
Ze zijn zo ontzettend vriendelijk, de lobbyisten van Google. Zo vriendelijk, zeggen mensen uit de Brusselse techwereld, dat je privé ook een biertje met ze zou drinken. Hoogopgeleid, welbespraakt, grappig, ze weten tot je door te dringen. Leuke jongens in hoodies, wereldverbeteraars waren ze nog geen tien jaar terug. Google en Facebook zouden de wereld met elkaar verbinden en jonge mensen in staat stellen zich te organiseren. De campagne van president Obama, de Arabische Lente, Occupy Wall Street, alles werd mede mogelijk gemaakt door de netwerken die op online platforms ontstonden. Ze kwamen vaak bij organisaties langs om te vragen wat die hier- of daarvan vonden. De relaties tussen techbedrijven en kritische organisaties als privacywaakhond EDRi stammen uit de jaren negentig: samen trokken ze ten strijde tegen copyrightwetgeving, voor een vrijer internet.
De vertegenwoordigers van de nieuwe wereld organiseerden in Brussel informele borrels met speciaalbier in plaats van champagne, ze gaven workshops aan Europese politici over online campagnes en zorgden dat nieuwe Europarlementariërs meteen een blauw vinkje op hun profiel kregen, dat aangeeft wanneer het om een belangrijke, bekende gebruiker gaat. Grote bedragen gingen naar een breed scala van organisaties in het maatschappelijk middenveld: ngo’s, consumentenbewegingen, denktanks, belangengroepen, activistische clubs voor digitale rechten, de journalistiek, experts, de wetenschap. De techbedrijven kwamen om te helpen, zeiden ze.
Inmiddels is het imago van de grote techbedrijven omgeslagen. ‘Ze hebben het te bont gemaakt’, zegt Europarlementariër Kim van Sparrentak (GroenLinks) tijdens een gesprek over de techlobby. De maatschappij en politiek zijn deze molochs met hun dominante marktpositie gaan zien als de aanstichters van een onvrijer internet. Brussel wil de macht van de grote techbedrijven inperken. En naarmate de reputatie van deze bedrijven kantelde, namen hun lobby-investeringen toe. Volgens het Europese transparantieregister gaven Google, Apple, Facebook en Microsoft in 2021 er elk tussen de vijf en zeven miljoen euro aan uit. Facebook heeft achttien fte aan lobbyisten in dienst. Geen enkele andere sector in Brussel besteedt zoveel geld aan lobbyen. Techbedrijven hebben zelfs de chemische industrie ingehaald, lang de agressiefst lobbyende bedrijfstak met de diepste zakken.
Google klopt sinds het begin van de jaren tien aan bij consumentenbewegingen voor informele gesprekken, zegt een medewerker van een Europese consumentenbond. Nu hebben consumentenbonden wel vaker gesprekken met sectoren, maar de medewerker merkte dat deze afspraken ook werden ingezet. Rond 2017 bleek dat de gesprekken door Google in Brussel werden aangevoerd als argument tegen regulering: er was immers dialoog.
Het bedrijf bood reisjes en verblijf aan naar speciale conferenties, vroeg advies over wetgeving. Vanaf dat punt hebben de meeste consumentenorganisaties zich teruggetrokken, zegt de anonieme medewerker. Euroconsumers, een vereniging van consumentenbewegingen uit Italië, Spanje, Portugal en België, nam echter recent een miljoen euro aan van Google, met precies dat argument: een dialoog is juist goed. De afgelopen maanden ontketende het geld een hoog oplopend conflict binnen beuc, de koepel van Europese consumentenbewegingen waar de leden van Euroconsumers ook bij horen.
Ondanks dat bedrag van een miljoen euro staat hun onafhankelijkheid als een paal boven water, houden head of policy Els Bruggeman en ceo Ivo Mechels van Euroconsumers vol. Samen zitten ze voor een felgroene muur in een kantoor in Brussel, van waaruit ze werken voor de Belgische consumentenbond Test Aankoop en leiding geven aan Euroconsumers. Hun onafhankelijkheid is contractueel vastgelegd en ze vertellen graag over de ‘prachtige initiatieven’ die Euroconsumers dankzij het geld van Google nu kan uitvoeren.
De Nederlandse Consumentenbond zet intussen grote vraagtekens bij de nieuwe samenwerking van de internationale collega’s. ‘Wij zijn hier pertinent tegen’, zegt een woordvoerder. ‘Wij hebben onafhankelijkheid hoog in het vaandel staan. In onze ogen is deze samenwerking daarmee onverenigbaar.’ De Europese koepel BEUC maakt zich grote zorgen over de onafhankelijkheid van haar leden die zijn aangesloten bij Euroconsumers. De kritiek lijkt voorman Ivo Mechels niet te hinderen. ‘We zijn autonoom’, zegt hij. ‘Als de Consumentenbond niet met Google wil samenwerken, dan kan dat, maar wij doen dat wel.’
In 2019 sleepte Euroconsumers Facebook nog voor de rechter. Het bedrijf zou elke gebruiker moeten compenseren met tweehonderd euro voor de data die het op ondeugdelijke wijze verzamelde. Maar die zaak eindigde in een schikking waarvan het bedrag niet bekend is, en een geheimhoudingsovereenkomst. Niet veel later begroef Euroconsumers de strijdbijl volledig en kondigde een samenwerking aan met Facebook.
De Google-subsidie zorgt voor verdeeldheid en tast de geloofwaardigheid van de hele consumentenbeweging in Brussel aan. Een klassieke verdeel-en-heers-tactiek, uit het handboek van de tabaksindustrie: drijf een wig tussen de coalitie van de tegenstanders zodat ze onderling ruziemaken en een minder grote vuist kunnen vormen. ‘Euroconsumers presenteert dit bedrijf als een verantwoordelijke marktspeler’, zegt Monique Goyens, de directeur-generaal van Bureau Européen des Unions de Consommateurs (beuc). ‘Dat is het niet. Ik vertrouw Google voor geen cent.’
Voor meer organisaties is het grote geld van Big Tech verleidelijk, ook omdat Google, Apple, Facebook, Amazon en Microsoft niet alleen financiële steun geven aan hun publiekelijk goedgezinde instellingen, maar ook aan maatschappelijke organisaties die een tegenwicht moeten vormen voor hun macht. ‘Wij hebben ons lesje inmiddels geleerd’, verzucht beleidshoofd Diego Naranjo tijdens een gesprek over de financiering van EDRi, de Europese koepel van digitale rechtenorganisaties als het Nederlandse Bits of Freedom. De organisatie ontving in 2016 nog geld van Google. Inmiddels zijn die financiële banden verbroken, maar nog altijd worden de medewerkers van EDRi, dat in Brussel een van de meest kritische stemmen richting grote techbedrijven vertolkt, afgeschilderd als marionetten van Google. ‘We gaan nooit meer toestaan dat geld van bedrijven ons werk aantast’, zegt Naranjo. ‘Het ondermijnt volledig je geloofwaardigheid.’
Grote lobbybedragen moeten onvermijdelijke wetgeving zo veel mogelijk verzwakken en vertragen. Sinds 2018 geldt in heel Europa privacywetgeving, de avg, waarin staat dat bedrijven niet zomaar gebruikersgegevens mogen verwerken. In 2020 werd de basis gelegd voor twee grote wettenpakketten op technologiegebied: de Digital Markets Act en de Digital Services Act. Deze moeten de marktmacht van de grote bedrijven inperken en de gebruikers van de platforms beschermen. Beide bereikten dit voorjaar een akkoord. De Europese Commissie werkt nu aan verdere regulering voor dataverzameling en kunstmatige intelligentie.
De wettenpakketten worden door veel maatschappelijke organisaties dankbaar ontvangen als een ‘eerste stap’ naar nog strengere regelgeving, maar critici vragen zich af waar de tanden zijn gebleven. Eurocommissaris Thierry Breton sprak in 2020 nog over het opbreken van Big Tech-monopolies in kleinere stukken. Instagram en WhatsApp scheiden van Facebook, bijvoorbeeld. Of de tekstverwerker, de e-mail en de zoekmachine van Google van elkaar lostrekken. Big Tech was niet alleen too big to fail, zei Breton, het is too big to care. Dat moest veranderen.
Die voorstellen zijn inmiddels verdwenen. Het opbreken veranderde naarmate de wetten vorderden naar een milder ‘openbreken’. Nog steeds streng, maar de megabedrijven blijven intact. Uit een gelekte presentatie van Google uit 2020 blijkt dat het bedrijf het openbreken koste wat kost wilde voorkomen. De lobbystrategie werd daarin uiteengezet. Breton staat er met foto in, met de woorden ‘too big to care’ dik gedrukt eronder. Dit politieke narratief moest worden ‘gereset’, onder meer door het inzetten van een alliantie van gelijkgestemden: Google zou ‘anderen helpen onze boodschap te echoën’.
Met het grote geld kwam ook een nieuw soort lobby. Van hoodies is al lang geen sprake meer. Bellend op earpods en in maatpakken met sneakers eronder banen de techbro’s hun weg door het machtscentrum van Europa. Daar horen ze als in een echokamer steeds hun eigen geluid herhaald.
In 2013 werd Marc van der Ham lobbyist voor Google. Hij werkte daarvoor als assistent van Marietje Schaake, Europarlementariër voor d66, in de tijd dat in Iran en de Arabische wereld via sociale media protesten werden georganiseerd. Ook de Europese Digitale Agenda kreeg toen vorm. ‘Dat was een interessante tijd voor start-ups, zegt hij. ‘Iedereen kon op het internet iets bedenken, het debat organiseren, rechten verstevigen. We kwamen Google tegen op congressen, ze vroegen ons hoe wij aankeken tegen bijvoorbeeld censuur op YouTube. Ik kon me vinden in de positieve gedachte van het open internet. En ik dacht: we hebben het vaak over die bedrijven, het is ook wel heel cool om er te werken.’
Fractiemedewerkers die door grote bedrijven worden ingelijfd: het gebeurt vaker in Brussel. Door deze ‘draaideur’ verplaatsen waardevolle kennis en contacten zich van de publieke naar de private sector. Van der Ham is niet de enige, ook de Nederlandse Facebook-lobbyist Hans Hoefnagels werkte eerder als fractiemedewerker voor de christen-democratische Europese Volkspartij, waar hij zich bezighield met privacywetgeving. In mei van dit jaar schreef de Europese Ombudsman nog dat de draaideur een risico vormt voor de integriteit van Europese instituten en het vertrouwen in de Unie ondermijnt.
Zestig procent van de tijd hield Van der Ham zich bezig met wat er op bestuursniveau gebeurde, met voorzichtig informeren of er nog voorstellen aankwamen, kijken wie het probleem heeft aangekaart, zaadjes planten bij de Commissie. Hij zocht contact met experts, nodigde ze uit voor kopjes koffie en inhoudelijke discussies. Dan begon het met ‘softe’ onderwerpen zoals verduurzaming of verbetering van internetvaardigheden, dingen waar niemand tegen kon zijn. Als er eenmaal een relatie was, mailde hij wat standpunten van Google naar de juiste personen om mee te nemen in een wetsvoorstel of onderhandeling.
De andere veertig procent van zijn tijd besteedde hij aan contacten met derde partijen over trans-Atlantische relaties en digitale handel. Hij kent de verhalen, vooral uit Amerika, over lobbyisten die denktanks de opdracht geven rapporten te schrijven en dan in discussie gingen over de uitkomsten. Maar die voorbeelden heeft hij niet gezien in Europa, zegt hij: ‘Ik vind dat ook niet integer of acceptabel. Ten hoogste hadden we wel eens consultancybedrijven die een onderzoek hadden gedaan waarbij de cijfers wat minder uitpakten dan gehoopt, dan brachten we dat niet met veel bombarie.’ Meedenken over strategieën van denktanks deed hij wel, in een creatieve rol. Het was leuk om aan zo’n positieve agenda te werken, zegt Van der Ham. Hij kon goed doen en tegelijk werken aan reclame voor Google.
