Fanny Lou Hamer, Mississippi, 1970 © Bruce Davidson / Magnum Photos / ANP

Onder de tafel in de keuken van burgerrechtenactiviste Fannie Lou Hamer zit een klein meisje verstopt. Er wordt weer vergaderd en dat gaat er altijd flink aan toe. ‘Dat is geen plek voor kinderen’, zegt mama vaak. Maar wie niet groot is, moet slim zijn, weet de achtjarige. Muisstil luistert Jacqueline ‘Cookie’ Hamer naar de verhalen van volwassenen over de wereld waar haar ouders haar tegen willen beschermen.

‘We zongen en we kookten met mama, maar over de bedreigingen en het geweld vertelde ze ons nooit’, vertelt Hamers laatst levende dochter. ‘Onder de tafel, mijn veilige plek, leerde ik hoe de buitenwereld mijn moeder zag.’ Cookie zit op het puntje van de leren bank in een woonkamer in Winona, Mississippi, niet ver van de plek waar ze als kind onder de tafel kroop. Ze spreekt bedachtzaam; elk woord zorgvuldig gekozen. Met haar woorden beschermt ze wat haar lief is: de Delta, haar thuis. Want het beeld dat de buitenwereld van deze plek schetst – armoedig, laagopgeleid, verloren – vindt ze eenzijdig en vooral vooringenomen. Journalisten, wetenschappers of beleidsmakers die de Delta bezoeken zien dat beeld maar al te graag bevestigd, horen we bij elke ontmoeting in dit gebied weer terug.

De Mississippi Delta – een stuk land zo groot als Friesland, Groningen en Drenthe samen – is een van de armste regio’s in de allerarmste staat van Amerika. ‘Thank God for Mississippi’, luidt het gezegde in staten uit de onderste regionen van sociaal-economische verliezers. Je weet zeker dat je nooit de laatste in de rij bent. In het westen vormt de Mississippi de grens van de Delta, in het oosten scheidt de rivier Yazoo de vlakke akkers van de rest van de staat. De grond behoort tot de vruchtbaarste aarde ter wereld. In de hoogtijdagen van de katoenindustrie kleurden de velden wit zo ver je kon kijken.

In de loop van de negentiende eeuw was de plantage-economie een goudmijn voor landeigenaren. Mississippi was met dank aan het witte goud in die tijd zelfs thuishaven van de stad (Natchez) met de meeste miljonairs in Amerika. Maar ondanks de afschaffing van de slavernij na de Burgeroorlog profiteerden de zwarte boeren niet mee van de winsten. Het pachtsysteem (share cropping) dat na de Burgeroorlog voor slaafgemaakte arbeid in de plaats kwam, hield de machtsbalans tussen landeigenaren en boeren in stand. Met de Jim Crow-wetgeving – bedoeld om de zwarte bevolking politieke macht te ontnemen – en beleidskeuzes in de decennia daaropvolgend verslechterde de positie van de zwarte gemeenschap in de Delta verder.

Share croppers verbouwden het land en in ruil voor een deel van de oogst ontvingen ze huisvesting of gebruik van gereedschap. Planters maakten maar al te graag misbruik van hun machtspositie door bijvoorbeeld hoge rekeningen uit te schrijven aan het eind van het oogstseizoen. Lezen en schrijven hadden de meeste boeren nooit geleerd; de bedragen konden ze niet controleren. In verweer komen was bovendien zinloos; de rechtspositie van de zwarte bevolking was juridisch, politiek en maatschappelijk verwaarloosbaar. Veel pachters kwamen zo in een schuldspiraal terecht.

De economische ongelijkheid kreeg een extra impuls na de economische crisis van 1929. De regering van president Roosevelt zette een omvangrijk overheidsprogramma op poten om de sociale en economische gevolgen van de Depressie te bestrijden: de beroemde New Deal. Met de landbouwsubsidies uit dat programma kwam de mechanisatie van plantages goed op stoom. Landeigenaren werden daarmee door Roosevelt geholpen, maar zwarte boeren hadden juist minder werk. Na de Tweede Wereldoorlog leverden nieuwe pesticiden en onkruidverdelgers de nekslag voor de economische positie van de zwarte boeren. Handwerk werd vervangen door machines en landbouwgif. De modernisering van de plantage leidde tot enorme werkloosheid in de Delta.

