Iedereen op Twitter waant zichzelf een gevatte moppentapper met scherp commentaar op de actualiteit. Maar sommige twitteraars zijn net iets scherper, geestiger en relevanter dan de rest. Iemand als Karl Sharro (44) bijvoorbeeld, aka @KarlRemarks, een Libanese architect die werkt bij een florerend architectenbureau in Londen en tussen de bedrijven door een vloed van geinige tekstjes op Twitter loslaat. Twee onderwerpen bepalen de hoofdmoot van zijn satirisch commentaar: de politieke en maatschappelijke ontwikkelingen in de Arabische wereld, en de westerse (lees:oriëntalistische) blik op het Midden-Oosten. Naast zijn tweets schrijft hij op zijn site ook satirisch werk van de langere adem dat hij opsiert met zelfgemaakte cartoons en fotocollages.

Niemand ontkomt aan Sharro’s ontregelende humor. Niet de westerse journalistiek die de dynamiek in het Midden-Oosten graag versimpelt met stereotypen en sweeping statements, en niet de Arabische wereld waar de wrede, absurde werkelijkheid van alledag schreeuwt om wat comic relief. Het heeft hem inmiddels een grote schare volgers opgeleverd in het Westen en in de Arabische wereld. Vooral zijn satirische teksten over het jihadistische milieu hebben hem in de kijker van een groot publiek gespeeld.

Een vroeg satirisch werk van Sharro over jihadisten dateert uit 2013. Toen meldden Amerikaanse veiligheidsdiensten dat ze een conference call hadden onderschept tussen 22 hooggeplaatste al-Qaeda-leden. Sharro schreef het gesprek tussen de al-Qaeda-bobo’s uit – ‘Ring ring, ring ring’ – en zorgde zo voor de nodige relativering van iets wat uiteindelijk vooral Amerikaanse bangmakerij bleek te zijn. Het artikel deed Sharro nog even in een kleine controverse belanden toen New York Magazine een dag later ook op het idee kwam om de conference call uit te schrijven. Plagiaat, volgens de diehard-fans van Sharro.

AFGELOPEN ZOMER had Sharro weer succes met een satire op het jihadisme. Leider van Islamitische Staat Abu Bakr Al-Baghdadi had net zijn kalifaat uitgeroepen, maar anders dan hij had gehoopt zwoer niet iedereen direct trouw aan de nieuwbakken kalief. Reden voor Al-Baghdadi om eens een goed gesprek te voeren met zijn psychiater. ‘This is so complicated, what did I get into? Did I do the right thing?’

Ook zijn cartoonfiguren Abu A. en Abu B. nemen het jihadisme op een geestige manier op de hak. De inwisselbare figuurtjes zijn een fijn antidotum tegen de religieuze haarkloverij van de jihadisten en hun belachelijk streven om een geïdealiseerd verleden te herstellen.

In een jubelend stuk in The Wall Street Journal werd Sharro een ‘instituut’ genoemd en een zeldzaam geluid in een (Arabische) wereld waar zelfkritiek vaak wordt vermeden.

'Op een vreemde manier vraagt deze tijd in de Arabische wereld juist om satire en humor'

‘Het is scherp, geestig, en erg hedendaags’, zei journaliste Rania Abouzeid (The New Yorker) over Sharro’s werk. ‘Het is kritisch zonder beledigend te worden – dat is een moeilijke balans om te bewaren.’

Sinds afgelopen januari heeft Sharro zich ook ontpopt als een felle verdediger van de vrijheid van meningsuiting. Het verontrustte hem hoe na de moordaanslag op Charlie Hebdo sommige westerse intellectuelen niet pal stonden voor Charlie Hebdo’s vrijheid van meningsuiting en meer tijd staken in hun kritiek op Charlie Hebdo’s vermeende kruistocht tegen minderheden die het al zwaar hebben.

‘Ik vind het erg teleurstellend dat linkse intellectuelen in het Westen zich niet sterker committeren aan de vrijheid van meningsuiting’, zegt Sharro in een telefonisch gesprek. ‘Ik kan mij die houding niet veroorloven. Ik weet hoe het is als mensen hun mening niet kunnen uiten. Ik heb mensen gekend die gemarteld en gedood zijn vanwege hun mening.’

SHARRO WERD geboren in Zahle, Libanon, een stadje aan de grens met Syrië. Vanwege zijn achtergrond – zijn moeder is Iraaks – maakte hij van nabij veel van het tumult mee dat zijn geboorteland en de landen eromheen in de greep hield. In Libanon woedde van 1975 tot 1990 een burgeroorlog, Syrië werd de keel afgeknepen door de presidentiële familie Assad, en het geboorteland van zijn moeder, Irak, werd geregeerd door de oorlogszuchtige tiran Saddam Hoessein. Vrijheid van meningsuiting was een schaars goed. Veel van zijn vrienden die voor meer democratie ijverden werden volgens Sharro gemarteld en gevangen genomen. Zijn familie in Irak had nog veel minder bewegingsvrijheid.

Sharro: ‘Als je in deze omstandigheden opgroeit, dan ontwikkel je een zwart gevoel voor humor. Het is ook een indirecte vorm van humor, omdat je niet alles kunt zeggen wat je wilt. Het is een manier om weer wat controle terug te krijgen over je leven. Je maakt grappen omdat je in het dagelijkse leven geen echte zeggenschap hebt.’

Die onvrijheid scherpte ook Sharro’s opmerkzaamheid voor absurditeiten. In een tragikomisch stuk voor Syria Deeply geeft hij daar een sterk voorbeeld van. Begin jaren negentig stapte Sharro in een overvolle taxi die hem naar Damascus moest brengen. Een van de medepassagiers was een Syrische professor met een [comb over](https://www.google.nl/search?q=comb+over&source=lnms&tbm=isch&sa=X&ei=rlhCVeiMFcPxUoqgPgP&ved=0CAcQAUoAQ&biw=1745&bih=890). Voordat de taxichauffeur aan de reis begon, vroeg hij de professor of hij misschien nog wat bananen wilde kopen. Nee, antwoordde de professor. Er was volgens hem geen tekort aan bananen meer in Syrië. Daarna barstte de professor los in een loftuiting op de Syrische president Hafez al-Assad: ‘Moge God de president beschermen. Hij weet wat het Syrische volk wil. Hij zag dat het Syrische volk bananen wilde, dus bezorgde hij hun bananen.’

Sharro beheerst het talent om te bekritiseren zonder te beledigen

De professor is ongetwijfeld een intelligente man met kritische gedachten over de Syrische president. Maar de dreiging van repressie laat hem alleen ruimte voor hoogdravende leugens. Die afstand tussen het intellect van de professor en de banaliteiten die hij spuit, is hilarisch en dieptragisch. Sharro’s kracht is dat hij met dit voorbeeld laat zien hoe vernederend beknotting van vrijheid uiteindelijk is. Het is grappig, maar eigenlijk is het helemaal niet grappig.

In 2002 emigreerde Sharro naar Londen om er stedenbouw te studeren. Rond 2007 startte hij een blog waar hij voornamelijk serieuze analyses van de politieke en culturele ontwikkelingen in de Arabische wereld publiceerde. Pas met de komst van Twitter begon hij zich meer satirisch commentaar te veroorloven. Dat werd sterker met het begin van de Arabische lente. Plotseling werd er dagelijks bericht over de Arabische wereld. Sharro wond zich op over bepaalde prominente westerse commentatoren en journalisten die het Midden-Oosten en Noord-Afrika afschilderden als gebieden die nog altijd in de greep zijn van eeuwenoude sektarische rivaliteiten. Alsof westers interventionisme, kolonialisme en contemporaine politiek geen rol speelden.

Sharro: ‘De eerste commentator waar ik over schreef was NYT-columnist Thomas Friedman. Het is gek, hij heeft in het Midden-Oosten geleefd, hij zou moeten weten wat voor een complex gebied het is. Maar elke keer als hij een column schrijft, dan moet hij altijd op de proppen komen met EEN GROTE OPLOSSING voor alle problemen die het Midden-Oosten plagen. Het is behoorlijk arrogant om te denken dat je met vijfhonderd woorden tot zulke oplossingen kunt komen.

Iemand anders op wie ik het gemunt had was Robert Fisk. Hij heeft ook in het Midden-Oosten gewoond en kent het erg goed. Maar hij moet alles wat daar gebeurt in een groot historisch kader plaatsen. Alles heeft volgens hem wortels in gebeurtenissen van eeuwen geleden. Dat voedt een gevoel van fatalisme. Alsof er geen verandering mogelijk is omdat mensen historisch bepaald zijn om op een bepaalde manier te reageren.

Ik probeer die westerse journalisten en commentatoren te bekritiseren door hun houding, ideeën tot in het absurde door te voeren. Dat kan door omkering. Zo schreef ik bijvoorbeeld een stuk over de Russische inmenging in Oekraïne. Ik beschreef het conflict volledig in historische termen, als de laatste ontwikkeling in een religieuze stammenstrijd die al ik weet niet hoe lang gaande is.’

Sharro’s satirisch werk komt goed aan in het Westen. Vooral het journaille zelf wordt graag door hem gekastijd. Zijn beschrijving van de kifeyeh dragende stoere westerse journalist die als een hedendaagse Lawrence of Arabia door het Midden-Oosten raast, werd driftig aanbevolen en gedeeld door journalisten die zelf verdacht veel weg hadden van het beschreven type.

