Eerst dit: ik was ooit met vrienden op vakantie in Italië, op een campinkje bij het Gardameer, waar de badmeester van dienst me erop aansprak dat ik geen salto’s in het zwembad mocht maken. Het was zo’n echte Italiaan, kraagje van zijn polo omhoog, zonnebril op. ‘No capriole’, zei hij.
De hele vakantie zeiden we dat onderling bij alles wat we deden. ‘No capriole.’ Grappig woord, vrolijk, totaal niet geschikt voor een zin die autoritair moet klinken. Hoe de life guard heette weet ik niet meer, maar vroeger of later liep hij steeds rond het zwembad met een enorme sandwich die hij één voor één voor de gezichten van meisjes hield. Ze mochten er een hapje van nemen, wat ze zonder uitzondering allemaal deden. Het was een geweldige metafoor, terwijl het toch echt niet metaforisch was bedoeld.
Later, op de campingdisco, vertelde een meisje aan me dat de badmeester ‘a very, very bad guy’ was, omdat hij een meisje zou hebben dat hij deelde met een vriend. ‘No good guy.’ Maar ondertussen had ik haar toch zeker wel van zijn sandwich zien eten. En ze kwam steeds dichterbij zitten. Ze had een tatoeage van een dolfijn op haar voet. Hoe oud ben je eigenlijk?, vroeg ik.
Veertien, zei ze.
Wowowow, zei ik.
Tot zo ver mijn relatie met Italië.
Ik vond vorige week ineens de soundtrack van La grande bellezza tussen mijn post, ingepakt en al. Er zat geen gedichtje bij, dus ik ga er vanuit dat het geen verlaat sinterklaascadeautje is, maar een vervroegd kerstcadeau. De kerstman kijkt dit jaar naar me uit. Ik ben een brave jongen geweest.
In deze korte donkere dagen voor Kerst kijk je traditiegetrouw terug en dus verschijnen overal de Beste van het Jaar-lijstjes. Natuurlijk is het onzin om literatuur, film, theater, televisie, noem maar op, met elkaar te vergelijken, maar niet één kunstwerk bleef zo lang in mijn hoofd zitten als Paolo Sorrentino’s film La grande bellezza – hoe meer ik de soundtrack draai, hoe langer ik erin blijf hangen.
La grande bellezza is de zoveelste combinatie van Sorrentino en Toni Servillo (Anne Branbergen schreef voor De Groene over hun ‘perfecte symbiose’), die de hoofdrol speelt als Jep Gambardelli, een schrijver van één hoogst succesvolle roman, maar die zich nu al decennia enkel met journalistiek bezighoudt. De film drijft relatief plotloos langs hem heen. De film begint op een bacchanaal op zijn 65ste verjaardag. De feestgangers, extremiteiten van mensen, dansen ingestudeerde dansjes, uitzinnig. Op de vraag waarom hij niet meer schrijft zegt hij steevast ‘Te veel nachtleven.’

Het zou me niets verbazen als Sorrentino de film aanvankelijk gemener had willen maken. In een van zijn voice-overs zegt Jep dat toen hij uit de provincie naar Rome kwam, hij niet alleen feesten wilde kunnen máken, hij wilde ook de macht hebben ze kunnen doen mislukken. Dat sentiment komt eigenlijk nauwelijks terug. De openingsscène op Jeps verjaardag is misschien misantropisch gefilmd – iedereen zuipt en snuift, zegt domme dingen – maar hoe meer je Jep door de film heen met zijn vrienden hoort praten, hoe meer hij hun waarde ziet, hoe meer vergevingsgezind hij over ze spreekt. In een scène fileert hij puntsgewijs de pretenties van een roddelende oude vriendin, maar niet op een kwaadaardige manier. Hij breekt haar af, maar: ‘Je bent 53, met een geruïneerd leven, net als dat van ons allemaal.’ We houden van je, het enige dat we vragen is compassie.
Veel later in de film danst hij met haar op een picknick, als twee oude vrienden.
Zij wij eigenlijk ooit met elkaar naar bed geweest? vraagt hij.
Nee, nee, lacht ze.
Mooi, zegt hij. Dan hebben we nog iets om naar uit te kijken in ons leven.
Het is zo lief, zo verzoenend, zoals de film cinematografisch zo mooi is. Sorrentino kan niets van de charmes van Rome weerstaan, de zon schijnt altijd. Zijn personages zijn op leeftijd maar houden wanhopig vast aan hun jeugd, en dat terwijl Sorrentino hun leeftijd viert. En dat in Italië, een land waar het kind heilig is, waar pubers veel meer zelfvertrouwen hebben dan goed voor ze is. ‘Het oude is beter dan het nieuwe’, wordt regelmatig gezegd – steeds over andere zaken (een opgewarmd bord risotto) maar je kunt de uitspraak makkelijk generiek interpreteren. In een van de ontroerendste scènes bezoekt Jep een vriend die een tentoonstelling heeft gemaakt met allemaal foto’s van zichzelf. Zijn vader was er ooit mee begonnen, van baby af aan, om elke dag een foto van hem te maken. Nadat zijn vader was overleden was hij er zelf mee doorgegaan. In de handen van een andere regisseur zou de tentoonstelling gaan over narcisme, over egoïsme. Maar Sorrentino houdt de misantropie buiten de deur: Jep loopt langs de duizenden foto’s met tranen in de ogen, hij kijkt naar het vriendelijke, vreemde gezicht van de man op al die pasfoto’s en ziet het leven, in de meeste directe vorm, dag na dag. Schoonheid en sterfelijkheid.
Als Jep weer later gevraagd wordt waarom hij niet meer schrijft, zegt hij dat hij ‘de grote schoonheid’ zocht maar haar niet kon vinden (zoals hij ooit zijn enige roman schreef over zijn grote jeugdliefde). Maar ik geloof hem niet: ergens merkt hij op: ‘Ik was voorbestemd voor sensibiliteit’, en dat is het. De grote schoonheid zit overal, hij ziet het, wordt er steeds mee geconfronteerd. Er is zoveel schoonheid dat hij weet dat hij daar geen woorden tegenover kan stellen. Hij kan alleen maar kijken.
La grande bellezza is met afstand de mooiste film van het jaar.
Trailer: