ER ZIJN WEINIG LANDEN waarvan ten onzent zo veel gevestigde beelden bestaan als ‘het land van de rijzende zon’. En Japanners doen er onbewust hard aan mee om die stereotypen in het buitenland bevestigd te krijgen. Op gezette tijden worden van overheidswege maatregelen genomen die Japan in de pas met Europa moeten laten lopen, maar die het eigenaardige alleen maar benadrukken.
De openbare eerbaarheid in Japan verschilde voor de komst van de Europeanen nogal van de onze. Vooral het uitgebreide prostitutiesysteem, met vele rangen en prijzen, deed het land schril afsteken tegen de meer besmuikte omgang met betaalde liefde in Europa. Na de geforceerde openstelling van Japan in 1853 werd speciaal voor de geeerde bezoekers een bordeel gebouwd. De Japanners gingen uit van een min of meer gelijk niveau van beschaving bij de Europeanen en daar hoorden vanzelfsprekend courtisanes bij. De geschokte reacties van vooral het Engelse deel der bezoekers waren dan ook een bron van verbazing. De Japanners die de komst van de buitenlanders toejuichten, leerden snel en zorgden ervoor dat bijvoorbeeld het gemengd baden aan banden werd gelegd.
Tijdens de Amerikaanse bezetting van 1945 tot 1952 bloeide de prostitutie als nooit tevoren. In de jaren daarna zocht het economisch opkrabbelende land wederom aansluiting bij de cultuur van de overwinnaars en in 1958 werden dan ook scherpe anti-prostitutiewetten aangenomen, die hun sporen nalieten op verschillende gebieden van het seksuele leven. Japanse vibrators lijken dan ook in de verste verte niet op het lichaamsdeel waarvan ze zijn afgeleid, maar hebben wel anderszins natuurlijke vormen, zoals een aapje bovenop.
De Olympische Spelen van 1964 waren aanleiding tot het ‘schoonvegen van Tokyo’ volgens in het buitenland veronderstelde maatstaven en het instellen van een commissie die toezicht moest houden op schennis van de openbare zeden door tekst of beeld. Deze commissie deed haar werk plichtsgetrouw, hoewel niet erg overtuigd, tot het instellen van de censuur in 1972.
De wetten van 1958 hadden als onmiddellijk gevolg dat er een pornofilmindustrie ontstond die door elke verdere repressieve maatregel tot almaar grotere hoogte werd opgezweept. Naast de harde porno, die een ondergronds bestaan leidde, bloeide in de jaren zestig de pornofilm voor een breder publiek, met een obsceen woord ‘soft-porno’ genoemd. Via een netwerk van produktie, distributie en vertoning dat Eroduction wordt genoemd, vonden deze zogenaamde ‘pink movies’, als fluwelen variant van de ‘blue movies’, hun weg naar een onverzadigbaar publiek. Kenmerken van de roze films zijn de ongehoord veelvuldige seksscenes en het absolute taboe op genitalien of zelfs maar schaamhaar. Het grote verschil met de Europese varianten, die eveneens trachtten munt te slaan uit de honger naar seksuele vrijheid in de jaren zestig, is dat in het genre in Japan talentvolle regisseurs werkzaam waren, die ook nadat ze in het officiele circuit waren doorgebroken nog films voor Eroduction bleven maken.
Hoewel de komst van de video ook bressen heeft geslagen in de Japanse filmindustrie, is het genre in Japan nog behoorlijk populair. Naast de Verenigde Staten is Japan het enige land waar nog porno op film wordt gemaakt. In 1993 werden in Japan 242 films geproduceerd, waarvan 118 roze. Jaarlijks meer dan honderd varianten op De onfatsoenlijke vrouw dus, maar dan tegen scherp concurrerende prijzen: een gemiddelde produktie kost rond de zeventigduizend gulden, zodat een geringe recette al winstgevend kan zijn.
OOK NU STORTEN jonge regisseurs zich weer met graagte op het populaire genre, zodat ze verzekerd zijn van een flink publiek. Betrekkelijk nieuw is de commerciele homoporno, waarvan in 1983 de eerste proeve werd geleverd. Kyokon Densetu (De legende van de grote hoorn) houdt het midden tussen de draak steken met de rechts-nationalistische strapatsen van Yukio Mishima en zijn schertslegertje, en een even satirisch aandoende exploitatie van de promiscue homoseksualiteit, die vaak gepaard lijkt te gaan met strak geuniformeerd militarisme: de panorama-opnamen van de slaapzaalscenes met zes kermende koppels tegelijk keren steeds terug, als refreinen in een carnavalsschlager.
Van de gemiddelde consument wordt een zekere culturele bagage verwacht. Kurutta Butokai (Het theater van de waanzin, 1988) is een ode aan Pier Paolo Pasolini, ingegeven door diens gewelddadige dood. Het betreft een meer monogame vorm van herenliefde, waarbij de seksscenes echter even breed worden uitgemeten. De een draagt een lichtblauw slipje, de ander een rood, en beide worden tijdens de tamelijk bruuske minnekozingen hooguit van achteren wat omlaaggeschoven. Zelfs de fellatio wordt voltrokken met de onderbroek aan. In de fluwelen homofilms worden de wetten der waarschijnlijkheid flink opgerekt: men doet met slipjes aan, men praat - buiten beeld - met volle mond en, alle manuele en orale stimulatie ten spijt, men krijgt nimmer een erectie.
Op de hetero-afdeling gaat het er even omzichtig aan toe, hoewel hier kortelings een belangrijk punt is gescoord. De films lijken vooral gemaakt voor het jeugdige publiek dat ook in Europa het leeuwedeel van het bioscooppubliek uitmaakt. De voor Rotterdam geselecteerde films zijn makkelijk af te doen als pretentieuze artistiekerigheid, omdat ze formele kenmerken hanteren van zowel de traditionele Japanse film als van de bij Japanse jongeren populaire Europese avant-garde.
Shisenjo no aria (Een aria van starende blikken, 1992) is een opsomming van die laatste categorie: gretig inhaken op de videocultuur, een rondcirkelende camera, door hallucinaties geinspireerde beelden, spelletjes met subjectieve camera enzovoort. Een wat gezocht verhaal over een club waar meisjes via zware psychedelica mannen hun diepste verlangens laten verwezenlijken (je bijvoorbeeld van top tot teen laten besnuffelen door een naakte knul met een gasmasker) . is aanleiding voor een vloeiend spel met subjectiviteit en verdubbelingen via de videocamera. Ook de ik-persoon voert een erotische videocorrespondentie met haar minnaar. Als ze tijdens zo'n sessie de camera langs haar lichaam laat glijden, krijgen wij met hem een blik op haar hele genitale landschap, en dank zij het videoscherm nog in close-up ernaast ook.
‘HET EERSTE SCHAAMHAAR is gesignaleerd!’ juichte festivaldirecteur Emile Fallaux, maar dan over Ai no shinsekai, een film van twee jaar later, die hij in Rotterdam presenteert als ‘een mijlpaal in de Japanse filmgeschiedenis’.
Ai no shinsekai maakt geen deel uit van het speciale programma Pink Pictures from Japan dat het - almaar Engelstaliger wordende - filmfestival dit jaar opvoert. In de begeleidende catalogustekst wordt geen gewag gemaakt van een opvallende constante in de roze films en in de Japanse films in het hoofdprogramma waar seksscenes in voorkomen: de bijna vanzelfsprekende sado-erotiek.
De Japanse pornofilms vertonen weliswaar een grotere inventiviteit en de acteurs een veel groter enthousiasme dan hun Europese tegenhangers, maar ze blijven wat het tonen van seks betreft binnen de grenzen die de censuur stelt. Aan de andere kant worden sadomasochistische praktijken, wijdverbreid in de populaire film van het hele verre oosten, in principe door de censuur genegeerd.
De verbluffende alledaagsheid waarmee bijvoorbeeld bondage vast onderdeel is van vrijpartijen in Japanse films lijkt mooi te passen in het beeld van de Japanse cultuur, waarbinnen geweld zo is gecultiveerd en gecodificeerd dat het geen barbarij lijkt. De seppuku (in het Nederlands harakiri) - in 1970 door Yukio Mishima nieuw leven ingeblazen -, de Japanse krijgsgevangenkampen en de gewelddaden van het Rode Leger in de jaren zeventig bestendigen het beeld van Japan als een door een diepgewortelde geweldscultus bezeten natie.
Een karakteristiek Japanse codificering van geweld is de langdurige en zorgvuldige voorbereiding erop of de bedwinging ervan, uiteindelijk culminerend in een korte, heftige uitbarsting. In het eveneens in de jaren zestig bloeiende genre van de gangsterfilm, de yakusa-eiga, wordt een lange reeks provocaties steevast beantwoord met bewonderenswaardige zelfbeheersing of snel gesmoorde reacties, maar die mondt onvermijdelijk uit in een grootschalig bloedbad. Ook de in Japan populaire sporten volgen dit patroon van ingehouden geweld tot de catharsis erop volgt. Vooral sumo-worstelen bestaat in minutenlange rituele opwarmingen die voorafgaan aan felle botsingen van hooguit een paar seconden.