Na drie jaar verliet Van der Ham het bedrijf. Hij had inmiddels een inhoudelijk strategische rol binnen het team in Londen en zat dichter bij de besluitvormers. Het idealistische was eraf geraakt. ‘De afwegingen over privacy en veiligheid waren eerder commercieel dan ethisch. Dat mag een bedrijf doen, binnen de wettelijke kaders, maar daar voelde ik zelf niet veel voor. Ik wilde rechten van mensen verstevigen via digitale ontwikkelingen.’ Inmiddels werkt hij bij het OM en doet hij in Leiden als buitenpromovendus onderzoek naar de rol van bedrijven bij de opsporing en vervolging van cybercrime. Dat het geld van Google overal zit, ook in de internationale wetenschap, ziet hij ook. ‘Laat ik het zo formuleren: ik zou mijn promotieonderzoek niet direct willen laten financieren door een bedrijf, omdat je er toch onbewust rekening mee houdt. Ik vind dat wetenschap een fundament is van onze samenleving. En als je zelf een stap zet in de wetenschap, dan moet je alle belangen achter je laten.’
Van der Ham was een klassieke lobbyist, in dienst van Google om belangen te behartigen. Dat is natuurlijk toegestaan, bedrijven mogen zich laten vertegenwoordigen om hun standpunten kenbaar te maken bij politici en beleidsmakers. Maar de strategie van Google reikt verder dan dat, met minder transparante methodes.

‘Digitale advertenties vormen de belangrijkste marketing voor talloze Europese kleine bedrijven’, stond in 2021 in een persbericht van de belangenorganisatie Connected Commerce Council (3C) namens achttienhonderd kleine bedrijven in Europa. ‘Dat elimineren zal alleen maar ten goede komen aan grote bedrijven die al merkbekendheid hebben en miljoenen euro’s kunnen uitgeven. Google en Facebook zullen dit soort wetgeving overleven, maar de hoteleigenaar in Griekenland of de interieurzaak in Polen zal dat niet.’
Een vereniging van hard werkende middenstanders door heel Europa die in opstand komt tegen draconische maatregelen die technocraten in Brussel dicteren. Zo presenteert 3C zich. In werkelijkheid gaat het om weinig meer dan een gefabriceerde opstand. Het Duitse weekblad Die Zeit belde een aantal bedrijven namens wie de lobbybrieven waren gestuurd. ‘Digitaal beleid, wat is dat?’ riep een Berlijnse motorhandelaar in de telefoon. Net als de meeste andere bedrijven die de krant belde, had hij geen flauw idee van de brief die mede namens hem was verstuurd, wat Connected Commerce Council überhaupt was – laat staan dat die gefinancierd was door de techindustrie.
3C is een in Washington D.C. gevestigde non-profit die vooral wordt gefinancierd door Google en Amazon. Een gegeven dat tot voor kort niet in het Europese transparantieregister stond. Er was ook een samenwerking met Facebook, maar die werd in 2020 stopgezet. 3C-woordvoerder Brandon Mitchener zei tegen Die Zeit ‘volledig transparant’ te zijn over deze financiering, maar wilde de bedragen niet noemen. De 52-jarige Amerikaan is partner bij lobbybureau Instinctif en werkte voorheen als hoofdlobbyist bij de Amerikaanse agrochemische reus Monsanto, waar hij volgens zijn eigen LinkedIn-pagina een ‘agressieve strategie’ leidde. Een interviewverzoek van De Groene Amsterdammer wees hij af: zijn contract met 3C is afgelopen.
De persverklaringen en brieven van 3C sluiten perfect aan bij de gelekte lobbystrategie van Google, waarin staat dat het Europese bedrijven wil ‘mobiliseren’ tegen strenge techwetgeving. Het probleem: die bedrijven hoeven zelf helemaal niet zo nodig gemobiliseerd te worden. Driekwart van de kleine bedrijfjes in Frankrijk en Duitsland vindt juist dat gepersonaliseerde advertenties mensenrechten ondermijnen, blijkt uit een enquête in opdracht van Amnesty International.