Burgerrechtenactiviste Fannie Lou Hamer groeide op als share cropper maar gooide het heersende economische model van de Delta radicaal omver toen ze in 1969 haar Freedom Farm Coöperatie opzette. Al Hamers idealen kwamen samen in de organisatie: het was een plek waar arme inwoners van de Delta, ongeacht welke huidskleur ze hadden, duurzaam verbouwden op land dat ze samen bezaten. De coöp voorzag ook in onderwijs en werk. Zo wilde Hamer de zwarte gemeenschap autonoom en onafhankelijk maken: Freedom Farm was een emancipatiemachine avant la lettre. In de context van de tijd én van de plantage-economie was de boerderij revolutionair.

Ruim vijftig jaar later wil Fannie Lou Hamers dochter Cookie de traditie van de Freedom Farm voortzetten met een nieuwe coöperatie; om het gedachtegoed van haar moeder te eren én om de positie van zwarte boeren in de Delta te verbeteren. Ze is niet de enige: steeds meer zielsverwanten bouwen in de geest van ‘Mama Hamer’ langzaam maar zeker aan een nieuwe toekomst én een nieuw verhaal voor de Delta.

Fannie Lou Hamer in Ruleville, Mississippi, 1969 © Al Clayton / Getty Images

Poseren gaat ze niet natuurlijk af: Ernestine Young en Dorfus Young senior zitten na 58 jaar huwelijk ineens ongemakkelijk naast elkaar. Laat ze maar gewoon lekker bezig zijn: zij in de keuken of in de tuin, hij met zijn gereedschap. Ruim twintig jaar bouwen ze zo aan hun familieboerderij in Clarksdale in de Mississippi Delta. Elke steen is gelegd door de Youngs zelf. Het begon met een paar bomen, toen kwamen de geiten, de kippen, de catfish, daarna de grote keuken, het evenementengebouwtje en inmiddels ook wijnranken. ‘Nu wil ze dat ik de bomen weghaal voor nog meer wijnbouw’, zegt Senior. ‘We zullen zien. Meestal doen we wat zij wil.’

‘Hij was achttien, ik zestien en mijn buik was niet meer te verhullen’, vertelt Ernestine. ‘We trouwden en verhuisden in 1965 naar Saint Louis in Missouri.’ Ze vertrokken in de nasleep van de Grote Migratie, de massale trek van zwarte Amerikanen uit het Zuiden naar stedelijke gebieden in het Noorden. Weg uit de gesegregeerde staten, op zoek naar plekken met werkgelegenheid en kansen op een beter leven. ‘Van onze banen – zij op kantoor en ik bij Ford Motor Company – verdienden we genoeg om onze vier kinderen op te voeden. We hadden een fijne woning met een tuintje in een van de voorsteden. Maar we wilden altijd terug naar huis, naar de Delta. Elke zomer zochten we familie op.’

In 2003 streken ze neer op dit stuk land, ruim acht hectare groot. ‘Niet lang geleden was dit allemaal katoen. Er werd verbouwd met pesticiden en het land was van de plantage-eigenaren. Onze grootouders werkten hun lijven stuk voor anderen. Nu plukken mijn ouders op datzelfde land met duurzame landbouw de rechtmatige vruchten van hun werk’, zegt Dorfus junior.

De oudste zoon van de Youngs is de prater, chroniqueur én charmeur van de familie. ‘De prestatie van onze voorouders is dat ze het geweld hebben overleefd en ons deze plek hebben gebracht. Onze opdracht is om daar iets van te maken, zeg ik altijd tegen de jongeren die we hier ontvangen. Met de boerderij laten we zien dat de Delta niet die plek is waar de rest van het land op neerkijkt, maar een thuis om trots op te zijn.’

Bovendien, zegt senior, ‘nu hebben we iets om door te geven aan volgende generaties, dit land is van ons’.

‘De katoengeschiedenis hangt als een schaduw over de Delta’, vertelt Young junior. ‘Neem de vooroordelen over dit gebied: als je zwart bent en hier vandaan komt, denken mensen dat je dom bent. Ben je wit, dan ben je een racist – helemaal als je een zuidelijk accent hebt. Als je het maar vaak genoeg hoort, ga je er vanzelf in geloven. Zo blijven we gevangen in het verleden.’

Jacqueline ‘Cookie’ Hamer was de dochter van Fannie Lou Hamer. 16 januari ; © Laila Frank

Auteur, docent en ‘Mississippian’ Ralph Eubanks (65) herkent dat beeld. In zijn aankomende boek portretteert hij bewoners die ervoor kozen in de Delta te blijven. Een jonge inwoner van Clarksdale bijvoorbeeld, ooit een bruisende blues-stad, nu een omgekeerd ‘Hotel California’ voor toeristen op de blues highway. The place you leave but never stay. Eubanks: ‘Die jongen heeft een PhD, maar toch zien mensen een verliezer in hem. Omdat hij probeert om van de Delta een mooiere plek te maken.’