Het patroon van gekanaliseerde en selectief ontsporende wreedheid werd in de Japanse nouvelle vague van de jaren zestig overgenomen. De maatschappelijke liberalisering die onder aanvoering van Nagisa Oshima werd nagestreefd, wordt in de films reeds aangekondigd door een nietsontziende seksuele vrijheid. Oshima’s Het toverboek van Ninja de Magier is een verfilming van de tekeningen die de auteur maakte voor een volwassenenstrip (‘manga’), een genre dat in de tweede helft van de jaren zestig buitengewoon populair was onder zowel arbeiders als radicale burgerlijke jeugd. De politieke of pseudopolitieke parabels zijn niet meer zo populair als voorheen, maar het louterende geweld en de openhartige seks appelleren nog steeds aan libertijnse en nihilistische opvattingen. Nu er veelvuldig manga-films verschijnen heeft het genre ook in Nederland ingang gevonden in het metal/house/grunge/splatter-subcultuurtje.
EEN VAN DE belangrijkste proteges van Oshima, Koji Wakamatsu, verwierf zich een reputatie met films voor het Eroduction-circuit. In de ‘vrije ruimte’ van de sadomasochistische markt die de censuur hun liet, konden regisseurs als Wakamatsu hun talenten en fantasieen de vrije loop laten. Achter een tot de verbeelding sprekende titel als Wanneer een ongeboren vrucht stiekem op jacht gaat steekt een mager plot van dagenlange martelingen en vernederingen in een leeg appartement, die door het slachtoffer met de uiteindelijke moord worden gewroken. Voor Okasareta byakui (Geweld tegen verpleegsters, 1969) liet Wakamatsu zich inspireren door de beruchte massalustmoord op de ‘verpleegsters van Chicago’ in datzelfde jaar. Het zijn er slechts twee in een reeks gewelddadige roze films waarbij de baanbrekende Europese Aufklarungs-films onschuldig en smaakvol lijken af te steken.
Een scheidslijn tussen commerciele en artistieke films is, waar het seks en geweld betreft, niet te trekken. Het bekijken van zowel geweld als seks had een kennelijk bevrijdende werking in een streng gecodificeerde samenleving, niettegenstaande het onderdrukkende karakter dat geweld heeft en seks kan hebben. De betere, ambitieuzere roze films gebruiken sado-erotiek als wapen tegen de conservatieve zeden en om de samenleving en de menselijke betrekkingen te bestuderen.
Kuroi yuki (Zwarte sneeuw, 1965) was de eerste roze film die via de rechtbank de discussie over het verschil tussen pornografie en kunst aanzwengelde. Nadat hij Amerikaanse soldaten in bed heeft gezien met Japanse hoeren, wordt een jonge provinciaal een bezeten moordenaar, die zijn impotentie slechts te lijf kan door een geladen pistool te neuken. Na een proces van een jaar, waarin de regisseur betoogde dat de gewraakte scenes in de eerste plaats anti-Amerikaans en antiburgerlijk waren bedoeld, werd hij ten slotte vrijgesproken.
Verkrachting en sadistisch geweld tegen vrouwen komen vaak terug in de films van Oshima en zijn tijdgenoten, wat dubbelzinnig aansluit bij een eeuwenoude fallocratische traditie. Maar in Ai no corrida (Het rijk der zinnen, 1976) draaide Oshima het thema om. Van de Franse producent kreeg hij carte blanche om een ongeevenaard ‘harde’ erotische film te maken. Niettegenstaande de censuurversoepeling in veel landen, uitgezonderd Japan, is de veeleisende, spontane maar geritualiseerde wurgseks in de film veel welwillende filmhuisbezoekers nog altijd te veel.
In Ai no corrida is copulatie geen kwestie van machtsverhoudingen (hij of zij boven), zoals in de meeste Europese seksscenes, maar van een uitzinnige, volledige overgave aan het genot. ‘Seductie in plaats van produktie’, zoals Roland Barthes het noemt in een bespreking van de film in Het rijk der tekens.
Te oordelen naar de roze films van zowel de jaren zestig en zeventig als van recente datum is seks of in ieder geval de weergave daarvan van een zelfde zinnenstrelend niveau als dat van een eeuw of wat geleden. Net als op oude erotische prenten is het zitstandje favoriet, hoewel de Japanse pornoacteurs een aanzienlijk ruimer arsenaal aan standjes beheersen dan de Europese. Ook aan de voetseks kleeft geen fetisjisme; het strekt minder tot het genot van de streler dan van de gestreelde. Japanse vrouwenvoeten lijken de filmische stand-in van de vulva te zijn. Maar de opmars van de primaire geslachtskenmerken zal op den duur dit uiterst gevoelige plekje wellicht van het voetstuk stoten.
Japanse standjes
Een van de speciale programma’s op het Rotterdamse filmfestival is dit jaar porno uit Japan. Keus te over, want de ‘roze’ pornofilm is er een bloeiend genre. Het eerste schaamhaar is onlangs gesignaleerd, maar erecties zijn nog zeldzaam.
Uit: De Groene Amsterdammer van
www.groene.nl/1995/5
www.groene.nl/1995/5