De oprichting van nepbewegingen is een lobbytactiek die grote industrieën vaker gebruiken om publieke steun voor hun beleidsposities te veinzen. Daadwerkelijke burgerbewegingen zijn grassroots-organisaties; die groeien van onder naar boven. Maar de door de industrie van bovenaf gefabriceerde varianten zijn neppe grassroots, oftewel kunstgras, en hebben de naam astroturf, naar het kunstgrasmerk AstroTurf. Bezorgde burgers en kleine bedrijfjes wekken nu eenmaal meer sympathie op dan multinationals als Google en Monsanto.
Deze tactiek is geperfectioneerd door de tabaksindustrie in de jaren tachtig en negentig. De industrie was haar geloofwaardigheid verloren en financierde boze-burgerbewegingen van rokers die opkwamen voor hun individuele vrijheid, of zogenaamde horecaondernemers die zich woedend tegen een rookverbod keerden. Via derde partijen kon de industrie invloed uitoefenen op beleid, zonder daar de eigen vingerafdrukken op achter te laten.
Techbedrijven gebruiken dezelfde strategie, maar dan met nog grotere investeringen. Ze gebruiken bovendien hetzelfde netwerk. Instinctif, het lobbykantoor van Mitchener, werkte intensief samen met British American Tobacco. In 2019 orkestreerde het nog een astroturf-operatie: een Europese ‘burgerbeweging’ die zich keerde tegen regulering van e-sigaretten – maar die mislukte toen bleek dat een van de ‘burgers’ in kwestie de hoofdlobbyist was van tabaksmultinational Imperial Brands.
Lees ook:
In een wijde zwarte broek en op gympen loopt Margarida Silva door het Europees district in Brussel. Het onderzoekscentrum waar ze tot voor kort werkte, Corporate Europe Observatory (ceo), organiseert wandelingen langs de lobbykantoren van verschillende industrieën om hun abstracte macht tastbaar te maken. Inmiddels werkt ze voor Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (somo), maar ze wil nog graag laten zien wat haar in Brussel opvalt. Tijdens de wandeling vertelt ze hoe techbedrijven publiekelijk de wettenpakketten blijven steunen, terwijl gelekte informatie bewijst dat ze hun best doen om harde regels aan te lengen.
Silva noemt per bedrijf de aantallen lobbyisten, de miljoenen geïnvesteerde euro’s. Vanuit het Google News Initiative is geld verstrekt aan onder meer de Volkskrant, RTL Nieuws, anp en Nu.nl, staat op het Nederlandse Google-blog. Kritische ngo’s als AccessNow krijgen geld, jongerenorganisaties zoals het European Youth Forum, denktanks zoals het Centre on Regulation in Europe (cerre) . In 2019 richtten Facebook en de Technische Universiteit van München een ‘onafhankelijk’ instituut op voor ethics in artificial intelligence.
In de Europese wijk wonen nauwelijks mensen. Er zijn een paar grote wegen waarover permanent dure auto’s razen, zo nu en dan afgewisseld door een flitsbezorger op een fiets. Van de gebouwen resteren er nog een paar in belle epoque-stijl, de rest is vervangen door hoge dozen van grijs steen, marmer en glas, af en toe onderbroken door een groen hofje. In deze concentratie van Europese macht huizen de lobbykantoren van de bedrijven en belangengroepen die hun invloed op de Brusselse politiek willen uitoefenen. Op loopafstand van het Europees Parlement liggen de anoniem ogende kantoren van Apple, Microsoft en Google, net als de hoofdkwartieren van overkoepelende lobbyorganisaties als Digital Europe en Computer & Communications Industry Association (ccia).
De grote macht van de techbedrijven wat betreft regulering in Brussel ondermijnt de democratie, zegt Silva. ‘Je ziet dat je hier invloed kunt kopen. Organisaties die opkomen voor het algemeen belang hebben veel minder middelen en kunnen daarom moeilijker hun stem laten horen in het debat rond regulering.’