Ook Eubanks keerde onlangs terug naar het Diepe Zuiden. Zijn werkkamer op de universiteit in Oxford, Mississippi staat vol met boeken over de zuidelijke staten, ras en identiteit – zijn specialisaties. Hij groeide op in het zuiden van Mississippi in de vroege jaren zestig. Zijn familie verbouwde duurzaam op hun land. Het gezin was een van de weinige zwarte landeigenaren in de regio. Van de boerderijoogst kon het gezin goed eten. Als kind vond hij dat vanzelfsprekend. Pas later ontdekte hij dat zijn ouders met deze manier van verbouwen tegen de geest van de tijd in leefden.

‘De Delta wordt vaak neergezet als een on-Amerikaans gebied, “the most southern place on earth”, in de fameuze woorden van historicus James Cobb’, doceert Eubanks. Daarmee plaats je het ondemocratische en racistische karakter van de plantage-economie buiten het idee van Amerika. Eubanks keert dat beeld: ‘Om de Verenigde Staten beter te begrijpen, moet je júist de Delta bestuderen’, zegt hij. ‘Dit gebied is een spiegel voor het land. Hier zie je in rauwe vorm wat hyperkapitalisme, raciale politiek en inkomensongelijkheid doen met een gemeenschap. De structuren die het leven in de Delta al decennialang definiëren, zie je nu ook steeds meer naar voren komen in andere delen van het land.’ De Delta als het voorland dus, niet als het achterland van Amerika.

Terug naar de vooroordelen over dit gebied; die doen er toe, zegt Eubanks. ‘Aangeleerde hulpeloosheid is een factor in de Delta. Zonder economische macht word je hulpeloos gemaakt. Daarom zijn de boerencoöperaties zo belangrijk. Hamers Freedom Farm was revolutionair omdat het een model voor armoedebestrijding en autonomie was. Toen, en nog steeds.’

‘Dat wij nog steeds hetzelfde gevecht voeren als mevrouw Hamer is een belediging aan haar nalatenschap’

Cookie was zich destijds niet bewust van een revolutie, het leven op de boerderij is voor haar een liefdevolle herinnering. ‘We verbouwden okra, bonen, aardappelen en pinda’s. We fokten varkens. We waren arm maar hadden niets tekort, net als onze leden.’ De organisatie zorgde voor werk, in het management en in de naaiateliers, en leden leerden er timmeren, conserveren en metselen. Zo wil Cookie haar eigen boerderij ook inrichten. Als haar ziekte het toelaat tenminste. De laatste bestraling was pijnlijk, maar nu voelt ze zich goed. Ze haalt troost uit de Heer en uit de liederen die ze zong met haar moeder. ‘Yes, I’ll sing for you.’ Ze sluit haar ogen. Stilte. Dan de warmte van haar stem: ‘Walk with meeeeeee lord, waaaaaalk with me, walk with meeeeeee lord, waaaalk with meeeee.’

Onder het tafelblad leerde Cookie hoe haar moeder op het idee van de coöperatie kwam. ‘Haar reis naar de Republiek Guinee in Afrika was een keerpunt. Nooit eerder hoorde ik haar zo vurig: zwarte mensen hadden daar hun eigen winkels, zelfs hun eigen banken! Ik voelde dat het bijzonder was, al begreep ik de betekenis ervan nog niet.’

Freedom Farm begon met die reis en ook in de uitvoering was het moedercontinent nooit ver weg, vertelt Cookie. ‘We zorgden dat iedereen te eten had: een deel van de oogst gaven we weg, net als de conserven die mama maakte voor de wintermaanden. Boeren zorgen voor hun gemeenschap, dat zijn de Afrikaanse wortels.’

Ook de Youngs benadrukken dat hun boerderij onderdeel is van iets groters. ‘We geven voedsel weg aan opvanghuizen en daklozen. Je helpt elkaar, je deelt wat je hebt. Samen voorwaarts’, aldus junior.

Van die saamhorigheid op de Freedom Farm bleef weinig over toen Fannie Lou Hamer in 1977 overleed. De coöperatie stortte in elkaar. ‘Ze stalen alles: kleren, foto’s, persoonlijke eigendommen, er bleef niets over voor mijn zus en mij’, vertelt Cookie. ‘Ik dacht dat die mensen onze vrienden waren. Papa kreeg het huis. Hij had een witte advocaat nodig om dat te regelen. Maar uiteindelijk konden we er blijven wonen.’

