Op basis van eigen ondervindingen moet ik concluderen dat de aardappel misschien wel het meest nostalgische ingrediënt in de schijf van vijf is.

Wanneer mijn broer in Nederland is (hij werkt in Congo) eet hij de eerste vier dagen niets anders dan boerenkool, friet en aardappel-anders. In vroegere tijden maakte mijn moeder hutspot, waar we een half potje Aromat de man overheen gooiden en daarna zoveel van aten dat na afloop mijn vader en broer allebei languit op de bank gingen liggen, ik op het tapijt, met de bovenste knoop van onze broeken los – een zoete herinnering aan warme winterdagen. Tot zo ver mijn wetenschappelijke research.

Unox vaart al jaren op nostalgie. Het bedrijf verkoopt snert, stamppotmixen, rookworsten – de oude vertrouwde Hollandse keuken. Mocht er ooit weer een Elfstedentocht komen, dan zal ongetwijfeld half Friesland rondlopen in een oranje wollen muts met het Unox-logo erop. Mutsreclame. Ergens zal ik mijn exemplaar van 1997 nog hebben liggen – de dag dat Henk Angenent op de streep Erik Hulzebosch voorbij ging. Direct daarna stapte ik naast de Bonkevaart in een pendelbus naar het station en zag ik toen de deuren dichtgingen dat mijn vader nog buiten stond, waarop ik totaal in paniek begon te schreeuwen – waardoor de buschauffeur de motor liet afslaan, die vervolgens weigerde opnieuw te starten en iedereen de bus uit moest, de kou weer in.

Enfin. Ik dwaal af. Unox maakt veel bij me los, blijkbaar. Helemaal toen ik hun nieuwe reclame zag. Een dochter – shawltje om, jaar of veertig – komt binnen bij haar moeder, die staat te koken in een oer-Hollandse keuken. Dochter, type Jeanine Hennis-Plasschaert, pakt iets uit de pan, moeder petst haar vertrouwd op de vinger. Waar was ik nou mee bezig? zegt moeder. O ja. ‘Nasikruidensambal’, zegt ze.

Dochter voegt zich bij haar zussen, meteen sissend: wat is er met moeder aan de hand, ‘ze weet niet eens of ze hutspot of nasi staat te maken?’ Meteen erachteraan: ‘Die kunnen we niet meer alleen laten.’ Dan komt moeder binnen, zet de hutspot neer, voorzichtig neemt iedereen een hap – ‘Maar dit is hartstikke lekker!’ roept Jeanine verbaasd. Ja, dit is een gerecht van Facebook, zegt moeder, terwijl de sentimentele mondharmonica door de regisseur al wordt ingestart. Oma is hartstikke oké, het logo van Unox komt in beeld, ‘Lekker oma!’ roept een kind zoals kinderen dat alleen in tv-reclames roepen, er wordt naar de Facebook-pagina verwezen en we leven nog lang en gelukkig.

Niet lang geleden schreven Marja Pruisen Margreet Fogteloo in De Groene over ‘volksziekte nummer één’: dementie. De Groene maakte er een special over omdat het een ziekte is die, zeker met de toenemende vergrijzing, steeds meer mensen direct of indirect raakt. Ik kon de Unox-reclame niet zien zonder aan die Groene-special te denken: ‘Ik ga hier niet het hele traject terughalen. Hoe het begon met… Ik zou het niet eens weten. Mijn moeder is altijd al vaag geweest, het is een van haar charmes. Vaag, en grappig, en een beetje ongeremd’, schreef Marja Pruis in een persoonlijk essay, waarin ze onder meer de aanzwellende hoeveelheid kunst en literatuur over dementie en alzheimer overzag. Natuurlijk verschijnt er veel literatuur over alzheimer, omdat de ziekte een unieke, onoverbrugbare (mentale) afstand tussen de patiënt en de verzorger creëert, een precaire afstand die schrijvers en filmmakers voorzichtig proberen in te vullen.

De Unox-reclame knalt er overheen. Reclame is altijd een cultureel meetpunt geweest, soms heel direct, soms in de ontkenning (wist u nog dat alle banken reclames maakten over dat de bank steeds ‘transparanter’ werd? Dat waren dezelfde jaren dat de bankiers zonder genade met uw geld smeten). Je hoort de reclamejongens al denken: dementie komt steeds meer in Nederland voor, dus hoort dementie bij ‘typisch Nederland’. Knallen. Bam. Go.

De oorlog is pas echt afgelopen als moeders hun zonen weer Adolf durven te noemen, zei Mulisch ooit. En dementie is echt geen probleem meer als we het gebruiken om rookworsten mee te verkopen.

Unox-reclame: