
Drie aspirant-agenten rollen hun schouders los. Ze staan elk tegenover het silhouet van een mannetje met een hoed dat een wapen op hen richt. De mannetjes zijn voorgedrukt op brede stroken papier en zitten vol kogelgaten. Vooral in borst en benen, bij een enkeling ook in het hoofd. Dat laatste is niet de bedoeling, verkondigt schietinstructeur Evert met galmende stem. ‘Dames en heren, aanhoudingsvuur is op de benen, alleen noodweervuur is op de borst. En niet hoger dan dat.’ De aspiranten, twee vrouwen en een man, hebben er in deze les al een paar schietrondes met het dienstpistool op zitten. Op verschillende afstanden van het doel. Achterwaarts lopend. Geknield. Vanachter een muurtje. Nu volgt de laatste ronde.
‘Je staat een toerist te woord die de weg vraagt’, galmt Evert. Zijn studenten brabbelen wat en wijzen naar een denkbeeldige straat. ‘Vuur!’ Binnen de vereiste twee seconden trekken ze hun wapen en vuren op het mannetje.
Het is begin maart, nog voor de eerste coronabeperkingen. Everts studenten volgen de basispolitieopleiding aan de Politieacademie in Den Haag. Ze dragen het politie-uniform, maar zijn nog geen agent. Bang om straks als agent tegen een wapen aan te lopen zijn ze niet. ‘Met angst kun je je werk niet goed doen.’ Maar ze zijn niet naïef. ‘We komen uit Rotterdam. Kinderen van twaalf lopen bij ons met messen. We weten wat er speelt. Dat wisten we ook toen we ons aanmeldden.’
‘Alleen maar statisch kunnen schieten is niet meer genoeg als je tegenwoordig als agent de straat op gaat’, vertelt docent Evert na afloop van de training. Tegenwoordig kan het zomaar gebeuren dat je iemand de weg wijst en er opeens een gewapende persoon opdoemt. Een terrorist. Een huurmoordenaar bezig met een afrekening. Of zomaar iemand die het op je heeft voorzien. ‘Die kans was behoorlijk klein toen ik zelf mijn opleiding deed.’
Hij zit al ruim veertig jaar in het vak, was agent en rechercheur en behoort tot de generatie oudere dienders die richting pensioen gaat. Voor de gemiddelde agent is het vak de laatste jaren zwaarder en gevaarlijker geworden, meent hij. Kijk alleen maar naar het geweld waarmee tegenwoordig veel aanhoudingen gepaard gaan. Dat doen agenten volgens hem niet voor de lol. ‘Het gezag van de politie is minder vanzelfsprekend geworden. Mensen tonen meer agressie dan vroeger.’
Elders in het pand van de Haagse Politieacademie geeft docent Luuk Migchielsen les aan een groep die net met de basispolitieopleiding is begonnen. Op het programma staat het overmeesteren van een verdachte die zich tegen aanhouding verzet. Migchielsen legt uit: eerst de-escaleren door te roepen dat geweld zal worden gebruikt als de verdachte niet meewerkt. Helpt dat niet, dan volgt het overmeesteren – ‘fixeren’ in politietaal.
‘Kom op, trek desnoods aan die haren.’ Twee studenten proberen een vrouwelijke studiegenoot onder controle te krijgen. Ze hebben haar armen te pakken en drukken haar tegen de grond; ze blijft wild spartelen. Pas als er een knie in haar rug wordt geplaatst, lukt het om de handboeien om te doen. ‘Als het niet anders kan mag je best een beetje gemeen zijn. Denk maar niet dat ze jullie zullen sparen als ze proberen weg te komen’, roept Migchielsen.
Hij draait al twaalf jaar mee op de Politieacademie en gaat nog lang niet met pensioen. De lessen in geweldsbeheersing zijn populair bij de studenten. Het verbaast hem niet. ‘Ze beseffen wat er op ze af gaat komen als ze straks de straat op gaan. Het geweld tegen de politie is sterk toegenomen sinds ik hier werk.’
De cijfers geven hem gelijk: vorig jaar kregen 94 agenten zwaar vuurwerk naar zich gegooid, tegenover zestien in 2018. In dat jaar kregen 25 politieagenten te maken met zware mishandeling, vorig jaar waren dat er 51. Agressie van verwarde personen jegens agenten nam toe van 636 naar 790 gevallen. In totaal werden 10.624 gevallen van ‘geweld tegen politieambtenaren’ geregistreerd. De Nationale Politie telt ruim 61.000 medewerkers, van wie vijftigduizend ‘operationele’ agenten.
De Nationale Politie is bezig met een ingrijpende operatie. Een wisseling van de wacht die de vergrijzing van het korps een halt moet toeroepen. Tot 2025 zwaaien duizenden ervaren agenten af, meer dan de helft door pensioen. Het gaat om veertienduizend fulltime banen (fte). Niet alleen die hoge uitstroom moet worden goedgemaakt, er zijn ook extra agenten nodig omdat de politie-inzet almaar toeneemt. Voor beveiligingstaken bijvoorbeeld, en voor het aanpakken van de toenemende drugscriminaliteit. Volgens de politie moeten de komende vijf jaar vijftienduizend (fte) nieuwe agenten worden opgeleid. De nieuwelingen zijn voor het overgrote deel jong, tussen de achttien en 25 jaar, al zijn er ook zij-instromers die wat ouder zijn.
De nieuwe agenten gaan aan de slag in een roerige samenleving die sterk is veranderd in vergelijking met veertig jaar geleden. Meer mensen dicht op elkaar, meer mondigheid, meer sociale spanningen, minder acceptatie van gezag. De lontjes zijn korter, de criminelen harder.
Maar eerst moeten ze de ‘basisopleiding politie’ voltooien. Die wordt gegeven op zeven locaties van de Politieacademie, verspreid over Nederland. Om te zien hoe de nieuwe generatie aspirant-agenten wordt klaargestoomd om te dienen in die verharde samenleving, was ik een week te gast bij de academies in Den Haag en Drachten.

Na de geweldstraining van Migchielsen blaast een groepje studenten even uit. Zien ze het zitten, straks op straat iemand aanhouden die weigert mee te werken? ‘Geen punt’, zegt Ramy (24). Hij moet vooral wennen aan het ‘volkomen nieuwe leven’ van agent zijn. ‘Dat leer je niet uit een boekje.’ Niet meer je blik kunnen afwenden als je in de tram naar huis ziet dat een paar jongens niet inchecken. ‘Je moet dan iets doen, anders is het plichtsverzuim.’ Dat geldt ook voor medestudent Jaynee Habib (20). ‘Je moet echt een andere levenshouding aannemen. Niet meer door rood lopen en zo. Ik word elke ochtend wakker met het idee: er is iets veranderd.’
Vrijwel alle studenten vinden de verandering van een gewoon leven naar een ‘blauw’ leven zwaar, vertelt Jos de Blauw. Hij is teamchef (hoofdinspecteur) en leidt de basisopleiding aan de Politieacademie in Den Haag. Onder De Blauws leiding worden hier 26 klassen opgeleid. Van de zeshonderd studenten is steeds de helft op de academie. De andere helft draait mee in de praktijk en gaat de straat op onder begeleiding van ervaren agenten.
‘Alles wat ze doen ligt onder een vergrootglas. Integriteit is heel belangrijk’, vertelt hij. De eerste week krijgen ze een telefoon van de baas. Je kunt alles natrekken op die telefoon, maar dat mag niet zomaar. Even checken van wie die mooie auto is of de antecedenten van het nieuwe vriendje van je zus, en je hebt een probleem. ‘Alles wordt gelogd, dus je komt er niet mee weg.’ Ook liegen over je verleden, over drugsgebruik, foute vrienden of over een werkstuk dat je niet zelf hebt geschreven betekent op de Politieacademie dat je je biezen kunt pakken.
Vroeger werd niet zo moeilijk gedaan, vertelt De Blauw. Het gebeurde geregeld dat een collega op het bureau even zijn nieuwe buurman door het systeem haalde. Nu is de mentaliteit veel strakker. ‘Tegenwoordig besteden we veel aandacht aan de vorming van onze studenten. Ze komen binnen als burgers, we leveren ze drie jaar later af als agenten.’
Toen hij 43 jaar geleden de basisopleiding deed duurde die maar een jaar. ‘Daarna gingen we meteen aan het werk op het bureau. Ik had het gevoel dat ik nog van niks wist.’ Als je de pech had om ergens terecht te komen waar ze het wat minder nauw namen met de regels, kreeg je weinig integriteit in je donder. Schietinstructeur Evert werkte na zijn opleiding onder meer bij het beruchte bureau Warmoesstraat in Amsterdam, waar agenten werden veroordeeld voor corruptie. ‘Daar gebeurden dingen die niet konden. We moeten onze studenten moreel sterk maken in de opleiding om te voorkomen dat ze afglijden.’
Zeker nu, met de groei van de georganiseerde criminaliteit, ligt corruptie op de loer. In 2018 draaide de Rijksrecherche 65 onderzoeken naar lek- en corruptiezaken. Een record. ‘Vorming’ is de eerste verdedigingslinie tegen de verlokking van het grote geld, meent ook teamchef en hoofdinspecteur Janca Pennekamp in Drachten. ‘Veel van onze studenten beseffen niet meteen in welke rol ze terechtkomen als politieman of -vrouw.’ Het is een punt dat ook andere docenten maken. ‘Ze moeten zich eerst vormen als agent voordat we ze de wildernis in sturen’, zegt een collega in Den Haag.
De academie ontvangt geregeld delegaties van buitenlandse politiekorpsen, vertelt De Blauw. ‘Ze willen zien hoe wij onze dienders vormen.’ Dicht bij de mensen staan, de-escalerend werken, de afwisseling van leren op de academie en op straat. In de VS, bijvoorbeeld, waar na de dood van de Afro-Amerikaanse burger George Floyd door politiemishandeling keihard werd opgetreden tegen relschoppers én tegen vreedzame demonstranten, heeft de politieopleiding weinig om het lijf. In veel staten beslaat die slechts vier tot zes maanden. Een gedegen vorming van aspirant-agenten tot dienaars van de wet én de samenleving is in zo’n korte tijd nauwelijks mogelijk.
De basispolitieopleiding (op niveau mbo-3 of mbo-4) duurt drie jaar. In januari start een vernieuwde basisopleiding geënt op de huidige, alleen neemt die dan nog maar twee jaar in beslag – de nood om agenten af te leveren is hoog.
Ondanks de toegenomen wervingsdruk is de selectie nog steeds streng. Slechts één op de dertien aanmelders wordt aangenomen. Tijdens de opleiding valt nog eens twintig procent af – soms om integriteitsredenen, vaker omdat ze drie keer zakken voor examens, die op de academie ‘proeven’ worden genoemd.
De studiegids toont een taaie structuur van ‘kerntaken’, ‘leerlijnen’ en ‘competenties’. Het komt neer op drie jaar lang duaal leren; afwisselend in de veilige omgeving van de academie en de hectiek van een operationeel politieteam. Wat de opleiding bijzonder maakt is dat alle studenten al een baan hebben. Ze zijn als aspirant-agenten geplaatst bij specifieke bureaus waar ze de praktijkgedeelten van de opleiding doen. De lessen op de academie volgen ze in uniform.
De leerstof is opgedeeld in vijf kerntaken. ‘Handhaving’ en ‘noodhulp’ (reageren op 112-meldingen) zijn de omvangrijkste. Ook ‘intake’, onder meer het opnemen van aangiften, ‘opsporing’ (alleen bij kleine zaken) en ‘signaleren en adviseren’ (voorkomen van criminaliteit en overlast) zijn kerntaken. Daarbinnen trainen de aspiranten allerlei situaties. Een buurtonderzoek doen; iemand benaderen die een mes op zak heeft en geen Nederlands spreekt; een slachtoffer reanimeren terwijl dronken omstanders rotzooi trappen. De combinaties zijn eindeloos.
Jarenlang werd bezuinigd op het politieapparaat, ook op de opleidingen. Docenten vertellen hoe werd beknibbeld op hun lesuren en dat veel minder studenten werden opgeleid dan het korps nodig had. Eind 2017 werd duidelijk dat de academie vijf jaar lang zo weinig agenten had mogen afleveren dat een groot tekort dreigde.