Freedom Farm was een kort leven beschoren, maar coöperaties in onder andere Detroit, Milwaukee, Chicago en New Orleans bouwden voort op Hamers werk. Haar rurale experiment resoneerde in de grote steden. Ook in Mississippi zijn coöperaties voor minderheden nog steeds springlevend.

Op een zonnige winterochtend staat het terrein van de Mississippi Minority Farmers Alliance (mmfa) vol met pick-ups. Binnen spreken deskundigen de verzamelde boeren toe over de laatste ontwikkelingen in het vakgebied. Voorzitter Carolyn Jones is tevreden met de opkomst ter ere van het tienjarige jubileum. Zij en haar man boeren sinds 1976, de coöperatie volgde in 2012 – uit noodzaak, vertelt Jones. ‘Ik zag het gebeuren: langzaam maar zeker verdween landbouw uit het onderwijs. Zo sloop je ook het begrip voor de bijdrage die boeren leveren aan onze gemeenschappen: ze zijn essentieel. Het was dan ook niet eens een vraag; we zijn gewoon onze eigen organisatie begonnen. We leren jongeren over het vak, over vers en gezond eten en daarmee over voor jezelf zorgen. Kijk, land verbouwen zit in ons dna. Die geschiedenis wil ik levend houden. Als wij onze kinderen niet leren dat ze voor zichzelf kunnen zorgen, leren we ze om afhankelijk te zijn.’

Gedecideerd praat ze door: ‘Er wordt veel vermogen weggehaald uit onze gemeenschap: bedrijven die zich hier vestigen bijvoorbeeld, huren personeel in dat hier niet woont. Ze halen kapitaal hier weg en investeren het elders. Ondertussen geeft de overheid geld aan organisaties van buiten om ons “te redden”. Door de manier waarop de kiesdistricten worden getekend (gerrymandering), zitten wij bovendien niet aan de tafels waar de beslissingen worden genomen om dat te veranderen.’

Toegang tot kapitaal is een systemisch probleem voor zwarte gemeenschappen, zegt Jones. ‘Onze boeren worden bijvoorbeeld op één subsidiehoop gegooid met witte vrouwen. Vanuit het idee dat alle minderheden hetzelfde zijn. Dat is niet zo. Wij zijn hier geketend gebracht. De enigen met wie je ons kunt vergelijken, zijn de oorspronkelijke bewoners. Nu vangen witte boeren twee keer subsidie: via de traditionele wegen en via hun dochters. Armoede komt ook veel voor bij witte boeren. Maar de context en de historie zijn voor zwarte boeren anders, daarom zijn we een coöp voor minderheden, niet voor alle boeren.’

De mmfa behartigt de belangen van haar achterban door te lobbyen voor regelgeving die voor kleine boeren van belang is en voor toegang tot geldstromen. Onderwijs en netwerk zijn andere prioriteiten. Trots toont ze de foto’s van ‘haar’ jongeren: op het veld, handen in de aarde. Jones doet het voor hen: ‘Wij leren ze dat ze zelf beslissen of ze gevangen blijven in de ketens waarin hun grootouders hier zijn gebracht. Met de mogelijkheden van technologie ligt er een wereld voor ze open, zij kunnen alles planten wat ze willen! Iemand moet ze de liefde voor het vak wel eerst bijbrengen. Zij leren mij weer over tech, daar snap ik niets van’, lacht ze.

Ondanks haar hoop voor de jeugd is ze ook bezorgd over de toekomst van Mississippi – en van Amerika. ‘Het machtigste land ter wereld speelt de armen en de verschillende raciale groepen tegen elkaar uit voor winstbejag. Dat is een recept voor chaos. We zitten in hetzelfde schuitje. Ik ben niet jouw vijand. Dat machtsspel drijft ons land uit elkaar terwijl we juist samen kunnen groeien. Dat doet me verdriet.’

Het werk van de coöperaties is belangrijk, zegt Eubanks, omdat ze een alternatief bieden voor de grootschalige landbouw, Big Ag(riculture). Die is dominant in Mississippi. ‘Big Ag heeft de macht van plantage-eigenaren overgenomen. Zij maken de dienst uit. Ze bezitten het land, gebruiken pesticiden die overal terechtkomen en zijn uit op winstmaximalisatie, niet op een betere leefomgeving. Ze hebben bovendien politieke invloed: niet alleen in de staat, maar ook in Washington D.C. Dat hebben de boeren hier niet: het is een klassieke David tegen Goliath-situatie. Vervang plantage-eigenaren door Big Ag en je ziet dat het plantagesysteem nog springlevend is.’

