
De ironie wil dat heroïnegebruik er nog nooit zo aanlokkelijk heeft uitgezien als in Before the Devil Know You’re Dead, van Sidney Lumet. In de film betreedt een van de twee broers om wie het verhaal draait een luxueus appartement in New York, in de Trump Tower. Hij wordt ontvangen door een androgyne jongen in een lange kimono, het soort dat zo losjes om hem heen valt dat je meteen weet dat het een klein fortuin moet kosten. Hij knoopt zijn das los, trekt zijn colbertje uit, z’n shirt. Drinkt een glas water. De brede ramen tonen een geweldig panorama van de stad, staal en glas. Hij gaat op een vers opgemaakt, breed bed liggen en de androgyne jongen dient hem zijn heroïne toe, waarna hij op een schijnbaar zorgeloze zee van ontspanning wegdrijft.
Als hij weer bijgekomen is, praat hij wat tegen de androgyne jongen. In mijn werk, zegt hij, tel je alle getallen bij elkaar op en dan kom je uit bij een precieze, logische som. Het is helder, netjes, absoluut. ‘Maar mijn leven, dat laat zich niet optellen. Ik ben niet de som van mijn delen. Al mijn delen samen komen niet tot, tot, één ik, denk ik.’
Neem een vrouw, zegt de dealer.
Heb ik al, zegt hij.
‘Neem dan een shrink.’ Met andere woorden: kom hier niet omdat je denkt dat je problemen hier oplossen.
De ironie wil dat de broer die de heroïne ingespoten krijgt door Philip Seymour Hoffman wordt gespeeld, die afgelopen zondag – zo berichtten de media gretig – levenloos werd aangetroffen in zijn huis in New York. Alle details die je niet wilt weten komen nu langzaam naar voren, hoe hij gevonden werd, hoeveel drugs er in zijn appartement lagen, hoeveel injectienaalden. Hoe zijn kinderen heten. We zitten net in het ‘award season’, de eerste paar maanden van het jaar waarin alle grote filmprijzen verdeeld worden – Hoffman was al jaren vanzelfsprekend ‘contender’ voor elke prijs, in 2006 won hij ze vrijwel allemaal met zijn rol als Truman Capote in Bennett Millers Capote (2005).
De rol van Capote was een uiterste in het oeuvre van Hoffman, een uitvergroting van de vele rollen die hij al eerder had gespeeld. Die van verwijfde, valse, hunkerende buitenstaander. In veel van zijn rollen (in The Big Lebowski bijvoorbeeld, of 25th Hour of Boogy Nights) was hij een en al ongemak, iemand in de marge die zo verlangde naar de mensen in het centrum van de aandacht. Hij wilde ze zijn, of hij wilde ze mogen aanraken. De laatste jaren dreef Hoffman de andere kant op, leek het wel, juist naar de rol van alpha man, veelal in kwaadaardige incarnaties. Hij speelde de bad guy in Mission Impossible III, de manipulatieve rebellenleider in The Hunger Games: Catching Fire, de doorgewinterde, coole CIA-agent in Charlie Wilson’s War. En die rollen speelde hij met datzelfde zware lichaam, met dezelfde weke mond, de slappe kaaklijn, de waterige ogen – hier schuilt natuurlijk de meest basale opvatting van wat acteren is, maar wat een uitersten beheerste Philip Seymour Hoffman, wat een verlies is zijn dood voor de filmwereld.
Uiteraard is Before the Devil Knows You’re Dead geen lofzang op het recreatieve gebruik van heroïne: om zijn verslaving te bekostigen drukt de broer geld achterover op zijn werk (een bank), wat hem zo ver in de problemen brengt dat hij samen met zijn broer, een probleemgeval op zich, bedenkt de juwelenzaak van zijn ouders te overvallen (‘de verzekering dekt alles!’). Hun moeder blijkt gewapend en schiet hun partner neer, die op zijn beurt haar weer neerschiet. En dat is nog maar het begin van de film, waarin alle acteurs (Albert Finney, Ethan Hawke, Marisa Tomei) op hun eigen manier wanhoop tonen. Hoffman toont die wanhoop ook, in een combinatie van de uitersten waarin hij leek te werken: als man die het niet meer weet en naar een rustiger leven verlangt dat hij nooit zal krijgen, en als kwade genius die iedereen probeert te domineren. Van alle films met Hoffman die je deze dagen kunt herbekijken, begin ik met deze.
Beeld uit Before the Devil Knows You’re Dead