Het opleiden van vijftienduizend nieuwe agenten is een gigantische klus, zeker nu dat onder druk gebeurt. Er is extra geld voor nieuwe docenten, maar inwerken kost tijd; een paar maanden bij de een, een half jaar bij de ander. Eind vorig jaar kwam er een zevende locatie voor de basisopleiding bij, in Den Dolder, maar die is pas in 2024 volledig operationeel; tot die tijd vindt extra onderwijs plaats in Leusden, in noodgebouwen.

Wie de Politieacademie in Drachten betreedt wordt begroet door Artikel 1 van de Grondwet, in grote letters afgedrukt op de muur tegenover de ingang. ‘Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld.’ Hier hebben vierhonderd studenten les, van wie de helft buitengaats, bij de eenheid.
De basisopleiding in Drachten wordt geleid door teamchef Janca Pennekamp. In de jaren tachtig baarde ze nog lokaal opzien toen ze de eerste vrouwelijke brigadier bij de gemeentepolitie in Laren werd. ‘Bij kleine korpsen was dat nog niet zo gewoon.’ Inmiddels maken vrouwen bijna 29 procent van de Nationale Politie uit en zijn ze met 42 procent vertegenwoordigd in de strategische top. ‘Maar’, zegt ze, ‘op het gebied van diversiteit hebben we nog wel een slag te maken.’
Nederlanders met een niet-westerse achtergrond zijn binnen het korps nog altijd ondervertegenwoordigd. De veertienduizend afzwaaiende agenten zijn overwegend witte mannen. Dat biedt kansen om het korps gekleurder te maken, zou je denken.
‘Het korps is te wit’, zei korpschef Erik Akerboom in 2017. Hij benadrukte dat de politie de verbinding met een deel van de samenleving dreigde te verliezen. ‘Ik wil een politie die beter hoort en snapt wat er in een multiculturele wijk gebeurt’, zei Akerboom destijds. Eerder deze maand nam hij afscheid als korpschef, en zo te zien is het hem niet gelukt om veel kleur in het korps te brengen. Op de academie in Den Haag en Drachten lopen op het eerste gezicht weinig studenten uit niet-westerse culturen rond.
‘We krijgen in Den Haag heel weinig allochtonen binnen op dit moment’, zegt De Blauw. Onlangs was hij bij de beëdiging van zestig nieuwelingen tot aspirant-agent. ‘Daar zat maar één allochtoon tussen.’ Hij zegt er meteen bij dat hij het verkeerd gezien kan hebben, want hij kan op niets anders bogen dan op eigen waarneming. Alleen tijdens de werving wordt tijdelijk geregistreerd of iemand een niet-westerse achtergrond heeft. Daarna mag het niet meer, niet op de Politieacademie en niet tijdens iemands verdere loopbaan.
De werving en selectie van studenten wordt verzorgd door de afdeling In-, Door- en Uitstroom (idu), die losstaat van de Politieacademie. Kijk je naar de wervingscijfers, dan zie je dat de instroom van aspiranten met een niet-westerse achtergrond blijft steken op dertien procent, terwijl de tmsa-groep waar idu zich op richt (Turkse, Marokkaanse, Surinaamse en Antilliaanse Nederlanders) 22 procent van de bevolking uitmaakt.
Op zich is werken bij de politie voor veel jongeren aantrekkelijk. Als je door de selectie komt heb je gegarandeerd een baan. De politie betaalt je opleiding en je krijgt al meteen salaris. Je krijgt gelegenheid te studeren naast je werk, er zijn volop carrièremogelijkheden. Zwaai je af, dan heb je in elk geval een opleiding op zak die aansluit op het regulier onderwijs. Toch zijn het vooral autochtone jongeren die zich melden.
In een in 2017 verschenen rapport van idu staat dat een vijfde van de tmsa-jongeren ‘van mening is dat de politie etnisch profileert en discrimineert’. Berichten over witte agenten die collega’s en verdachten racistisch bejegenen, zoals gebeurde op het Haagse bureau Hoefkade, zijn onuitwisbaar.