Aan de overkant van het Leopoldpark, dat grenst aan het Europees Parlement, staat het hoofdkantoor van Google. Een anoniem gebouw met een warm houten interieur. Werknemers in overhemden staan buiten te roken, aan hun broeken hangen tags met de bedrijfsnaam erop. Verderop, op een rotonde, staat een boom die Silva de lobbyboom noemt, gedoneerd door de lobbyistenvereniging, ter bevordering van de dialoog. Pal daarnaast zijn door een kunstenaar beelden neergezet van struisvogels met hun koppen in het zand.
Een stukje verder bij het parlementsgebouw vandaan zit het lobbykantoor van Facebook dat tot nu toe schandaal na schandaal overleefde. Al toen ceo Mark Zuckerberg het bedrijf nog vanuit zijn studentenkamertje runde, sms’te hij spottend over de ‘dumb fucks’ die hem met al hun data vertrouwden. Vanaf 2010 besloot hij zich slechts te richten op het bouwen van ‘een echt coole site’ en liet hij publieksrelaties over Sheryl Sandberg, voormalig McKinsey-consultant en vice-president van Google met een groot netwerk in Washington D.C., achterwege. Na het laatste drama – het uitlekken van de informatie waaruit blijkt dat Facebook deels verantwoordelijk te houden is voor de bestorming van het Capitool in Washington D.C. – is de naam veranderd in Meta. Vanwege het sterk gegroeide aantal lobbyisten moest er een groter kantoor komen. Zwarte tegels achter een groot, metalen hek.
Silva analyseerde door Big Tech gefinancierde denktanks en ngo’s voor haar oude werkgever, een van de weinige onderzoekscentra zonder financiering van techbedrijven. Zij en haar collega’s vonden veertien denktanks en ngo’s die door meerdere bedrijven uit de techsector werden gefinancierd. ‘De bedrijfsethiek en praktijk van deze organisaties varieert’, staat in dat rapport. ‘Maar sommige lijken een bijzonder actieve rol gespeeld te hebben in discussies rond de Digital Services Act door exclusieve of vertekende debatten te organiseren voor hun geldverstrekkers, of door bangmakende rapporten te publiceren.’

De techlobby die zich op de Europese wetgeving richt, huist niet alleen in Brussel. Het Center for Data Innovation (cdi) is een in de Verenigde Staten geregistreerde non-profitorganisatie die de ‘intersectie van data, technologie en beleid’ bestudeert en zichzelf beschrijft als ‘onafhankelijke denktank’, ‘een goed doel’ dat ‘niet voor commerciële belangen’ opkomt. In rapporten, commentaren en praatjes trekt de organisatie van leer tegen techregulering – zowel in de Verenigde Staten als in de Europese Unie. Volgens GroenLinks-Europarlementariër Kim van Sparrentak is de denktank tijdens panels nog feller tegen wetgeving dan de lobbyisten van techbedrijven zelf.
De denktank zegt op te komen voor ‘wetgeving die de sociale en economische voordelen van datagedreven innovatie vergroot’. Het cdi verzet zich daarom bijvoorbeeld tegen een verbod op gepersonaliseerde advertenties, omdat dat ‘precies het omgekeerde’ zou veroorzaken. ‘Ik ben bang dat we uit het oog verliezen wat de grote voordelen van zulke gerichte reclame zijn’, zegt beleidsanalist Benjamin Mueller in een videogesprek, zoals het idee dat gericht adverteren goedkoper is voor bedrijven, en klanten liever advertenties zien die ze aanspreken. De nadelen ervan, zoals de grote verzamelingen persoonlijke data die ervoor worden geanalyseerd en de kans dat het leidt tot politieke beïnvloeding, wuift hij weg. Organisaties en politici ter linkerzijde van het debat zagen graag een volledig verbod op zulke advertenties, omdat persoonlijke informatie van gebruikers zonder toestemming wordt verzameld en verkocht.
In een online panel dat het cdi afgelopen winter organiseerde, hakken experts een uur lang in op een mogelijk verbod. Het publiek krijgt niet te horen dat vier van de zes aanwezigen voor organisaties werken die mede gefinancierd worden door Google en Facebook. De overige twee komen op voor de reclame-industrie en de Poolse industrie. Voorstanders van een verbod zijn er niet. Rond dezelfde tijd publiceerde de organisatie een rapport waarin ze waarschuwt voor de gevolgen van ingrijpende regulering. Een verbod op persoonlijke advertenties zou adverteerders tussen de zestien en 37 miljard euro kunnen kosten. Op het eerste gezicht een onafhankelijk onderzoek, maar onderaan bedanken de auteurs Google voor het ‘verstrekken van royale steun’.
