‘Ben je al naar Marcel Wansmaak geweest?’ Op een of andere manier is het steeds dezelfde soort kunstmensen die dat grapje tegen me maakt. Vrouwen vooral, van een zekere leeftijd, meestal met van die ingewikkelde shawls om (waarom ken ik die überhaupt?). Wanders – Wansmaak, de grap is niet heel grappig, maar het is er één die ze zelden of nooit kunnen laten liggen. Wat is het toch in het werk van Wanders dat de innerlijke snob bij zoveel mensen oproept? Omdat zijn design zo vrolijk is, zo mooi, zo onverbloemd commercieel? Dat het wordt gemaakt door iemand die er schijnbaar zoveel plezier aan beleeft en daarmee een daverend succes heeft?

Ik denk dat dat ook de reden is dat iedereen deze dagen met zoveel genoegen minister Plasterk afserveert – natuurlijk kun je zeggen dat Plasterk een ijdel figuur is, maar wie in de landelijke politiek en media is dat niet? Nee, het bezwaar tegen Plasterk wordt opgeroepen door het feit dat hij die ijdelheid met zoveel plezier laat voeden, dat hij er zo ijverig bij zit in Nieuwsuur, met zoveel plezier vertelt over wat hem bezighoudt.

Enfin. Het Stedelijk toont het werk van Wanders groots in de ondergrondse hal. Over wat er te zien valt kan ik kort zijn: ik vond het tentoongestelde werk redelijk geweldig, om eerlijk te zijn. Stoelen, servies, die lamp die zo groot is als een boom, de porseleinen Delfts-blauwe handen, het wiegje, de gouden poppetjes in glazen stolpen. Ik wilde alles hebben, ik maak er zo ruimte voor in mijn huis, ik gooi m’n eettafel wel weg, dan heb ik ruimte zat.

Maar over hoe het te zien is kun je iets langer doorgaan: de tentoonstelling is een showroom, niets meer, niets minder. Bij alles kreeg ik de behoefte het op te pakken en op de onderkant naar een prijsstickertje te zoeken. De tentoonstelling voelt helemaal aan als zo’n leuke-dingen-winkel waar er al zo veel van zijn, crisis of geen crisis. Het is mooi, het is leuk, op alle wanden zijn citaten van Wanders geschreven, het soort dat meisjes uit glossy’s knippen en op hun wc-muur plakken: ‘An honest lie is better than a boring thruth’, ‘There is nothing which grows old more fast than the new’, of ‘If poetry is about love and art is about love and theatre is about love… Why do we think design is about… functionality?’

Het is hopeloos feel-good, wat prima is op de designafdeling van de Bijenkorf, maar om op de muren van het Stedelijk te kalken dat poëzie en kunst en toneel allemaal om liefde draaien is toch wat naïef. Misschien niet voor Wanders, maar dan zeker wel voor het Stedelijk.

Toch heeft het Stedelijk die gênante wandteksten goedgekeurd (zouden ze die ook hebben geplaatst bij hun tentoonstellingen van Marlene Dumas of Rothko, ‘Schilderijen moeten mensen ráken, in hun hart’ of ‘Ik schilder meer dan ik weet’ (ik verzin even wat hoor)), zoals het ook het Stedelijk is dat het corporate gevoel van de tentoonstelling heeft veroorzaakt. Natuurlijk had men dieper kunnen ingaan op ‘25 jaar vormgeving’ – het had het werk van Wanders in een bredere context kunnen plaatsen en zo meer over die 25 jaar kunnen vertellen. Toon Wanders’ beroemde Knotted Chair uit 1996, naast nog vijf stoelen van andere ontwerpers uit 1996. Dan kun je de uniciteit zien van Wanders. Die keuze is niet gemaakt, zoals je je kunt afvragen welke keuzes er wel zijn gemaakt.

Heeft een curator van het Stedelijk hier zich tegenaan bemoeid? Wie zou de selectie hebben gemaakt? Het Stedelijk of Wanders zelf? Had iemand vetorecht?

Het punt is, en misschien ben ik er daarom wat zeikerig over, bij De Groene krijgen we met enige regelmaat artikelen over design aangeboden. Meestal zijn die stukken te academisch om te publiceren, of te gek persoonlijk. Het is een onderwerp waarmee we in onze maag zitten: design is al lang tot de beeldende kunst toegetreden, maar dat maakt het niet makkelijker om over te schrijven. Juist omdat het zich ophoudt tussen kunst, gebruik, sociologie, architectuur en commercie. Het is van alles een beetje. Het Stedelijk had met deze tentoonstelling een voorzet kunnen geven voor hoe we vormgeving zouden kunnen benaderen, hoe we design zouden kunnen zien als meer dan alleen ‘mooie dingetjes’. Maar misschien zijn ze er daar ook nog niet helemaal uit.


De tentoonstelling Marcel Wanders: Pinned Up is tot 15 juni 2014 te zien in het Stedelijk Museum in Amsterdam.

Beeld: © Marcel Wanders: Pinned Up, 25 jaar vormgeving