Emma Ruiter (29) en Myrle Geling (20) volgen de basisopleiding in Drachten. In hun klas zitten aardig wat vrouwen, maar geen studenten met een niet-westerse achtergrond. Ze zijn allebei bij de politie gekomen omdat ze werden geënthousiasmeerd door mensen in hun persoonlijke kring. Emma liep een dag mee met haar man die ook bij de politie werkt, en wist: dit wil ik. De sfeer van de opleiding vinden ze open en tolerant. ‘Het zal altijd wel zo zijn dat er meer mannen dan vrouwen bij de politie zitten’, zegt Myrle, ‘maar ik voel me hier op mijn plaats.’ Emma en Myrle worden in hun keuze gesteund door hun sociale omgeving. ‘Misschien is dat bij allochtonen minder. Dan lijkt het me best moeilijk om door te zetten.’
Wat opvalt: op de academies in Drachten en Den Haag wordt het witte karakter van de politie (inclusief het docentenkorps) niet direct geformuleerd als probleem. Het heeft geen zin om alleen maar te hameren op etniciteit, zeggen docenten. De politie heeft het liever over ‘diversiteit’ en die is veel breder dan etnische afkomst; alle levenservaring en kennis die je meebrengt kan de verbinding van het korps met de burgers verbeteren. ‘Iemand kan ook veel ervaring hebben met culturen in zijn wijk zonder tot die cultuur te behoren’, zegt Ingrid Duiker, docent in Den Haag.
Het punt is echter dat in steeds meer grootstedelijke wijken bewoners met een niet-westerse achtergrond de meerderheid vormen, en dat de politie daar vaak wordt gezien als een wit, racistisch bolwerk – of dat nu klopt of niet. Daar gaat het dus niet goed met de zo belangrijke ‘verbinding’ tussen politie en burgers.
‘Het zit je wel dwars, hè, dat etnisch profileren?’ zegt Osman Öztürk, docent in Drachten, met een grijns. We voeren een gesprek over de goed gedocumenteerde klachten van gekleurde Nederlanders dat ze veel vaker door de politie worden gecontroleerd dan witte Nederlanders. ‘Het is echt niet zo simpel dat je dat oplost met meer agenten met een niet-westerse achtergrond. Wie zegt dat die niet etnisch profileren? Dit gaat over percepties.’
Je zou Öztürk (40) een ‘perceptiespecialist’ tegen wil en dank kunnen noemen. Hij vertelt het verhaal van zijn opa, hoe die uit Turkije naar Nederland kwam en pas na jaren een verblijfsvergunning kreeg. ‘Toen hij en een kennis, die ook nog geen verblijfsvergunning had, op een dag achterna werden gezeten door de politie werden ze verborgen door een Nederlandse vrouw, in een dijkhuisje nabij Kampen. Hij wees het me een keer aan.’ Nu werkt zijn kleinzoon – een geboren en getogen Kampenaar – zelf bij de politie. ‘Mooi hè?’
Politieagent worden was nog niet zo makkelijk, vertelt hij. ‘Ik had een poster gezien van een agent op een motor. Kwijlen. Dat wilde ik ook. Maar ik had geen idee hoe ik toegang kon krijgen tot die witte wereld. Mijn vader las geen krant en daar stonden de aanmeldbonnen voor de politieopleiding in.’ Hij was voorbestemd, dacht hij, voor een fabrieksbaan, net als de mensen om hem heen. Op een dag trok hij, aangemoedigd door een lerares die zag dat hij niet gelukkig was op de opleiding elektrotechniek, de stoute schoenen aan. ‘Ik stapte het politiebureau binnen en vertelde dat ik bij de politie wilde. De agent achter de balie lachte me uit. Dat bevestigde mijn perceptie: zie je wel dat het niet kan. Ik was boos op mijn lerares. En toch wist ik: dit is wat ik wil gaan doen en ik ga net zo lang door totdat het is gelukt.’
