Binnen een week werd ik door vier mensen erop gewezen dat ik wel heel veel leek op de acteur die Joop Admiraal speelt, in Michiel van Erps nieuwe miniserie Ramses (Avro). Mensen die ik niet eens heel veel spreek, nota bene, een van hen kende ik zelfs niet, maar hij twitterde erover. Rare dingen. Ik belde mijn moeder, die ik toch hoognodig weer eens moest bellen.

‘Truus’, zei ik (ik heb mezelf in een puberale bui ooit afgeleerd Mam of Pap te zeggen, met als gevolg dat het me nu niet lukt het mezelf weer aan te leren, wat toch liever klinkt). ‘Vind jij dat ik lijk op Thomas Cammaert, de acteur die Joop Admiraal speelt in Ramses?’

Mijn moeder dacht vier seconden na.

‘Nee, lievvie’, zei ze. ‘Jij bent veel knapper.’

Zo. Dat mysterie was dan ook weer opgelost (overigens vind ik Thomas Cammaert veel meer lijken op NRC-redacteur Peter Zantingh). Misschien zit het in het ontvankelijke gezicht van Cammaert, dat in de serie steeds vol verbazing kijkt naar de impulsieve levenslust van Ramses Shaffy (Maarten Heijmans), een ongeleid projectiel if there ever was one. ‘Er komt altijd een nieuw moment, de kunst is nieuwsgierig te blijven naar dat moment’, zegt Ramses in de eerste aflevering, al vraag je je bij de tweede aflevering al af of hij niet zo nieuwsgierig was naar het volgende moment dat hij het huidige moment nooit helemaal afmaakte. Niemand had het idee dat ze Ramses ooit helemaal voor zichzelf hadden.

(Nog even los van de persoon Ramses, wat is het Amsterdam van de jaren zestig schitterend in de serie, een stad van licht en leegte, een stad zoals je hem nu nog heel soms meemaakt als je over de grachten loopt als de zon net opkomt. Van Erp heeft archiefbeelden tussen de scènes gemonteerd: wat was de stad nog prachtig leeg toen.)

Eerder schreef Walter van der Kooiin De Groene dat ‘wie iets weet van het Amsterdam van de jaren zestig (die zich lang weinig onderscheidden van potdicht vijftig) die beseft te meer hoe uitzonderlijk deze jongen was, die de cultuur veel meer vorm gaf dan dat hij er een product van was’. Ik heb zelf nooit zo’n Shaffy-fascinatie gehad (al liep ik laatst over straat en hoorde ik een jongetje – jaar of twaalf, hij heette vast Wolf of Bliksem – tegen zijn moeder zeggen: ‘Ik hoorde zooo’n gek liedje vandaag, het ging zo van “Hoog Sammy, kijk omhoog Sammy!”’ In de aantrekkingskracht zit iets universeels, iets leeftijdsloos), maar ik heb altijd één specifiek filmpje van hem in mijn hoofd zitten:

Het gaat mij niet zozeer om Shaffy, maar om het dameskoortje achter hem. Ze zien er allemaal uit als mijn oma, met van die jurken die hetzelfde patroon hadden als onze tafelkleden of gordijnen. Geföhnd haar. Ze staan er zo onzeker bij, maar Shaffy doet een appèl op ze en dus zingen ze. Ik denk dan altijd aan die vrouwen, die de oorlog hebben meegemaakt, die in een totaal verzuild Nederland zullen zijn opgegroeid, hun kinderen zullen hebben gekregen midden in de zuinige dagen van de wederopbouw – die moeten ineens mee in de epische romantiek van Shaffy, die in zijn discobroek boven ze uittorent. Ik denk dan altijd dat je hier het best de betekenis van Ramses Shaffy ziet in de Nederlandse cultuur. Hij moet als een cataclysme voor ze hebben gediend, hij moet iets in die vrouwen hebben opgeroepen dat ze anders nooit in hun leven zouden hebben toegelaten.


Uitzending gemist: aflevering 1 en aflevering 2