De denktank is onderdeel van de Information Technology & Innovation Foundation (itif), een Amerikaanse stichting waarvan het bestuur voor bijna de helft uit lobbyisten van techbedrijven bestaat. Deze stichting is in 2006 opgericht door leden van de Information Technology Industry Council (itic), een branchevereniging in de Verenigde Staten. Dat staat op de website van de vereniging, die op haar beurt weer bestaat uit de grootste internet-, data- en telecombedrijven, waaronder Google, Facebook, Amazon en Apple.
Moederorganisatie itif krijgt ook geld uit een ultra-rechts Amerikaans netwerk dat gebrand is op deregulering van vrijwel elke industriële sector. Uit Amerikaanse belastingpapieren over 2018 en 2019 blijkt dat de libertarische Charles Koch Foundation 290.000 dollar gaf. Die stichting vormt een van de tentakels van de ‘Kochtopus’, de bijnaam van het machtige netwerk van libertarische stichtingen, denktanks en belangengroepen in de Verenigde Staten, genoemd naar de gebroeders en oliemiljardairs Charles en de inmiddels overleden David Koch, die aan de wieg van deze beweging stonden. Het netwerk is sinds de jaren tachtig verantwoordelijk voor het financieren en opzetten van grootschalige campagnes om de realiteit van klimaatverandering te ontkennen.
De relatie tussen de Kochtopus en Silicon Valley-bedrijven is bekend in de VS, maar dat een organisatie die geld krijgt van beide partijen zich nu op Brussel werpt, is nieuw. Kir Nuthi, net begonnen als beleidsanalist bij het Center for Data Innovation, lacht zenuwachtig bij vragen over de libertarische financiële banden. ‘Charles Koch heeft zowel goede dingen gedaan als dingen waarmee hij in de penarie is gekomen’, zegt ze. De denktank zegt geen instrument van de Koch Foundation te zijn. Nuthi, een Amerikaanse met een loopbaan in diverse libertaire organisaties, waaronder het Charles Koch Institute, woont momenteel nog in de Verenigde Staten maar verhuist binnenkort naar Londen en zal zich vanuit daar op Europese regulering storten. Voordat ze bij het cdi kwam, werkte ze voor NetChoice, een lobbyorganisatie van telecom- en internetbedrijven die zich online profileert als de ‘meest agressieve lobbyaanwezigheid in Washington’.
De banden met de techindustrie vermeldt de organisatie niet in het Europese transparantieregister, waar belangenclubs in Brussel inzicht moeten geven in hun financiën. Hoewel het cdi schrijft dat het ‘geen commerciële belangen’ heeft, valt er niet in te lezen dat de denktank en haar moederorganisatie geld krijgen van een scala van techbedrijven, waaronder Facebook, Google, Apple en Uber. Wel verwijst de denktank naar een lijst donateurs op de website van de moederorganisatie, maar daar is geen transparantie over betaalde bedragen. De denktank zegt dat het bij Google en Facebook om summiere bedragen gaat, maar wil verder geen duidelijkheid verschaffen. Corporate Europe Observatory diende om het gebrek aan transparantie een klacht in bij het transparantieregister: het cdi zou de banden met de industrie actief verzwijgen. Inmiddels is het register aangepast en vermeldt de organisatie dat ze een miljoen euro van Amazon kreeg.
‘Deze bedrijven bemoeien zich niet met onze dagelijkse activiteiten. Wij vinden niet wat we vinden omdat we geld krijgen van deze bedrijven’, reageert cdi-beleidsanalist Benjamin Mueller daarop. ‘Het zit precies andersom. Wij vinden wat we vinden en daarom krijgen we geld.’
De namen van de anonieme bronnen in dit stuk zijn bij de redactie bekend. Zie groene.nl voor een onderzoeksverantwoording