Eubanks ziet, net als Jones, dat de filantropische geldstroom naar de Delta buiten de lokale gemeenschappen om loopt. ‘Grote organisaties doneren royaal, maar ze overleggen nauwelijks met de direct betrokkenen, mensen die weten wat er in de gemeenschap speelt. Het komt telkens neer op economische macht’, zegt hij. En dat brengt hem terug bij zijn overtuiging dat de Delta een spiegel is voor de rest van het land, in plaats van de uitzondering. ‘De getto’s in het Noorden en de zwarte gemeenschap in het Zuiden: beide wordt economische macht ontzegd. Andere plekken, zelfde krachten aan het werk. Als we goed kijken naar de Delta, verandert het gesprek over inkomensverdeling in dit land. Dat is voor mij de grote les.’

Tegen die krachten streed Fannie Lou Hamer haar leven lang. Ruim vijftig jaar na haar overlijden opereert Carolyn Jones met haar organisatie in dezelfde geest. Van een vergelijking wil ze echter niets weten: ‘Ik zou mezelf en de mmfa nooit op één lijn met het werk van mevrouw Hamer plaatsen. Ik verdien het niet in haar schaduw te staan. Zij deed wat destijds nodig was en heeft daar een hoge prijs voor betaald. Dat wij nog steeds hetzelfde gevecht voeren is een grove belediging aan haar nalatenschap.’

‘Mijn ouders doen gewoon waar ze zin in hebben, die hebben zich nooit in een traditie geplaatst’, vertelt Dorfus junior desgevraagd. ‘Mijn generatie ziet dat anders. Als kind dacht ik na elke familievakantie in de Delta weer: waarom gaan ze daar niet weg of nemen ze niet gewoon een betere baan? Ik begreep niet hoe moeilijk het leven is in een gebied zoals de Delta. Nu snap ik dat je zonder eigendom niets kunt opbouwen. Kinderen die hier opgroeien leren dat de Delta van de katoenplantages hun geschiedenis is. Maar ze komen uit een rijke cultuur; ooit waren ze koningen en koninginnen in Afrika. Met de boerderij laten we zien dat het ook anders kan. Die boodschap wil ik ze meegeven.’

Eubanks ziet voorzichtige sporen van vooruitgang in de Delta, vooral op lokaal niveau. Veel hangt af van grassroots activisme door mensen die geboren en getogen zijn in de Delta en die de gemeenschap goed kennen, zoals de jongen met de PhD die hij eerder noemde. En ja, dat maakt het ook kwetsbaar. Maar ook in de landbouw ziet hij voorbeelden, bijvoorbeeld in Mileston – een plek met een rijke coöperatieve traditie. Een lokale boer brengt jongeren agrarische kennis bij met een hypermodern hydrocultuur-project. ‘Het is kleinschalig, maar juist vanuit die kleinschaligheid kun je een directe bijdrage leveren aan het verbeteren van het leven op het platteland van de Delta.’

Jacqueline Hamer voelt de verantwoordelijkheid als de laatst levende dochter om de erfenis van haar moeder te bestendigen. Haar boek Mama Fannie: Growing Up the Daughter of Civil Rights Activist Fannie Lou Hamer is vorig jaar gepubliceerd. Een nieuwe Freedom Farm is de volgende stap. ‘Duurzaam, net als mama’, zegt ze. ‘Er wordt nu zoveel gif over de gewassen gespoten, onze kinderen krijgen al die troep binnen. Mijn opgave is om de jongeren erbij te betrekken. Zodat ze gezond en veilig kunnen eten en voor zichzelf kunnen zorgen. Wij gingen vroeger twee keer per jaar naar de winkel, vaker was niet nodig. In principe maakten we alles zelf. Jongeren leren dat niet meer. Kijk naar de aanvoerproblemen tijdens corona, of naar het effect van een recessie op arme gebieden; daar wil ik ze tegen wapenen. Pay it forward, zei mama altijd. Die fakkel draag ik tot het einde.’

Jacqueline Hamer overleed op 27 maart 2023 aan de gevolgen van borstkanker. Dit verhaal is tot stand gekomen met steun van het Horizon Europe-programma van de Europese Unie. Het is onderdeel van het onderzoeksproject Race Land; The Ecology of Segregation.