Het doorbreken van zijn negatieve perceptie over de witte wereld heeft hem, zegt hij, ‘gevormd tot wie ik nu ben’. Vier jaar geleden zette hij met enkele collega’s een nieuw vak op: ‘maatschappelijke oriëntatie’. Doel is de studenten in een wereld te laten stappen met waarden en normen die zij niet delen. Wie asielzoekers gelukzoekers vindt, gaat stage lopen bij een azc, waar ook kinderen zitten die moederziel alleen zijn gevlucht. Hij vertelt over een studente die denkt dat ze met een goed gesprek prostituees de ogen kan openen. Zij mag meelopen met expertise- en behandelcentrum Fier, dat onder meer hulp biedt aan prostituees in Friesland. ‘Daar gaat ze ontdekken dat er dames zijn die uit vrije wil dat werk doen. Dat zal ze schokkend vinden. En dan zorg ik dat ze die ervaring op een goede manier kan gebruiken als agent.’

Commotie bij het Haagse koffieapparaat. ‘Dit is fuckedup, man’, zegt een student boos tegen zijn collega’s. Ze hebben net een appje gekregen van hun docent Nederlands. Die is ziek en er is geen vervanger. De lessen vallen uit. En dat terwijl er een belangrijk examen aankomt: proces-verbaal schrijven. ‘Je mag maar zeven fouten maken op één A4’tje. Hoe gaan we dat nou doen dan?’ De groep zit er echt even doorheen.
Docent gedrag en communicatie Ingrid Duiker beaamt het verhaal van de studenten. Omdat er zoveel mensen moeten worden opgeleid, kunnen sommige docenten de werkdruk niet meer aan. ‘Dit speelt ook bij mijn vak’, zegt ze. ‘En we moeten ze nog zoveel leren.’ Ze houdt zich zichtbaar in. ‘Gaat de politieke druk om maximaal agenten af te leveren ten koste van mijn studenten? Gaan zij straks sterk genoeg zijn om tegen hun teamchef te zeggen: je moet een ander inzetten, ik kan een vijfde dode niet meer aan? Als docenten voelen we ons verantwoordelijk voor hun fysieke en mentale gezondheid.’
Zoals de meeste van haar collega’s doceert Duiker in uniform. Al 23 jaar werkt ze bij de politie, eerst als agent, later als rechercheur. Sinds 2016 is ze docent, waarvoor ze naast haar politiewerk opleidingen volgde. Zowel in Den Haag als in Drachten besteden gedrag- en communicatie-docenten veel aandacht aan het ontwikkelen van mentale veerkracht bij hun studenten. ‘Vooral jonge agenten pakken het liefst alles aan. Je wil niet dat de oudere collega’s je een watje vinden. Ze moeten echt leren om zichzelf in acht te nemen.’
Ze schetst een willekeurige werkdag van een agent in de noodhulpdienst. Zo’n dag kan om zeven uur ‘s ochtends beginnen met een dodelijke aanrijding, waarbij je ook nog slecht nieuws moet brengen aan nabestaanden, gevolgd door een winkeldiefstal en een burenruzie. ‘Als je dat week in week uit doet, gaat het kaarsje uit. Bij iedereen. “Waar gáát dit over?” denk je dan bij die burenruzie. “Ik heb net iemands hersens bij elkaar geveegd en jullie staan hier nu te zeiken over het plaatsen van een schutting?” Toch moet je heel professioneel die gesprekken aanhoren en proberen te bemiddelen. Ook dat hoort bij je taak.’
Wie veertig jaar geleden van de opleiding kwam, kreeg op het bureau slagroomtaart als hij zijn eerste dode had gezien. Tegenwoordig heeft de politie veel meer aandacht voor de zware psychische belasting die het vak met zich meebrengt. Sinds 2013 wordt posttraumatische stressstoornis (ptss) erkend als beroepsziekte bij de politie. Ptss leidt tot geestelijke en lichamelijke problemen waardoor iemand niet meer kan functioneren, privé noch op het werk. De stoornis treedt op als trauma’s niet worden behandeld. ‘Ik had beter willen leren met mezelf om te gaan. Dan was het niet zover gekomen’, vertelden collega’s met ptss aan Duiker toen zij hen raadpleegde voor een update van haar lessen. ‘Dát wil ik mijn studenten leren’, zegt ze. ‘Zelfkennis. Fysiek en mentaal overeind blijven door je grenzen aan te geven.’
