Danton blijft beweren dat het Robespierre-kamp hem niet voor het volksgerecht gaat slepen omdat ‘ze’ dat niet durven. Uit die boude bewering klinkt ongeloof over het naderend einde van de vriendschap. Robespierre is dan al ver heen. Terwijl Danton terugblikt op de zwartste nachtmerries van de revolutie als op ‘zelfverdediging’ gidst Robespierre zichzelf met een ‘angstaanjagende strengheid’ naar een ‘afschuwwekkende hardheid’: ‘Ik weet niet wat in mij het andere voorliegt’, zo luidt zijn antwoord op de klemmende vraag die Danton hem voor de voeten werpt: ‘Is er dan niets in jou, dat jou af en toe heel zacht toefluistert: Je liegt! Je liegt!’ Dat is een prachtige, existentiële vraag die vrienden elkaar kunnen en mogen stellen. Robespierre liegt inderdaad en zijn liegen is bijbels, nieuwtestamentisch. Danton heeft de revolutionairen tot zondaren gemaakt en Robespierre gaat nu al die zonden op zich nemen. Gijs Scholten van Aschat verzint er een kokette pose bij: Christus aan het kruis. Het is een raar zooitje ongelovige genotzoekers bij elkaar. Als de dromen van Danton in duigen vallen, laat Hans Kesting zijn titelfiguur in een snotterig huilen uitbarsten. Dat leidt enorm af. Zeker, regisseur Johan Simons had beloofd dat er in deze versie van Dantonsdood veel ruimte is voor de persoonlijke kant van ‘de mens in opstand’. Maar als Halina Reijn in een van haar vele vrouwenrollen plots Albert Camus’ vertoog over de nee-zeggende mens begint te citeren, waarom moet ze dan na een paar regels wenend afhollen?

Dat Halina Reijn Dantons levenspartner Julie én die van geestverwant Desmoulins, Lucille, speelt, en ook nog de mooie scène van de hoer Marion voor haar rekening neemt – dat maakt haar tot sterk één-vrouw-koor-commentator. Dat ze ook nog Robespierre’s alter ego, de steile jurist St. Just moet spelen, dat is een brug te ver en een vreemde knik in de regie, waardoor het mooie spelbouwwerk van Halina Reijn geen stand houdt. In die rol van St. Just had Frieda Pittoors moeten staan. Toen ik de tweede keer ging kijken, een kleine week na de laatste try-out, leek het tempo overigens hoger, althans de energie in het spel opgekrikt. Zoiets kan deze Dantons dood ook goed gebruiken.

Dat Adelheid Roosen via De oversteek honderd burgers, die de schouwburg meestal alleen kennen als passerende fietsers, halverwege de avond dit vluchthonk laat bezetten, dwingt op aangenaam schurende wijze tot een aanwezigheid van de toneelspelers die niet in louter Untergang-des-Abendlandes-depressie of dramaturgische gewichtigdoenerij blijft hangen. Johan Simons’ dramaturgen hadden trouwens wel minder slim en overijverig mogen snoeien in het origineel en ook minder nieuwe teksten moeten aanslepen. Als Simons ons vanuit zijn verlichte ivoren thuisbasis in de Beierse hoofdstad zo nodig wil confronteren met ‘moeilijk toneel’, zoals hij zegt, dan mag hij best dichter in de buurt blijven van de dramatische stof die híj per slot voor ons heeft uitgekozen. We mogen dan in Nederland fors achterlopen op de Deutsche Bildung, achterlijk zijn we nog altijd niet.

Dantons dood door Toneelgroep Amsterdam is op reis door Nederland en in de standplaats Amsterdam te zien t/m 13 april