Maar hij geniet ook veel succes in de Arabische wereld. Daar smullen ze van zijn herkenbare beschrijvingen. Zoals zijn satire op de linkse krachten in de Arabische wereld die zijn blijven hangen in gedateerde dromen over Arabische eenheid en broederschap. Maar ook zijn artikel over complotdenken in de Arabische wereld is een hit onder zijn Arabische volgers omdat het op geestige wijze een pijnlijke werkelijkheid blootlegt.

SHARRO KAN twee verklaringen bedenken voor zijn succes in de Arabische wereld. De eerste is dat hij nooit cynisch is. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan, gezien de rampen en tragedies die op de Arabische lente zijn gevolgd. Desondanks is defaitisme geen optie voor Sharro: ‘Op een vreemde manier is deze tijd in de Arabische wereld juist geschikt voor satire en humor. Serieuze, ernstige stukken over de Arabische wereld kunnen weinig uitrichten omdat de situatie al zo ernstig is. Satire is voor mij de enige manier om nog iets positiefs te kunnen bijdragen.’

Een andere reden is zijn talent om te bekritiseren zonder te beledigen. Een moeilijke balanceeract die hij perfect beheerst volgens de journaliste Rania Abouzeid. Dat wordt het sterkst duidelijk in zijn satire op de jihadisten. Bij Sharro schiet dit nooit door in een kritiek of satire op de islam en moslims in het algemeen. Sharro: ‘Ik blijf niet per se weg van religie. Ik kan daar ook bijtend over zijn. Maar in het geval van jihadisten heeft het niet zo veel zin om de islam in het algemeen aan te vallen. Ik ken veel moslims die veel hebben aan de islam en er waardevolle dingen uit halen. Dan bekritiseer ik liever het idee dat jihadisten hebben van de islam dan dat ik iets zeg over de islam in zijn algemeenheid. Daarmee zou ik ook mijn doel voorbij schieten.’

Maar deze persoonlijke afweging laat voor Sharro onverlet dat anderen de volledige vrijheid mogen genieten om te zeggen, schrijven en te tekenen wat ze willen. Sharro: ‘Om de vrijheid van meningsuiting geldig en geloofwaardig te houden moet hij voor iedereen gelden. Als er restricties op komen, dan geef je eigenlijk de staat het recht om te bepalen wat er wel of niet gezegd mag worden. Je wilt niet in die situatie terechtkomen. Ik heb meegemaakt wat er kan gebeuren als de staat die grenzen begint te bepalen. Vrienden en familie hebben hun leven gegeven om onder zo’n politiestaat uit te komen.’

Alles wil Sharro relativeren – radicale islam, westerse journalistiek – behalve de vrijheid van meningsuiting. Het klinkt ook door in zijn stem. Die klinkt geagiteerd bij dit onderwerp. Ronduit geëergerd is hij over de schrijvers die deze week afstand namen van PEN America dat de vrijheid van meningsuiting wilde eren door een prijs aan Charlie Hebdo toe te kennen. De schrijvers vonden het te ver gaan om een prijs toe te kennen aan een blad dat zich schuldig maakt aan ‘culturele intolerantie’.

Sharro: ‘Ik denk dat de schrijvers het punt dat de prijs probeert te maken volledig missen. Wat deze schrijvers eigenlijk zeggen is dat we eerst de opinies van mensen moeten toetsen voordat we hun het recht op vrijheid van meningsuiting toekennen. Maar de prijs is geen goedkeuring van Charlie Hebdo’s opinies. De prijs symboliseert solidairiteit met de vrijheid van meningsuiting.

Daarnaast, we hebben het hier over moord. En toch aarzelen deze schrijvers om zich achter de vrijheid van meningsuiting te scharen omdat ze zich ongemakkelijk voelen bij dit blad. Deze schrijvers vinden bepaalde gevoeligheden belangrijker dan het principe dat alle meningen vrij moeten zijn. Zij proberen Charlie Hebdo te plaatsen in het frame van macht, Charlie Hebdo zou zogenaamd naar beneden trappen, naar een al gemarginaliseerde islamitische minderheid. Dat is echt te stom voor woorden. Daarmee zeggen ze eigenlijk dat moslims de vrijheid van meningsuiting niet aankunnen, dat ze daartegen beschermd moeten worden.

Natuurlijk hebben de schrijvers het recht om zo te reageren, maar volgens mij creëren ze een gevaarlijk precedent. Als we alleen de vrijheid van meningsuiting steunen van organisaties of schrijvers waar we het mee eens zijn, dan is het einde zoek.’


Beeld: Karl Sharro (Francesca Leonardi/Internaz/Flickr.com)