In het derde hoofdstuk van zijn roman Baron laat Theun de Vries de toneelschrijver Molière met diens jonge vriend, de acteur Baron, door nachtelijk Parijs dwalen en monologen voorspelen uit zijn nog in de steigers staande, nieuwste stuk, de ‘comédie’ Le misanthrope (1666), met name uit de openingsscène, waarin de titelfiguur Alceste zijn visitekaartje afgeeft. In de berijmde vertaling van Theun de Vries gaat dat zo: Nee niets haat ik zo grif als het sinjeursgebroed/ Dat kronkelt, buigt en zich met complimenten voedt./ Wat voordeel brengt de man die mij onthaalt op kussen,/ Plechtig gezworen trouw, op vriendschap niet te blussen/ En schelle loftrompet, wanneer hij ’t zelfde doet/ Bij de eerste beste drol die hij op straat ontmoet?/ Het duurste compliment wordt al meteen goedkoop/ Wanneer men merkt dat men maar één is uit een hoop./ Hoogachting is gebouwd op voorkeursgunst voor iemand,/ Wie héél de wereld acht, die acht in wezen niemand.
Een misantroop was in Molière’s dagen een mentaliteit, een afwijking, in sommige ogen een ziektebeeld. Manisch depressief misschien, scherp zeker, sarcastisch soms, een levensvriend eerder dan een mensenhater. Meteen in de tweede scène treedt een 'signeur’ genaamd Oronte aan, die zich bij Alceste aandient als vriend, waarop deze antwoordt dat vriendschap verworven en verdiend dient te worden en niet als relatiegeschenk rondgedeeld. De keuze van regisseur Erik Whien om zijn enscenering van Molière’s briljante komedie bij Toneelgroep Oostpool onder de titel De misantroop te presenteren, is een keuze voor de essentie van het stuk: het scherpe discours tussen status en persoonlijkheid, tussen beeldvorming en karakter, tussen wat de Duitsers bij de appreciatie van een kunstwerk Erfolg noemen, tegenover het geaarde begrip Wirkung.
De speelstijl waarmee Whien en zijn toneelspelersensemble deze Molière presenteren is een intelligente balanceeract tussen jantje lacht, jantje huilt, de dubbelzinnigheid die zo eigen is aan het genre van de tragikomedie dat deze raskomediant onder de schrijvers ongeveer in zijn eentje zo niet uitvond, dan toch tot grote hoogte bracht. Hier is de licht-ironiserende toon die dat genre nodig heeft in ieder geval beduidend beter getroffen dan de zompige Untergang-des-Abendlandes-modieusheden waarmee Ivo van Hove onlangs Molière’s Vrek meende te moeten opdienen. Sanne den Hartogh (Alceste) is als titel-antiheld heerlijk luchtig in zijn een-tweetjes met Stefan Rokebrand (vriend Philinte) en Alejandra Theus, die als de aanbeden en verguisde motvlinder Célimène om het verzengende licht van Alceste blijft fladderen. Cruciaal in deze enscenering is opnieuw de nuchtere en kale scenografie van Marc Warning, waarbij de verrassing deze keer niet uit de toneelhemel valt (Van de brug af gezien) of door de toneellijst heenbreekt (Zomergasten), maar simpelweg tegen de achterwand staat. Het zou een strandportret van Rineke Dijkstra kunnen zijn. Het reusachtige formaat van het portret heeft een dubbel effect. De leegte in de blik van de geportretteerde wordt erdoor gekwadrateerd. En het heeft ook iets snobistisch en pompeus: kijk ons eens, we hebben een echte Rineke Dijkstra aan de muur, en we hebben meteen maar de grootste gekocht die we krijgen konden. Het is een Molière-knipoog waar ik in mijn knuistjes hartelijk om heb moeten lachen.
Toneelgroep Oostpool is vanaf 30 november een week in de Stadsschouwburg Amsterdam met de première van LIstEn & See en op 3 en 4 december De misantroop. www.toneelgroepoostpool.nl