Ze vertelt dat ze elk blok wel twee of drie studenten heeft die thuis geweld hebben meegemaakt. Als agent zullen ze echter moeten afgaan op meldingen van huiselijk geweld. Dat kan traumatisch zijn. Ze probeert hen te leren dat ze zich niet moeten forceren. Dat ze een stap terug mogen doen. ‘Anders word je langdurig ziek en daar heeft niemand iets aan.’
Den Haag, acht uur ’s ochtends. De eerste les van een lange opleidingsdag. Op het programma staat de cursus huiselijk geweld. Een simulatie in een als woonkamer ingericht leslokaal, met hulp van Jenni en Daisy, gespecialiseerde acteurs die worden ingezet bij talloze trainingen op de Politieacademie.
Daisy heeft de kans gegrepen om de politie te bellen nu haar echtgenote Jenni is vertrokken naar haar werk en hun vierjarige zoontje op school is. ‘Ze is agressief’, zegt ze tegen de twee agenten aan de deur. Ik ben bang voor ons kind. Ik wil eigenlijk scheiden, maar ik durf niet.’ De agenten vragen of ze binnen mogen komen. Een van hen gaat met Daisy op de bank in de woonkamer zitten, de ander neemt plaats in een fauteuil. Dan komt opeens Jenni binnen. ‘Wat is hier aan de hand? Je hebt toch niet de politie gebeld?’ Haar ogen schieten vuur, de agenten springen overeind.
De klas van vierentwintig studenten is opgedeeld in vier groepen. Als één groep met de acteurs aan het werk is, bevinden de andere groepen zich buiten het lokaal zodat ook voor hen de casus nieuw is als ze aan de beurt zijn. Per groep spelen twee studenten de rol van agenten. De vier anderen analyseren de casus als die is afgerond. Wat ging goed, wat niet?
Daisy is zichtbaar geïntimideerd door haar steeds bozer wordende echtgenote en begint te jammeren. Jenni schreeuwt steeds harder. De ‘agenten’ van drie achtereenvolgende groepen hebben moeite om de regie te houden. Een student wordt zelfs kwaad tijdens de simulatie. ‘Je moet écht verbinding houden. Er is geen bewijs voor fysieke mishandeling, maar bedreiging, vernedering en intimidatie vallen ook onder huiselijk geweld’, legt Duiker geduldig uit. ‘En er is een kind in het spel, dus je zult moeten uitvinden of het veilig is in dit huishouden.’
Dan komt de laatste groep binnen. Een veelbetekenende blik van Duiker. Als Jenni woedend binnenstormt loopt een van de agenten rustig maar vastberaden naar haar toe en neemt haar apart. Telkens als ze begint te schreeuwen legt hij haar uit dat ze beter op normale toon kan spreken. Hij blijft pal voor Jenni staan zodat het haar niet lukt om nog beledigende frasen naar het hoofd van haar echtgenote te slingeren. ‘Stop maar’, zegt docent Duiker. De meekijkende studenten klappen en steken duimen omhoog. ‘Heel knap van je, Ray. Lijkt me echt een overwinning!’
‘Zo voelt het wel een beetje’, zegt Ray van der Heijden (39) beduusd. Hij komt zelf uit een gezin waar het niet lekker liep tussen zijn ouders. Met deuren smijten, schreeuwen, zijn vader die zijn moeder bedreigde; op zijn zeventiende met zijn vader knokken om haar te beschermen. ‘Ik wil daar niet voor weglopen, dus heb ik het aan onze klas verteld.’ Hij herkende de nagespeelde situatie. ‘Meteen de agressor op afstand plaatsen. Dat probeerde ik thuis ook, maar hier heb ik wat meer gezag’, zegt hij, wijzend op zijn uniform.
‘Zie je, zo mooi en persoonlijk kan het politievak dus zijn’, zegt Ingrid Duiker. Ze verlaat als laatste het lokaal. Een tevreden uitdrukking op haar gezicht.
Sommige studenten en docenten wilden niet of slechts met hun voornaam vermeld worden wegens vroegere of toekomstige functies die vereisen dat hun identiteit verborgen blijft