voor het Poolse dagblad Gazeta Wyborzca. Hij behield zijn baan bij de ptt die veranderde in kpn, waarna met de automatisering van de telecommunicatie reorganisatie op reorganisatie volgde. Als actief lid van vakcentrale Abva/Kabo adviseerde hij ditmaal zijn collega’s van de ondernemingsraad en maakte ze weerbaar voor de onderhandelingen over de afvloeiingsregelingen.

Toen ik hem de laatste keer tegenkwam, voor Albert Heijn in de Amsterdamse Vijzelstraat, was hij adviseur van de Poolse ambassade in Den Haag. Na het initiatief voor het Polenmeldpunt van pvv-leider Wilders fungeerde hij als informant en bemiddelaar tussen de Nederlandse gemeenten, de Poolse arbeidsmigranten-organisaties en de Poolse ambassade. Eerder in 2001 had hij voor zijn werk het Kruis van Verdienste van de Republiek Polen gekregen. Hij was blij met het officiële compliment, maar zoals een vriend tijdens zijn begrafenis zei: ‘Jan is een van de weinigen die nooit iets deed voor eigen gewin. Hij gaf niets om een positie, of status. Hij was betrokken maar bleef onafhankelijk.’


Beeld: Begin jaren tachtig